ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605400-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling en belaging in de gemeente Emmen

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met zware mishandeling en belaging. De verdachte heeft op 4 mei 2011 in Emmen en Erica, gemeente Emmen, de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met zijn auto achtervolgd. Dit gebeurde terwijl de aangevers zich op een bromscooter bevonden. De verdachte heeft hen meerdere keren dicht genaderd, is naast hen gaan rijden en heeft stuurbewegingen in hun richting gemaakt. Dit gedrag heeft bij de aangevers een gerechtvaardigde vrees voor een aanrijding gecreëerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot moord en belaging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om de aangevers van het leven te beroven of hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partij [slachtoffer 2] werd niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het feit dat hij hulp heeft gezocht voor zijn problemen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605400-11
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 16 mei 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1989,
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 04 mei 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Emmen en/of te Erica, gemeente Emmen, althans in het arrondissement Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een auto op een of meer weg(en) aldaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], die zich respectievelijk als bestuurder en passagier op een (brom)scooter bevonden, met zijn auto heeft achtervolgd en/of daarbij (meermalen)
- op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden en/of
- voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan rijden en terwijl hij op korte afstand voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] reed, zijn auto (krachtig) heeft geremd en/of
- naast die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan rijden en (daarbij) zijn auto naar rechts heeft gestuurd, althans met zijn auto een zwenking naar rechts heeft gemaakt, teneinde die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van de weg te af te rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Emmen en/of te Erica, gemeente Emmen, althans in het arrondissement Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van een auto op een of meer weg(en) aldaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], die zich respectievelijk als bestuurder en passagier op een (brom)scooter bevonden, met zijn auto heeft achtervolgd en/of daarbij (meermalen)
- op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden en/of
- voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan rijden en terwijl hij op korte afstand voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] reed, zijn auto (krachtig) heeft geremd en/of
- naast die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan rijden en (daarbij) zijn auto naar rechts heeft gestuurd, althans met zijn auto een zwenking naar rechts heeft gemaakt, teneinde die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van de weg te af te rijden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Emmen en/of te Erica, gemeente Emmen, althansin het arrondissement Assen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto op een of meer weg(en) aldaar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], die zich respectievelijk als bestuurder en passagier op een (brom)scooter bevonden, met zijn auto achtervolgd en/of daarbij (meermalen)
- op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden en/of
- voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan rijden en terwijl hij op korte afstand voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] reed, zijn auto (krachtig) heeft geremd en/of
- naast die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gaan rijden en (daarbij) zijn auto naar rechts heeft gestuurd, althans met zijn auto een zwenking naar rechts heeft gemaakt, teneinde die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van de weg te af te rijden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2010 tot en met 5 mei 2011 te Emmen en/of te Erica, gemeente Emmen, althans in het arrondissement Assen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 2] meermalen gebeld op haar vaste- en/of mobiele telefoon en/of
- die [slachtoffer 2] vele sms-berichten heeft gestuurd en/of
- zich meermalen voor de woning van die [slachtoffer 2] en/of voor de woning van [slachtoffer 1] (vriend van [slachtoffer 2]) heeft opgehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. W. Huizing acht hetgeen onder 1 meer subsidiair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis;
* 3 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
* niet ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bespreking van de tenlastegelegde feiten
Feit 1.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat voor het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven wilde beroven dan wel hen zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen op de wijze zoals in de tenlastelegging is omschreven.
De rechtbank komt -anders dan de raadsvrouw heeft betoogd- tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde en gaat daarbij uit van de volgende bewijsmiddelen.
[opgave van de bewijsmiddelen]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft op 04 mei 2011 in de gemeente Emmen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die op een scooter reden, in zijn auto achtervolgd vanaf Erica tot in het centrum van Emmen.
Verdachte is op momenten naast aangevers gaan rijden en heeft daarbij stuurbewegingen in de richting van aangevers gemaakt. Ook is verdachte op aangevers ingereden op momenten dat aangevers kruisingen overstaken en op momenten dat verdachte achter hen reed en hen steeds heel dicht naderde. Ook is verdachte voor aangevers gaan rijden en heeft hij een aantal keren geremd.
De rechtbank acht gelet hierop daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangevers heeft bedreigd met zware mishandeling.
Feit 2.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier grond haar standpunt op de aangifte van [slachtoffer 2] en op de verklaringen van de getuigen zoals die in het dossier zijn opgenomen.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte een duidelijk andere beleving van het begrip relatie had dan [slachtoffer 2]. Door zich bij de woning van [slachtoffer 2] op te houden, haar veel te bellen en te sms’en, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging omdat [slachtoffer 2] die verstoring van haar leven niet wilde.
