ECLI:NL:RBASS:2012:BV2232

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830271-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met geweld in dierenwinkel leidt tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 24 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. De verdachte heeft op 21 september 2011 in een dierenwinkel in [plaats delict] een overval gepleegd waarbij hij het slachtoffer, [slachtoffer], heeft bedreigd met geweld. De rechtbank overweegt dat de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke geweldsdelicten, tijdens de overval het slachtoffer bij de schouder heeft vastgepakt en dreigende woorden heeft geuit, waardoor het slachtoffer vreesde voor haar veiligheid. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn aanwezigheid op de plaats delict en heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor afpersing, onder andere op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden op, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750 aan het slachtoffer toegewezen, die door de verdachte moet worden betaald. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [aangever] niet ontvankelijk verklaard, omdat de schade al door de verzekering is vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830271-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 24 januari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en land] op [geboortedatum] 1977,
wonende [woonadres],
thans gedetineerd in [detentielocatie en adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 10 januari 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 21 september 2011 te [plaats delict] met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] of aan
een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte
- die [slachtoffer] bij een schouder heeft vastgepakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Bek houden, anders kom ik terug",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een hand in zijn jas/kleding heeft gestoken, waarmee bij die [slachtoffer] de
indruk heeft doen ontstaan dat hij een wapen had en/of
- die [slachtoffer] naar de toonbank in de winkel waarin beiden zich bevonden,
heeft geleid en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Kassa openmaken", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar bek moest houden,
niets mocht zeggen omdat hij anders terug zou komen, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 21 september 2011 te [plaats delict] met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer] bij een schouder heeft vastgepakt en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Bek houden, anders kom ik terug",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een hand in zijn jas/kleding heeft gestoken, waarmee bij die [slachtoffer] de
indruk heeft doen ontstaan dat hij een wapen had en/of
- die [slachtoffer] naar de toonbank in de winkel waarin beiden zich bevonden,
heeft geleid en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Kassa openmaken", althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (meermalen) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar bek moest houden,
niets mocht zeggen omdat hij anders terug zou komen, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.G. van der Burg acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] dient te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [aangever] dient niet ontvankelijk te worden verklaard.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen , die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
De feiten
Op 21 september 2011 omstreeks 17:40 uur vindt in de dierenwinkel [naam en adres van de winkel van aangever] een overval plaats. Het slachtoffer [naam slachtoffer] is op dat moment als enige aanwezig in de winkel. De overvaller heeft [slachtoffer] bij haar schouder gepakt en tegen haar gezegd: “bek houden, anders kom ik terug”. Hij hield daarbij één hand in zijn zak waardoor [slachtoffer] de indruk kreeg dat hij een wapen had. De overvaller hield zijn hand op de schouder van [slachtoffer] en leidde haar naar de kassa. Hij zei dat zij de kassa moest openmaken en dreigde meermalen dat zij haar bek moest houden, niets mocht zeggen, omdat hij anders terug zou komen. [slachtoffer] heeft de kassa geopend omdat zij bang was dat de man haar iets aan zou doen. De man pakte daarop geld uit de kassa en hij heeft de winkel vervolgens verlaten. Het slachtoffer heeft het volgende signalement van de overvaller gegeven: het betrof een man van 1.82 – 1.85 meter lengte, met een lang mager postuur, een donkerbruine huid, korte zwarte krulletjes, hij droeg een wijde spijkerbroek, een lichtblauw sportjack, lichte gympen, een bril met smal montuur en hij keek scheel.
Voorts staat vast dat verdachte op 21 september 2011 als verdachte in een andere zaak is verhoord op het politiebureau [adres politiebureau] en dat hij die dag om 14:01 uur is heengezonden. Verbalisant [V1] die verdachte het verhoor heeft afgenomen heeft gezien dat verdachte een bril droeg en dat hij scheel keek. Verdachte droeg die dag een lichte spijkerbroek, lichte sportschoenen en een blauw trainingsjack.
