RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830366-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[Verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1958,
wonende te Odoorn, thans verblijvende in P.I. Noord, de Grittenborgh te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 06 april 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. T. Martens, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op meerdere tijdstippen op of omstreeks 28 december 2011 te Odoorn,
gemeente Borger-Odoorn,
(telkens) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk
(meermalen) brand te stichten in een woning gelegen aan [naam],
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in die woning en/of die woning
zelf, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander te duchten was,
met dat opzet lampenolie en/of brandgel, althans een of meer brandbare stoffen
heeft gepakt en/of die olie en/of gel, althans die brandbare stof(fen) (in
voornoemde woning over een houten trap) heeft rond gesprenkeld/gegooid en/of
een aansteker heeft gepakt en/of (meermalen) aan het wieltje van die aansteker
heeft gedraaid en/of daarbij heeft geroepen/gevraagd "Zijn jullie allemaal
boven?",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij (meermalen) op of omstreeks 28 december 2011 te Odoorn, gemeente
Borger-Odoorn,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht en/of met brandstichting,
immers heeft verdachte (meermalen) opzettelijk dreigend in een woning gelegen
aan de [naam] terwijl eerdergenoemde persoon/personen in die woning
aanwezig was/waren, lampenolie en/of brandgel, althans brandbare stof(fen)
(op/over een houten trap) rondgesprengeld/gegooid en/of daarbij een aansteker
gehouden en/of (daarbij) dreigend de woorden gezegd "Zijn jullie allemaal
boven?", althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2011 tot en met 28 december 2011
te Odoorn, gemeente Borger-Odoorn,, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte, met dat opzet veelvuldig telefonisch kontakt
gezocht met die [slachtoffer 1] en/of is hij, verdachte die [slachtoffer 1] gevolgd en/of
heeft hij, verdachte die [slachtoffer 1] opgezocht bij haar zaak/verblijfplaats;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. P.H.S. van Rest acht hetgeen onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede een ambulante behandeling inhoudt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het onder 1 primair tenlastegelegde (poging tot brandstichting) te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de raadsman van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op brandstichting.
Bewijsmotivering
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
De raadsman heeft gepleit dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde bedreigingen dient te worden vrijgesproken nu er bij de slachtoffers geen vrees bestond, zij zich niet bedreigd voelden of zich onder druk gesteld voelden door een bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte feit 1 subsidiair heeft begaan. De gedragingen van verdachte - het sprenkelen/gooien van lampenolie en brandgel in een woning waar de slachtoffers zich in bevinden en daarbij zeggen: "zijn jullie allemaal boven?" - zijn van zodanige aard en zijn onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de slachtoffers de redelijke vrees kon ontstaan dat een misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting waarmee werd gedreigd, daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van dit feit acht geslagen op de navolgende bewijsmiddelen:
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart1 dat op 28 december 2011 verdachte op het adres [naam] te Odoorn is aangehouden, na een melding dat hij brandgel en ander brandbaar materiaal in de woning had verspreid.
Verbalisant [verbalisant 2] verklaart2 dat twee flacons (brandpasta en lampolie) in beslag zijn genomen die door verdachte zijn gebruikt.
Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart3 dat zij op 28 december 2011 in de woning was met haar zoon en schoonzoon. Verdachte schreeuwde of zij alle drie boven waren. Zij keek via de trap naar beneden en zag dat verdachte een jerrycan met lampenolie naar boven gooide. Zij zag dat alle olie over de hele trap, de overloop en een deel van de slaapkamer zat. Toen zij weer boven waren zag zij beneden dat verdachte een fles met brandgel over de trap gooide en in de hal beneden.
Getuige [slachtoffer 3] verklaart4 dat hij zag dat verdachte een jerrycan met lampenolie gooide. Hij hoorde eerder een geluid of er vloeistof op de grond werd gegooid. Getuige zag dat verdachte brandgel in de hal op de vloer had rondgestrooid. Getuige had de overtuiging dat zonder ingrijpen verdachte de woning in de brand had gestoken.