De in het voordeel van verdachte overgelegde verklaringen doen aan de strafbaarheid niet af.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft aangevoerd dat uit de overgelegde verklaringen en de verklaring van verdachte een ander beeld van aangeefster jegens verdachte naar voren komt dan aangeefster heeft verklaard in haar aangifte. Ook blijkt uit een gesprek tussen de ouders van verdachte en de politie dat aangeefster in de week voor 4 mei 2011 nog bij hen was geweest. De ouders hebben de indruk dat aangeefster geen keuze kan maken.
De verdediging is van mening dat aangeefster in strijd met de werkelijkheid heeft verklaard om reden dat de ouders van aangeefster er op tegen waren dat aangeefster een relatie had met verdachte. Aangeefster liet haar ouders -in tegenstelling tot de werkelijkheid- doen geloven dat die relatie was beëindigd. In dat licht bezien is het niet onbegrijpelijk dat de moeder en de vriendin van aangeefster ten nadele van verdachte hebben verklaard.
De verklaring van aangeefster moet dan ook als onbetrouwbaar worden aangemerkt hetgeen er toe leidt dat uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging kan worden verkregen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen, de sms-jes, de gemiste telefoonge-sprekken en de verklaring van verdachte kan wettig bewezen worden dat verdachte [slachtoffer 2] heeft belaagd in de periode die in de tenlastelegging is opgenomen. Daarbij is niet van belang of [slachtoffer 2] en verdachte al dan niet een relatie hadden.
De vraag is of de rechtbank uit die bewijsmiddelen ook de overtuiging heeft verkregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend.
Uit de door de verdediging overgelegde verklaringen komt een ander beeld naar voren van de contacten tussen aangeefster en verdachte dan uit de aangifte van [slachtoffer 2].
De tendens in die verklaringen is dat aangeefster en verdachte in de tenlastegelegde periode nog regelmatig samen activiteiten ondernamen. Verdachte heeft ter terechtzitting overeenkomstig verklaard.
De rechtbank acht van belang dat aan de zijde van verdachte geen getuigen door de politie zijn gehoord omtrent de contacten tussen hem en aangeefster.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte zich aan belaging heeft schuldig gemaakt.
Verdachte dient van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 mei 2011 in de gemeente Emmen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto op wegen aldaar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die zich op een bromscooter bevonden, met zijn auto achtervolgd en daarbij
- op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden en
- voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gaan rijden en terwijl hij op korte afstand voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reed, zijn auto (krachtig) heeft geremd en
- naast die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gaan rijden en daarbij zijn auto naar rechts heeft gestuurd teneinde die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de weg te af te rijden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen geachte levert op:
bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd op een wijze zoals de rechtbank dat in de bewezenverklaring heeft opgenomen.
Verdachte heeft vele malen getracht aangevers tot stoppen te dwingen. Hij heeft zijn auto daartoe een aantal malen stilgezet op een plek waar aangevers hem moeilijk konden passeren. Verdachte is achter aangevers aangereden, is naast hen gaan rijden en heeft daarbij stuurbewegingen gemaakt in de richting van aangevers. Ook is verdachte achter aangevers gaan rijden is hen een aantal malen dicht genaderd. Voorts heeft verdachte geprobeerd aangevers te laten stoppen door voor hen te gaan rijden en een aantal malen te remmen.
Door dit rijgedrag heeft verdachte een gevaarlijke situatie geschapen en ontstond er bij aangevers de vrees dat het mogelijk tot een aanrijding zou kunnen komen. Die vrees was naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd gelet op het rijgedrag van verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de door haar bewezen geachte feiten worden afgedaan met een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals hiervoor is aangegeven.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit en heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 03 april 2012 waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasserings-rapport d.d. 21 oktober 2011. Daaruit komt naar voren dat verdachte een stabiele indruk maakt en geen tekenen van ernstige stress vertoont. Verdachte heeft het aflopen jaar contact gezocht met het maatschappelijk werk en heeft daar een aantal gesprekken gevoerd om de problemen rond zijn relatie een plek te kunnen geven.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf geboden is van 50 uren.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank niet noodzakelijk nu verdachte adequate hulp heeft gezocht en niet gebleken is van nieuwe incidenten na het bewezen geachte feit. De kans op recidive wordt door de rechtbank als laag ingeschat.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen nu de vordering mede gebaseerd is op de periode vóór het bewezen geachte feit. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* een taakstraf bestaande uit 50 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T. van Voorst, voorzitter, en mr. O.J. Bosker en mr. J.G. de Bock, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 mei 2012, zijnde mr. Bosker buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.
Parketnummer: 19.605400-11
Uitspraak d.d.: 16 mei 2012 6
vonnis