ECLI:NL:RBASS:2012:1234

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
AWB-10_769
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zaak over kinderopvangtoeslag en de herziening van het voorschot

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Assen op 2 augustus 2012, gaat het om een beroep van eiseres tegen besluiten van de Belastingdienst Toeslagen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. Eiseres had in 2007 kinderopvangtoeslag aangevraagd voor haar kinderen, maar de Belastingdienst herzag het voorschot in 2009 naar aanleiding van een controle, waarbij werd vastgesteld dat de werkelijke opvangkosten lager waren dan eerder opgegeven. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In een later besluit van 5 april 2012 verklaarde de Belastingdienst opnieuw het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 19 september 2011 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank schorste de behandeling en na een herziening van het besluit door de Belastingdienst, diende eiseres aanvullende gronden in. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht had geconcludeerd dat er vanaf 20 oktober 2008 geen recht meer bestond op de kinderopvangtoeslag, omdat het gastouderbureau niet meer geregistreerd was. Echter, de rechtbank vond dat de Belastingdienst onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres de totale kosten voor de opvang had betaald.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde de Belastingdienst in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 874,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 augustus 2012, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector Bestuursrecht
Kenmerk: 10/769KINDER
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 2 augustus 2012
in het geding tussen
[naam eiseres],wonende te [woonplaats] , eiseres,
en
Belastingdienst Toeslagen,verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2010 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 20 juni 2009 (herziene voorschotbeschikking 2008) ongegrond verklaard.
Namens eiseres is bij brief van 16 november 2010 tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. De gemachtigde van eiseres heeft hiervan afschriften ontvangen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 19 september 2011, alwaar eiseres niet is verschenen. Wel is verschenen [gemachtigde eiseres] .
Voor verweerder is verschenen [gemachtigde verweerder] .
De behandeling ter zitting is geschorst. Bij besluit van 5 april 2012 heeft verweerder de beslissing op bezwaar van 5 november 2010 herzien. Het beroep wordt geacht mede te zijn gericht tegen dit nieuwe besluit.
Eiseres heeft aanvullende gronden ingediend, waarna beide partijen toestemming hebben verleend om een nadere behandeling ter zitting achterwege te laten.

Overwegingen

Op 8 januari 2007 heeft eiseres met ingang van 1 januari 2006 kinderopvangtoeslag aangevraagd ten behoeve van haar beide kinderen. Er wordt gebruik gemaakt van gastouderopvang, waarbij de bemiddeling plaatsvindt door het [gastouderbureau] te [plaats] . Voor het berekeningsjaar 2008 is het voorschot automatisch gecontinueerd, waarna bij besluit van 4 december 2007 een voorschot kinderopvangtoeslag is toegekend van € 20.621,- (maandelijks: € 1.688,44)
Op basis van een door eiseres ingediend wijzigingsformulier heeft verweerder bij besluit van 18 november 2008 het voorschot kinderopvangtoeslag vastgesteld op € 19.762,- (in de periode januari t/m november 2008 wordt € 1.686,94 uitgekeerd en in de maand december 2008 € 1.205,95.)
Op basis van de bij een controle ingediende gegevens heeft verweerder bij besluit van 20 juni 2009 het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 herzien en nader vastgesteld op
€ 9.741,-. (in de periode januari t/m oktober 2008 wordt € 800,14 uitgekeerd, in de maand november 2008 € 533,43 en in de maand december 2008 € 1.205,95) De reden hiervoor is dat uit de opgestuurde betalingsbewijzen is gebleken dat de daadwerkelijke opvangkosten lager zijn dan in de aanvraag was aangegeven. Voorts is gebleken dat per 20 oktober 2008 aan één van de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag niet is voldaan, daar de registratie van het gastouderbureau in het register van de [gemeente] per die datum is beëindigd en er dus geen recht meer kan bestaan op kinderopvangtoeslag voor opvang via dit gastouderbureau.
In het besluit op bezwaar van 5 november 2010 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, in die zin dat nu eiseres per 1 december 2008 ingeschreven staat bij [bureau] te [plaats 1] , er per die datum geen reden meer bestaat voor stopzetting of aanpassing van de kinderopvangtoeslag in verband met het niet geregistreerd staan van het gastouderbureau in het register kinderopvang. De kinderopvangtoeslag voor de maand december 2008 is inmiddels verrekend met de openstaande aanslag. Het beroep van eiseres tegen het besluit van 5 november 2010 zal gelet op het feit dat verweerder een herziene beslissing op bezwaar heeft genomen niet-ontvankelijk worden verklaard.
In de herziene beslissing op bezwaar van 5 april 2012 heeft verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard en geconcludeerd dat eiseres in het geheel geen recht heeft op een voorschot kinderopvangtoeslag over het jaar 2008. Vanaf 20 oktober 2008 tot en met 30 november 2008 bestond er volgens verweerder geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag, omdat niet is voldaan aan het vereiste dat de opvang plaats moet vinden door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Op 20 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente] immers de registratie van het [gastouderbureau] doorgehaald. Voorts is verweerder van mening dat eiseres met de overgelegde bewijsstukken niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk de totale kosten voor kinderopvang over het jaar 2008 heeft betaald, zodat er over 2008 in het geheel geen recht op een voorschot kinderopvang bestaat.
De rechtbank is – onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 9 november 2011, LJN: BU3771 – van oordeel dat verweerder terecht de conclusie heeft getrokken dat vanaf 20 oktober 2008 tot en met 30 november 2008 niet is voldaan aan de in artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) gestelde voorwaarde dat de gastouderopvang plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Op grond van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) was verweerder dan ook bevoegd het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 te herzien.
De rechtbank overweegt voorts naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden van eiseres het volgende. De rechtbank kan verweerder weliswaar volgen in het standpunt dat het niet aannemelijk is dat eiseres in augustus en september 2008 voor het eerst betalingen heeft verricht aan de gastouder voor de genoten gastouderopvang in dat jaar met het geld dat zij ruim een jaar daarvoor heeft opgenomen van haar rekening. Daarmee is inderdaad niet aangetoond dat eiseres daadwerkelijk de totale kosten voor kinderopvang over het jaar 2008 heeft betaald. Dat om die reden over het jaar 2008 in het geheel geen recht op een voorschot kinderopvangtoeslag bestaat, acht de rechtbank echter onvoldoende gemotiveerd. Eiseres heeft immers bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat er in het jaar 2008 bedragen tot een totaalbedrag van € 18.762,70 aan de gastouder zijn overgemaakt.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres.
De rechtbank stelt de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 874,- aan kosten voor rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 5 november 2010 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 5 april 2012 gegrond en vernietigt dit besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, ten bedrage van
  • € 874,-;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 41,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.L. Mulder, rechter, bijgestaan door H.J. Boerma, griffier.
H.J. Boermamr.L. Mulder
Mr. Boerma was buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
In het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2012
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Het hoger beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.
Afschrift verzonden op: