RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830204-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 februari 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 01 november 2011 en 7 februari 2012.
De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. W.A. Velema, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht in een woning aan/nabij [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een (zelfgemaakt(e)) bom/explosief, althans een mengsel van (ontplofbare) stoffen, tot ontploffing gebracht, in elk geval op enigerlei wijze in die woning een ontploffing teweeggebracht, terwijl daarvan - gemeen gevaar voor een of meer belendende woning(en) en/of de inboedel daarvan en/of voor een of meer in de (directe) omegeving van die woning(en) (aan/nabij [adres]) staande auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gebouw, te weten een appartementencomplex/een blok woningen aan/nabij [adres], (door middel van een explosief) opzettelijk heeft vernield of beschadigd, terwijl daarvan - gemeen gevaar voor een of meer woning(en) in dat gebouw en/of de inboedel daarvan en/of voor een of meer in de (directe) omgeving van dat gebouw staande auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in dat gebouw/die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was; althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te en in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, in een woning aan/nabij [adres] vuur in aanraking heeft gebracht en/of laten komen met een (door verdachte en/of die mededader(s) samengesteld) mengsel van (ontplofbare) stoffen, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld en/of aan de schuld van zijn mededader(s) te wijten is geweest dat in die woning een ontploffing werd teweeggebracht, terwijl daardoor - gemeen gevaar voor een of meer belendende woning(en) en/of de inboedel daarvan en/of voor een of meer in de (directe) omegeving van die woning(en) (aan/nabij [adres]) staande auto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of - levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond;
2.
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (zelfgemaakt(e)) bom/explosief, zijnde een wapen van categorie II onder 7, namelijk een voorwerp bestemd voor het treffen van personen en/of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 31 juli 2011 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een (tweetal) pisto(o)l(en), en/of munitie van de categorie(ën) II en/of III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie G. Wilbrink acht hetgeen onder 1. primair, 2. en 3. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en één maand voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het onder 1. primair tenlastegelegde
De verdachte dient van het onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting van 1 november 2011 in de tegen hem aanhangig gemaakte strafzaak onder meer verklaard dat hij voor het C’est la vie festival vuurwerk wilde afsteken. Hij is begonnen met het maken van een grote rookbom. Hij had een mengsel van KNO 3 en water en suiker in een pannenkoekpan op een laag vuur gezet. Er ontstond een chemische reactie. Hij was bezig met iets dat kon exploderen. Hij had kruit onder in het biervat gedaan en rocketcandy erbovenop. Daarbovenop deed hij aluminiumpoeder. De substantie zou gaan branden en roken als het werd aangestoken.
Op een gegeven moment kwam [verdachte], hierna te noemen: verdachte. [medeverdachte]heeft in het bijzijn van verdachte een klein stukje aangestoken om het te testen. Verdachte vroeg of hij ook een stukje mocht aansteken. [medeverdachte] gaf hem een stuk. Verdachte deed het stuk in een asbak en stak het hele stuk aan zonder er een stukje af te halen. Het biervat stond zo’n 30 cm. van de asbak af. Dat was een potentiële bom. Daarom had [medeverdachte] ook een klein stukje aangestoken. Hij had verwacht dat verdachte ook een klein stukje zou aansteken. Het stuk dat [medeverdachte] had aangestoken was niet geschikt om een ontploffing teweeg te brengen. Verdachte stak het stuk aan en toen was het boem. Als verdachte een klein stukje had aangestoken was het niet gebeurd.
Ter terechtzitting van 1 november 2011 verklaarde verdachte, zakelijk weergegeven: ik vroeg of ik ook een stukje mocht aansteken. Toen ik binnenkwam was [medeverdachte] bezig met het koken van het spul. Ik wilde ook wat aansteken. Ik stak een groter stuk aan dan [medeverdachte]. Toen ging het mis. Er was een enorme rookontwikkeling, een flits en toen een grote explosie. Het vat stond vlak naast de asbak waarin ik het stuk aanstak.
Verdachte wist niet waaruit het door [medeverdachte] samengestelde mengsel bestond. Hij kwam bij [medeverdachte] in de woning op het moment dat [medeverdachte] het mengsel al had samengesteld en het op een laag vuur had gezet. Niet is vast komen te staan dat verdachte wist dat er zich in het biervat een explosief mengsel bevond dat het bij ontbranding tot een potentiële bom maakte. Hij zag dat [medeverdachte] een stukje rocketcandy aanstak om het te testen. Verdachte wilde ook een stukje aansteken en vroeg [medeverdachte] om een stukje. Verdachte stak het stuk dat [medeverdachte] hem gaf aan waarna een explosie volgde.
Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet tot het wettig bewijs komen dat verdachte, zoals primair is tenlastegelegd, opzet heeft gehad op het teweegbrengen van een ontploffing in de woning aan [adres] te Emmen.
Opzet in voorwaardelijke zin is evenmin te bewijzen. Verdachte wist immers niet dat [medeverdachte] een mengsel van explosieve stoffen had samengesteld.
Vrijspraak van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde
Op grond van het hiervoor overwogene kan de rechtbank evenmin tot het wettig bewijs komen dat verdachte in klassieke dan wel voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het vernielen of beschadigen van een appartementencomplex aan [adres] te Emmen.
Vrijspraak van het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde
Tenslotte dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank kan immers niet tot het wettig bewijs komen dat verdachte grovelijk althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam is geweest toen hij het hem door [medeverdachte] verstrekte stuk aanstak. Verdachte wist namelijk niet dat het mengsel dat op enkele decimeters afstand van hem stond, explosief was. [medeverdachte] had hem daarover niets verteld.
De ontploffing in de woning aan [adres] te Emmen is dan ook niet aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 158 Sr. te wijten.
Vrijspraak van het onder 2. tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op 31 juli 2011 een explosief voorhanden heeft gehad. Niet het stuk rocketcandy immers dat [medeverdachte] aan [verdachte] gaf en dat [verdachte] aanstak, was het explosief, maar het samengesteld mengsel van ontplofbare stoffen dat [medeverdachte] gemaakt had en dat deze in een biervat met een relatief kleine ronde opening had gegoten, was het eigenlijke explosief. Dat explosief heeft verdachte niet voorhanden gehad.
De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voorhanden hebben van een (zelfgemaakt) explosief.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 3. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij omstreeks 31 juli 2011 te en in de gemeente Emmen een wapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het onder 3. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 16 januari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een taakstraf van na te noemen aantal uren geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair, subsidiair, meer subsidiair en onder 2. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 3. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit twintig uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. F. Sieders en mr. E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 februari 2012.