Getuige [slachtoffer 2] verklaart5 dat verdachte vroeg of zij allemaal boven waren. Getuige hoorde geluid van vloeistof dat uit fles werd gegooid uit de richting van de trap komen. De trap is van hout. Verdachte gooide een jerrycan met lampenolie. Zij zagen dat de trap er helemaal onderzat. Zij waren bang dat verdachte de lampenolie zou aansteken. Daarna kwam verdachte terug met brandgel en gooide die in de richting van de trap.
Verdachte verklaart6 dat zijn vrouw, zijn zoon en zijn schoonzoon bij hem in de woning kwamen. Hij heeft een jerrycan brandgel gepakt, heeft de dop er afgedaan en heeft deze vol naar boven gegooid. Hij wilde ze benauwd maken. Later heeft hij brandgel gepakt en die heeft hij op de trap gegooid.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder 2 bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Opgave bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 1]7;
- de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]8;
- de verklaring van getuige [slachtoffer 2]9;
- de verklaring van verbalisant [verbalisant 2]10;
- de verklaring van verbalisant [verbalisant 2]11;
- verklaring van getuige [getuige 1]12;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 28 december 2011 te Odoorn, gemeente Borger-Odoorn, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte meermalen opzettelijk dreigend in een woning gelegen aan [naam] terwijl eerdergenoemde personen in die woning aanwezig waren, lampenolie en brandgel, op/over een houten trap rondgesprengeld/gegooid en daarbij dreigend de woorden gezegd "Zijn jullie allemaal boven?";
hij in de periode van 4 december 2011 tot en met 28 december 2011 te Odoorn, gemeente Borger-Odoorn, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet veelvuldig telefonisch kontakt gezocht met die [slachtoffer 1] en heeft hij, verdachte die [slachtoffer 1] opgezocht bij haar zaak/verblijfplaats.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en brandstichting, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: belaging,
strafbaar gesteld bij artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft op 28 december 2011 in een woning zijn vrouw, zoon en schoonzoon bedreigd met onder andere brandstichting, door lampenolie en brandgel in die woning uit te sprenkelen. Daarnaast heeft hij zijn vrouw belaagd door veelvuldig telefonisch contact met haar op te nemen en door haar op te zoeken.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan. Deze gebeurtenissen hebben een grote impact (gehad) op de slachtoffers, zoals blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met eerder vermelde eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van verdachte, het verdachte betreffende reclasseringsrapport en de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank is op basis van eerder vermeld reclasseringsrapport en de door verdachte ter zitting aangegeven motivatie om aan zijn (alcohol-)problemen te werken van oordeel dat aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht dient te worden verbonden, ter ondersteuning van verdachte en ter voorkoming van recidive. Het reclasseringstoezicht houdt mede een meldingsgebod en een ambulante behandeling van verdachte in in verband met zijn alcoholprobleem.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond van niet naleving binnen de proeftijd van na te melden algemene of bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden, dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt daarnaast als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd dient te melden bij de reclassering van de Verslavingszorg Noord Nederland, zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht en dat verdachte zich onder ambulante behandeling door de Verslavingszorg Noord Nederland zal stellen voor zijn alcoholproblematiek.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 28 mei 2012.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T. van Voorst, voorzitter, en mr. O.J. Bosker en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 20 april 2012.
1 op pagina 58/59 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL0300 2012002829 (PV1)
2 op pagina 13 van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL0300 2011092184 (PV2)
3 op pagina 39/40 van PV1
4 op pagina 52/53 van PV1
5 op pagina 55ev van PV1
6 op pagina 18ev van PV1
7 op pagina 39/39 van PV1
8 op pagina 4748 van PV1
9 op pagina 56 van PV1
10 op pagina 61ev van PV1
11 op pagina 24ev van PV2
12 op pagina 74ev van PV2
??
Parketnummer: 19.830366-11
Uitspraak d.d.: 20 april 2012 7