ECLI:NL:RBASS:2012:BW6060

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605649-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot het dulden van ontuchtige handelingen bij minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dwingen van twee slachtoffers tot het dulden van ontuchtige handelingen. Het eerste slachtoffer was slechts zeven jaar oud en het tweede slachtoffer was psychisch kwetsbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als volwassen man, misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op beide slachtoffers. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de handelingen van de verdachte in strijd zijn met de sociaal-ethische normen die gelden voor de omgang met minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren, onder bijzondere voorwaarden. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychische toestand van de slachtoffers. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor zedenmisdrijven en de rechtbank heeft de rapporten van de psychiater en reclassering in haar oordeel betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 246 van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605649-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 16 mei 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [datum] 1966,
wonende [adres]
verblijvende te [plaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 04 mei 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2011 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [datum] 2003) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer] op de wang(en) en/of de mond heeft gezoend/gekust en/of die [slachtoffer] over de buik, althans het (onder)lichaam, heeft gewreven
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte als volwassen man die ontuchtige handeling(en) onverwachts bij die [slachtoffer] heeft verricht en/of (aldus) misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer]);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2011 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, met [slachtoffer], geboren op [datum] 2003, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat verdachte ontuchtig die [slachtoffer] op de wang(en) en/of de mond heeft gezoend/gekust en/of die [slachtoffer] over de buik, althans het (onder)lichaam, heeft gewreven;
2.
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te Assen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft getongzoend in haar oor en/of
- die [slachtoffer] heeft gezoend in haar hals en/of haar gezicht en/of op haar mond en/of
- de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- terwijl verdachte bij die [slachtoffer] op schoot zat, neukbewegingen heeft gemaakt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- bij die [slachtoffer] op schoot is gaan zitten en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd/getrokken en/of
- misbruik/gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer];
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te Assen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft getongzoend in haar oor en/of
- die [slachtoffer] heeft gezoend in haar hals en/of haar gezicht en/of op haar mond en/of
- de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- terwijl verdachte bij die [slachtoffer] op schoot zat, neukbewegingen heeft gemaakt;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. H.H. Louwes acht hetgeen onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 150 uren werkstraf subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest;
* 6 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden;
* toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten gaat de rechtbank van de volgende bewijsmiddelen uit.
Feit 1 primair
[opgave bewijsmiddelen]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 17 augustus 2011 naar een aantal jonge kinderen is gegaan die in de bosjes aan het spelen waren. Verdachte heeft een van de meisjes, het slachtoffer, opgetild zodat zij koprollen kon maken. Nadat zij dat een aantal malen had gedaan heeft verdachte haar opeens vastgepakt met zijn beide armen om het slachtoffer heen waarbij zijn handen zich ter hoogte van haar navel bevonden. Verdachte heeft haar in die situatie enige tijd vastgehouden, haar gekust op beide wangen en op haar mond en heeft hij het slachtoffer over haar buik gewreven.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze handelingen in strijd met de sociaal-ethische normen die in het algemeen gelden voor de bejegening van zeer jeugdigen waar men geen band of relatie mee heeft. Verdachte heeft het slachtoffer onverwachts vastgepakt en doordat verdachte fysiek sterker is kon zij zich daaraan niet onttrekken. Door het slachtoffer op voormelde wijze vast te houden heeft hij haar gedwongen bedoelde handelingen te ondergaan.
Verdachte heeft daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, een sociaal-ethische norm overschreden. In voormelde situatie hebben bedoelde handelingen een seksueel karakter en kunnen, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, worden gekwalificeerd als ontuchtig.
Feit 2 primair
[opgave bewijsmiddelen]
Uit voormelde bewijsmiddelen komt naar voren dat het slachtoffer overvallen werd door het handelen van verdachte. Zij raakte daardoor helemaal verstijfd. Door haar psychische gesteldheid kon zij geen verzet bieden tegen hetgeen verdachte haar aandeed.
De rechtbank verwerpt daarmee de stelling van de raadsvrouw dat het slachtoffer verdachte zou hebben uitgenodigd om bij haar op schoot te komen zitten. Die stelling staat haaks op de psychische gesteldheid van het slachtoffer. In dat licht bezien snijdt de stelling van verdachte dat er sprake zou zijn van vrijwilligheid geen hout.
Voor de stelling dat de aangifte mede is ingekleurd door het traumatisch verleden van het slachtoffer en dat verdachte zijn arm in het gips had waardoor hij niet in staat was bepaalde verweten handelingen te verrichten, geeft het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 augustus 2011 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, door een feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [datum] 2003) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hierin bestaande dat verdachte die [slachtoffer] op de wangen en de mond heeft gekust en die [slachtoffer] over de buik heeft gewreven
en bestaande dat die feitelijkheid hierin dat verdachte als volwassen man die ontuchtige handelingen onverwachts bij die [slachtoffer] heeft verricht en aldus misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer];
2.
hij op 06 juli 2011 te Assen, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer] heeft getongzoend in haar oor en
- die [slachtoffer] heeft gezoend in haar hals en haar gezicht en op haar mond en
- de borsten van die [slachtoffer] heeft betast en
- de vagina van die [slachtoffer] heeft betast en
- terwijl verdachte bij die [slachtoffer] op schoot zat, neukbewegingen heeft gemaakt en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer];
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 primair en 2 primair, telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte een tweetal slachtoffers heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
In het eerste geval was het slachtoffer slechts zeven jaren oud. De rechtbank verwijt verdachte dat hij als volwassen man misbruik van de situatie heeft gemaakt en zich niet heeft bekommerd over de mogelijke psychische gevolgen voor het slachtoffer.
