ECLI:NL:RBASS:2012:BX0086

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830162-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering voorlopige tenuitvoerlegging ex art. 14fa Sr en de vraag naar onverwijld indienen

In deze zaak heeft de rechter-commissaris van de Rechtbank Assen op 29 juni 2012 een vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging behandeld, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft een door de politierechter opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 113 dagen, waarvan de officier van justitie verzocht om een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van 30 dagen. De rechter-commissaris overweegt dat de vordering 'onverwijld' is ingediend, aangezien de reclassering op 25 juni 2012 heeft gerapporteerd dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De vordering is op 29 juni ingediend, wat de rechter-commissaris als een korte tijdspanne beschouwt.

De rechter-commissaris merkt op dat de veroordeelde niet afzonderlijk is aangehouden op basis van art. 14fa Sr, maar op verdenking van een ander strafbaar feit. Dit roept de vraag op of de officier van justitie altijd een afzonderlijk aanhoudingsbevel moet geven. De rechter-commissaris concludeert dat dit niet noodzakelijk is, mits de veroordeelde binnen een korte tijd voor de rechter-commissaris wordt geleid.

Er zijn ernstige redenen om te veronderstellen dat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde voorwaarden heeft gehouden, zoals het verblijven in de Zorgboerderij en het naleven van het dagprogramma. De rechter-commissaris heeft de reclassering opgedragen om een rapport op te stellen over de mogelijkheden voor de veroordeelde in een soortgelijke setting. De zaak is van belang voor de beoordeling van de naleving van voorwaarden en de rol van het openbaar ministerie in het proces van voorlopige tenuitvoerlegging.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer : 19/830162-12
RC-nummer : 12/266
BEVEL VOORLOPIGE TENUITVOERLEGGING
De rechter commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
Overweegt:
Gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 29 juni 2012, strekkende tot het verlenen van een bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging van een door de politierechter van de rechtbank Assen d.d. 18 juni 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 113 dagen, jegens:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende [verblijfplaats]
Gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Brouwer te Assen.
Met betrekking tot de vordering van de officier van justitie overweegt de rechter-commissaris het volgende.
Veroordeelde is voorafgaande aan de behandeling van de onderhavige vordering als verdachte door de rechter-commissaris gehoord ter gelegenheid van de vordering bewaring naar aanleiding van een verdenking van een ander strafbaar feit dan het feit ter zake waarvan de vordering voorlopige tenuitvoerlegging is gedaan. De rechter-commissaris houdt het ervoor dat de officier van justitie – die tijdens de behandeling door afwezigheid geen nadere toelichting heeft kunnen geven – primair een vordering bewaring heeft gedaan en, in het geval de vordering bewaring door de rechter-commissaris zou worden afgewezen, subsidiair de onderhavige vordering. Nu de primaire vordering is afgewezen, zal de rechter-commissaris onmiddellijk in aansluiting op de behandeling van die vordering, de onderhavige vordering behandelen.
Daarbij merkt de rechter-commissaris op dat het openbaar ministerie in de onderhavige zaak veroordeelde niet afzonderlijk heeft aangehouden op grond van het bepaalde in art. 14fa lid 1 en lid 2 Sr, doch op grond van verdenking van het feit ter zake waarvan de vordering bewaring is gedaan. Naar het oordeel van de rechter-commissaris dwingt art. 14fa Sr niet tot een zodanige uitleg dat de officier van justitie steeds een afzonderlijk bevel tot aanhouding als in die bepaling bedoeld moet geven in het geval van het ernstige vermoeden dat door veroordeelde enige gestelde voorwaarde niet is nageleefd. In het geval waarin veroordeelde tevens als verdachte van een later gerezen verdenking van een ander strafbaar feit is