Het verweer van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft allereerst aangegeven dat verdachte alle bij de politie afgelegde verklaringen intrekt.
Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring, die de verdachte op 28 september 2011 te 13:50 uur (eerste verhoor) tegenover de verbalisanten [V2] en [V3] heeft afgelegd, en al hetgeen als gevolg daarvan is verkregen, van het bewijs uitgesloten dient te worden. In dit verband wordt aangevoerd dat de verdachte, voordat hij in die hoedanigheid werd gehoord, niet in de gelegenheid is gesteld overleg te plegen met een raadsman. Dit klemt volgens de raadsman te meer omdat verdachte, voordat hij als zodanig werd gehoord, uitdrukkelijk om een advocaat had gevraagd.
Met betrekking tot de feiten heeft de raadsman vrijspraak van verdachte voor het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Hij stelt dat niet kan worden bewezen dat verdachte de dader was van de overval op de winkel. Verdachte ontkent dat hij in de winkel is geweest. Naar de mening van de raadsman is op grond van uiterst summiere gegevens overgegaan tot het tonen van foto’s van verdachte aan het slachtoffer. Ander bewijs dan de ondeugdelijke herkenning van camerabeelden en foto’s is er niet. Er zijn meer scheelkijkende, donkere, [buitenlandse] mannen in Nederland. Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde voert de raadsman voorts aan dat er geen sprake was van diefstal met geweld. Het zogenaamd uitgeoefende geweld of de bedreiging met geweld bestond alleen in de gedachten van het slachtoffer.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij verwijst daartoe naar de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van de getuigen [G1 tevens aangever] en [G2], de beelden van de beveiligingscamera van [naam winkel], de enkelvoudige fotoconfrontatie waarbij [slachtoffer] verdachte herkent, de meervoudige fotoconfrontatie waarbij getuige [G1] verdachte herkent, de herkenning ter zitting van verdachte door [slachtoffer] en [G1], en hetgeen de verbalisanten hebben gerelateerd met betrekking tot onder meer het signalement van verdachte.
Met betrekking tot het Salduzverweer merkt de officier van justitie op dat geen sprake is van een vormverzuim en dat uitsluiting van die verhoren voor het bewijs hoe dan ook geen consequenties heeft omdat verdachte niet belastend heeft verklaard in dat specifieke verhoor.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het Salduz verweer als volgt
Aangezien de verdachte ontkent en de rechtbank voor het bewijs geen gebruik maakt van de verklaring die verdachte op 28 september 2011 te 13:50 uur (eerste verhoor) tegenover de verbalisanten [V2] en [V3] heeft afgelegd, behoeft dit verweer geen bespreking.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit kan worden bewezen. De rechtbank baseert haar beslissing op de feiten en omstandigheden die hiervoor in samenvattende vorm zijn weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen, alsmede op het volgende.
Verdachte heeft op 21 september 2011 vast gezeten op het politiebureau te [adres politiebureau] voor een ander feit waarvan hij verdacht werd. Hij is die dag om 14.01 uur heengezonden. Bij het verlaten van het politiebureau droeg hij een blauw jack, een lichte spijkerbroek en lichte sportschoenen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 januari 2012 verklaard dat hij op 21 september 2012 in [plaats delict] is geweest. Over de reden van zijn aanwezigheid in [plaats delict] wil verdachte niet verklaren.
Aangeefster [slachtoffer] heeft een signalement van de dader van de overval gegeven en heeft het ondermeer over een dader met een lichtblauw jack, een spijkerbroek en lichte gympen.
