In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Assen op 2 augustus 2012, gaat het om een beroep van eiseres tegen besluiten van de Belastingdienst Toeslagen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Eiseres had in 2007 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor haar kinderen, maar de Belastingdienst herzag het voorschot in 2009 naar aanleiding van een controle, waarbij werd vastgesteld dat de werkelijke opvangkosten lager waren dan eerder opgegeven. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In een later besluit van 5 april 2012 verklaarde de Belastingdienst opnieuw het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 19 september 2011 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank schorste de behandeling en na een herziening van het besluit door de Belastingdienst, diende eiseres aanvullende gronden in. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had geconcludeerd dat er vanaf 20 oktober 2008 geen recht meer bestond op de kinderopvangtoeslag, omdat het gastouderbureau niet meer geregistreerd was. Echter, de rechtbank vond dat de Belastingdienst onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres de totale kosten voor de opvang had betaald.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde de Belastingdienst in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 874,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 augustus 2012, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.