ECLI:NL:RBASS:2012:BX2989

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327761
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan tractor na reparatie

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [X] voor schade aan een Iseki tuinbouwtractor die in 2007 door [Y] is aangeschaft. In 2010 werd een eigen gebrek aan de tractor geconstateerd, waarna [Y] de tractor ter reparatie bij [X] heeft gebracht. Na de reparatie, die onder andere het vervangen van het differentieelhuis en de lagers inhield, ontstond er op 30 september 2010 een olielekkage. Op 11 oktober 2010 scheurde het differentieelhuis tijdens gebruik, wat leidde tot een onderzoek naar de schadeoorzaak door een expert van Achmea, [Z]. Deze concludeerde dat er geen constructief falen was en dat de schade niet het gevolg was van de reparatie door [X]. [Y] stelde [X] aansprakelijk voor de schade, maar [X] ontkende deze aansprakelijkheid en voerde aan dat de schade niet door zijn reparatie was veroorzaakt.

De kantonrechter heeft de feiten en de correspondentie tussen partijen zorgvuldig bestudeerd. Het vonnis van 2 augustus 2011, waarin [X] werd veroordeeld tot betaling van vertragingsschade aan [Y], werd door [X] bestreden. In de reconventie vorderde [X] betaling van de kosten van de reparatie, omdat hij stelde dat de schade niet het gevolg was van zijn eerdere werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat [Y] niet voldoende had onderbouwd dat de schade het gevolg was van de reparatie door [X]. De rechter concludeerde dat [Y] niet had aangetoond dat de schade een gevolg was van een tekortkoming van [X].