aangehouden, is immers voldaan aan de ratio achter het aanhoudingsbevel ex art. 14fa Sr, namelijk dat veroordeelde binnen een korte tijdsspanne voor de rechter-commissaris wordt geleid teneinde deze de vordering voorlopige tenuitvoerlegging van het Openbaar Ministerie te laten beoordelen, hetgeen een afzonderlijk bevel tot aanhouding ex art. 14fa Sr in die situatie zinledig maakt. Uiteraard moet aan veroordeelde bij of kort na diens aanhouding als verdachte wel worden meegedeeld dat het OM het voornemen heeft een dergelijke vordering in te dienen bij de rechter-commissaris en zal de raadsman daarvan op de hoogte moeten worden gesteld.
Voorts overweegt de rechter-commissaris dat naar zijn oordeel voldaan is aan het in art. 14fa lid 2 Sr gestelde vereiste van het ‘onverwijld’ indienen van de vordering voorlopige tenuitvoerlegging door de officier van justitie. Uit het dossier leidt de rechter-commissaris af dat de Reclassering op 25 juni 2012 aan het OM gerapporteerd heeft dat veroordeelde enige voorwaarde niet heeft nageleefd. Tevens kan afgeleid worden dat het OM die rapportage niet lang daarna heeft ontvangen. De vordering is op 29 juni bij de rechter-commissaris ingediend. Gelet op feit dat tussen de reclasseringsrapportage en het indienen van de vordering een gering aantal dagen zit, is de rechter-commissaris van oordeel dat er in de onderhavige zaak nog van een ‘onverwijld’ indienen van bedoelde vordering sprake is. De rechter-commissaris neemt hierbij in acht dat veroordeelde niet in enig belang is geschaad, nu hij gedurende deze termijn naar aanleiding van een verdenking van een strafbaar feit rechtmatig in verzekering was gesteld.
Uit het dossier leidt de rechter-commissaris af dat er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat er meerdere voorwaarden niet zijn nageleefd. Deze voorwaarden zijn door de politierechter van de rechtbank Assen opgelegd bij (onherroepelijk) vonnis van 18 juni 2012. In de eerste plaats ligt in de door de rechter-commissaris vastgestelde aanwezigheid van ernstige bezwaren tegen veroordeelde met betrekking tot het strafbare feit ter zake waarvan de vordering bewaring is gedaan, voldoende grond om te vermoeden dat veroordeelde zich niet aan de gestelde algemene voorwaarde heeft gehouden. In de tweede plaats volgt naar het oordeel van de rechter-commissaris uit de rapportage van de reclassering het ernstige vermoeden dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de door de politierechter bij zijn vonnis van 18 juni 2012 opgelegde bijzondere voorwaarden, in het bijzonder niet aan de voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in de Zorgboerderij te Ees en dat hij zich zal houden aan het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de huisregels binnen de zorgvoorziening, te weten dat hij in strijd met die regels binnen de instelling drugs en alcohol heeft gebruikt en dat hij zonder verlof die instelling gedurende de proeftijd heeft verlaten. Het ernstige vermoeden dat de voorwaarden niet zijn nageleefd wordt versterkt door de verklaring van veroordeelde ter zitting, waarin hij bevestigt de voorwaarden niet te hebben nageleefd.
De rechter-commissaris acht het van belang dat de reclassering, ten behoeve van de behandeling van de vordering tenuitvoerlegging door de raadkamer, een rapport opstelt waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek naar de mogelijkheden veroordeelde in een soortgelijke setting te plaatsen. Daartoe wordt het Openbaar Ministerie opgedragen de reclassering dit onderzoek te doen verrichten en daarover aan de raadkamer te doen rapporteren.
overwegende, dat er ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat veroordeelde de algemene of bijzondere voorwaarde(n), niet nakomt, zoals omschreven in de aangehechte vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging.
Beslist als volgt:
beveelt de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. De rechter-commissaris ziet geen aanleiding deze termijn te bekorten met de tijd waarin veroordeelde reeds gedetineerd heeft gezeten, nu die detentie - de inverzekeringstelling – uit anderen hoofde en rechtmatig heeft plaatsgevonden.
Assen, 29 juni 2012
(mr. A.L.J.M.A. Janssens)