Getuige [G1 tevens aangever} (bedrijfsleidster van [de winkel]) liep op 21 september 2011 omstreeks 17:40 uur over [straatnaam] en zag een man uit haar winkel komen die zich verdacht gedroeg. De man liep haar tegemoet met versnelde pas, stopte iets in zijn zak en ging toen rennend een steegje in, richting de [straatnaam]. [G1] heeft een signalement van de man gegeven en noemt ondermeer dat hij een lichtblauw sportief jasje, een spijkerbroek en lichte sportschoenen droeg. [slachtoffer] en [G1] herkenden deze man later op beelden die kort voor de overval zijn gemaakt door de beveiligingscamera van [naam en adres nabijgelegen winkel] van (een deel van) de [straatnaam]. Op die beelden is te zien dat op 21 september 2011 te 17:40:06 uur een manspersoon voor de [naam nabijgelegen winkel] langs liep in de richting van de winkel [van aangever]. Het tijdstip van de overval en de camerabeelden komen nagenoeg overeen. Ter terechtzitting van 10 januari 2012 heeft [slachtoffer] onder ede verklaard dat zij verdachte herkent als de man die de overval heeft gepleegd en haar heeft bedreigd en afgeperst. [G1] heeft ter terechtzitting van 10 januari 2012 onder ede verklaard dat zij verdachte herkent als de man die zij uit haar winkel zag komen en weg zag rennen. [slachtoffer] en [G1] hebben voorts verklaard dat dit dezelfde man is die zij op de camerabeelden van [de nabijgelegen winkel] zagen. Zowel [slachtoffer] als [G1] hebben verklaard dat zij verdachte niet enkel herkennen aan zijn huidskleur en bril maar ook aan overige uiterlijke kenmerken zoals zijn postuur en houding.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte was die het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2011 te [plaats delict] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan [aangever], welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- die [slachtoffer] bij een schouder heeft vastgepakt en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Bek houden, anders kom ik terug", en
- een hand in zijn jas/kleding heeft gestoken, waarmee hij bij die [slachtoffer] de indruk heeft doen ontstaan dat hij een wapen had en
- die [slachtoffer] naar de toonbank in de winkel waarin beiden zich bevonden, heeft geleid en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Kassa openmaken” en
- meermalen tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar bek moest houden, niets mocht zeggen omdat hij anders terug zou komen.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het primair bewezen geachte levert op:
afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 6 december 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van het Leger des Heils d.d. 25 november 2011.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en heeft daarbij het gebruik van geweld en bedreiging met geweld niet geschuwd. Overvallen op winkels zijn voor de direct betrokkenen, personeel en eigenaren van de winkels, zeer beangstigend en brengen maatschappelijke onrust teweeg.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn aanwezigheid in [plaats delict] en zich overigens beroepen op zijn zwijgrecht. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte vaker voor (soortgelijke) geweldsdelicten is veroordeeld tot forse vrijheidsstraffen. Het bewezenverklaarde feit werd gepleegd toen hij net was heengezonden uit het politiebureau waar hij werd verhoord wegens een verdenking van een ander strafbaar feit. Voornoemde omstandigheden wegen in het nadeel van verdachte.
De reclassering heeft zich onthouden van strafadvies. Van strafverminderende persoonlijke omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank hanteert landelijke oriëntatiepunten op grond waarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden het uitgangspunt dient te zijn voor een afpersing of diefstal met bedreiging met geweld. Er is sprake van strafverzwarende omstandigheden, zoals hiervoor weergegeven. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte ervan wordt doordrongen dat hij zich niet opnieuw schuldig dient te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met alle hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is.
Benadeelde partij [slachtoffer]
[slachtoffer] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade ter hoogte van 750 euro. De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag is voldoende aannemelijk gemaakt en door de verdediging niet betwist. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het primair bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens [het slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [het slachtoffer].
Benadeelde partij [aangever]
[aangever] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade ter hoogte van 415 euro. Uit de stukken die ter onderbouwing aan de rechtbank zijn overgelegd blijkt dat dit bedrag door de verzekering is vergoed. Dit is door de benadeelde ter terechtzitting bevestigd. Nu de schade reeds is vergoed zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f, 63, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van de som van € 750,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [het slachtoffer], een bedrag van € 750,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mrs. J.G. de Bock en O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 januari 2012.