Dat een dergelijk feit een hevige commotie in de leefomgeving van het slachtoffer teweeg heeft gebracht blijkt voldoende uit het dossier en is voorstelbaar en begrijpelijk.
In het tweede geval heeft verdachte een psychisch kwetsbare persoon eveneens gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De wijze waarop verdachte het slachtoffer overrompelde leidde er toe dat het slachtoffer zich niet kon verzetten tegen het handelen van verdachte. Het is voorstelbaar dat verdachtes handelen een heel nare ervaring voor het slachtoffer is geweest. Uit het dossier komt naar voren dat de psychische problemen van het slachtoffer zijn verergerd door het handelen van verdachte en de rechtbank rekent verdachte dat zwaar aan.
Door te handelen zoals de rechtbank dat bewezen heeft verklaard heeft verdachte in een tweetal gevallen een sociaal-ethische norm overschreden en heeft hij inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijk integriteit van de slachtoffers.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke werkstraf van 150 uren op zijn plaats is en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden onder andere dat verdachte de behandeling die hij volgt zal afmaken om de kans op herhaling voldoende af te wenden.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten omtrent een op te leggen straf omdat zij vrijspraak van het tenlastegelegde heeft bepleit.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 03 april 2012 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een zedenmisdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over de verdachte uitgebrachte rapporten van de psychiater en de reclassering.
De psychiater heeft een alcoholafhankelijkheid bij verdachte gediagnosticeerd en een posttraumatisch stress syndroom. Deze stoornissen zijn naar het oordeel van de psychiater niet van invloed geweest op hetgeen verdachte wordt verweten. De psychiater heeft overigens wel geadviseerd dat verdachte de behandeling in de FPA De Boog dient af te maken om het risico van herhaling af te wenden.
De reclassering heeft het advies van de psychiater nader uitgewerkt en daarbij bijzondere voorwaarden geformuleerd.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf geboden is en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals die hierna zijn opgenomen. De rechtbank sluit wat de werkstraf betreft aan bij de eis van de officier van justitie. De gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank matigen tot drie maanden nu daarmee voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van hetgeen de rechtbank bewezen heeft geacht.
Benadeelde partij [slachtoffer feit 1]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij voor een hierna te noemen deel voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde materiële schade is toewijsbaar.
Met betrekking tot de immateriële schade is een uitspraak uit de smartengeldgids aangehaald en is correspondentie met Accare overgelegd waaruit blijkt dat het slachtoffer een EMDR therapie volgt. Deze correspondentie dateert vanaf 22 maart 2012.
De rechtbank acht de aangehaalde uitspraak niet goed vergelijkbaar met hetgeen het slachtoffer is overkomen. De handelingen in bedoelde uitspraak zijn beduidend ernstiger.
In zoverre is de hoogte van de immateriële schade onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank constateert dat het feit in augustus 2011 heeft plaatsgevonden en dat de therapie eerst in april 2012 is gestart. Dit tijdsverloop draagt eveneens onvoldoende bij aan de onderbouwing van de hoogte van de immateriële schade.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van immateriële schade. Gelet op het vorenoverwogene stelt de rechtbank dat bedrag in redelijkheid vast op 100 euro. Het meerdere zal de rechtbank afwijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer feit 2]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd na te noemen bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuit-voergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, onder het stellen van na te melden voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich binnen 5 dagen volgend op het vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, Houtwal 16d te Zutphen. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
o zich zal laten behandelen bij GGNet of soortgelijke instelling. Voor de behandeling omtrent de zedenproblematiek dient verdachte zich zo nodig te laten behandelen bij Kairos of soortgelijke instelling;
o zich zal laten begeleiden door een begeleide woonvorm en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
o binnen het toezicht geen alcohol zal gebruiken en zal meewerken aan de controles daarop,
waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
- een taakstraf bestaande uit 150 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer feit 1] van de som van € 154,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2011, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer feit 1], een bedrag van € 154,76 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2011, bij gebreke van betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer feit 2] van de som van € 570,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 juli 2011, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer feit 2], een bedrag van € 570,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 06 juli 2011, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T. van Voorst, voorzitter, en mr. O.J. Bosker en mr. J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 mei 2012, zijnde mr. Bosker buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.605649-11
Uitspraak d.d.: 16 mei 2012 8
vonnis