Uiteindelijk werd de vordering van [Y] afgewezen en werd [Y] veroordeeld tot betaling van de kosten van de reparatie aan [X]. De kantonrechter oordeelde dat de reparatie deugdelijk was uitgevoerd en dat [Y] zich niet kon beroepen op een niet nagekomen voorwaarde voor de betaling van de reparatiekosten. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.M.A.M. Kager en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 327761 \ CV EXPL 11-6782
vonnis van de kantonrechter van 7 februai 2012
in de zaak van
[X],
hierna te noemen: [X],
wonende te [adres],
opposant, tevens eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J. Faas,
tegen
[Y],
hierna te noemen: [Y],
wonende te [adres],
geopposeerde, tevens gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.U. Stam.
Het verloop van de procedure
De partijen hebben de volgende stukken in het geding gebracht c.q. proceshandelingen verricht:
de inleidende dagvaarding van 12 juli 2011, met producties, en het verstekvonnis van 2 augustus 2011;
de dagvaarding in oppositie van 04 oktober 2011 met producties;
de conclusie van antwoord in oppositie, tevens van antwoord in reconventie van 15 november 2012, met producties;
de conclusie van repliek in oppositie tevens in reconventie van 13 december 2011;
de akte uitlating, tevens conclusie van dupliek in reconventie van 10 januari 2012.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
1. [Y] heeft in 2007 een Iseki tuinbouwtractor (verder: de tractor) gekocht.
2. In 2010 bleek er een eigen gebrek schade aan de tractor te zijn. [Y] heeft de tractor vervolgens ter reparatie bij [X] gebracht.
3. [X] heeft de tractor gerepareerd. Daarbij zijn het differentieelhuis, de lagers in het differentieelhuis en de afdichting in en ten behoeve van de montage van het differentieel huis vervangen. [X] heeft de kosten van de reparatie bij factuur van 7 juli 2010 aan [Y] in rekening gebracht. Op de factuur is vermeld dat de bondatum 19 juni 2010 is.
4. Op donderdag 30 september 2010 constateerde [Y] dat sprake was van olielekkage. Daarover is contact met [X] geweest.
5. Tijdens het uitvoeren van werkzaamheden met de tractor op 11 oktober 2010 scheurde het eerder vervangen differentieelhuis en het differentieel bovendeksel van de tractor. De tractor is vervolgens naar [X] gebracht.
6. Op 12 en 20 oktober 2010 heeft[Z]er [Z] (verder: [Z]), werkzaam bij Achmea, in opdracht van de verzekeraar van [Y], een onderzoek verricht naar de schadeoorzaak. Bij email van 9 december 2010 heeft hij onder meer het volgende gemeld:
"Onderdeel van het onderzoek was het vaststellen van de huidige schadeoorzaak. Hierbij is ook de oorzakelijke relatie tot de gebruisomstandigheden ten opzichte van de constructieve samenstelling onderzocht. Er werd vastgesteld dat er geen constructief falen en/of bovenmatige gebruiksomstandigheden ten grondslag hebben gelegen aan de schade.
Het in aluminium legering geconstrueerde differentieelhuis en bovendeksel vertoond aan beide zijden een breuk. Het bovendeksel is met meerdere bouten rondom op het onderliggende differentieelhuis gemonteerd. Vanuit twee centraal in het midden liggende boutposities van de genoemde delen is een inleidende en finale restbreuk ontstaan. De breukpositie wordt door beide partijen herkend als het eerder aangegeven en gecontroleerde olielekkagepositie. De breuk is ontstaan door spanning vanuit de boutpositie er is een vorm van splijting van de aluminiumlegering opgetreden."
7. [Y] heeft [X] bij brief van 18 november 2010, alsmede emails van 6 december 2010 en 5 januari 2011 aansprakelijk gesteld voor de geleden schade en gesommeerd tot reparatie.
8. [X] heeft de aansprakelijkheid ontkend en gesteld dat niet zeker is waardoor de schade is ontstaan. Voorts heeft hij -onder meer- bij email van 22 november 2010, 5 en 7 januari 2011 kenbaar gemaakt de oorzaak nog nader te willen onderzoeken, alsmede bereid te zijn tot herstel, echter zolang onduidelijk is over de aansprakelijkheid op kosten van [Y]. In de email van 7 januari 2011 heeft [X] tevens gemeld dat:
- [Y] de aansprakelijkheid slechts baseert op een aanname van [Z],
- [Y] niet bereid is om in te stemmen met inschakeling van een derde deskundige om de schade nogmaals te laten onderzoeken en beoordelen, alsmede
- de verzekeraar van zijn garagepolis expertisebureau [A] heeft ingeschakeld en dat de hoofdexpert van dat buro er door de kerst nog niet in is geslaagd om een uitgebreid onderzoek in te stellen.
9. Bij email van 14 januari 2011 heeft een expert van [A] vragen aan [Y] voorgelegd en tevens gemeld dat zij de schade aan de tractor hebben opgenomen.
10. In reactie daarop heeft [Y] bij email van 20 januari 2011 onder meer het volgende gemeld:
"Uw vraagstelling berust dan ook niet op wat u aangeeft, de vraagstelling berust op aanvullend onderzoek naar aanleiding van een door [X] … ingehuurde expert van een externe verzekeraar.
Dat u de schade in behandeling heeft gekregen via de verzekeraar van [X] … is mij al geruime tijd bekend. Ik ben ook al enige tijd op de hoogte van de conclusie van uw expert, de heer [B], en dat deze zijn conclusie deelt en heeft gedeeld met de expert namens mijn verzekeraar ... de heer [Z]. Ik heb begrepen dat [X] … in eerste instantie bereid was om naar aanleiding van de gelijkende resultaten van de experts aansprakelijkheid te erkennen. Enkele dagen later en na uitleg van de polisvoorwaarden door .. [B] heeft [X] .. echter .. om een andere expert gevraagd. Het voorstel van [X] .. van [Z].. om op basis van ongelijk de materialen op inleiding van breuk te onderzoeken zijn om onduidelijke reden niet overgenomen."
11. Bij email van 31 januari 2011 heeft de heer [C] van [A] aan [Z] voorgesteld om aan een breukvlak onderzoek te laten verrichten. Verzocht is kenbaar te maken of [Z] zich daarin kan vinden, alsmede of deze zich zal conformeren aan de uitkomst van het onderzoek. [Z] heeft per email van 1 februari 2011 aangegeven onder een aantal voorwaarden daarmee in te kunnen stemmen.
12. [A] heeft per email van 8 februari 2011 aan [Z] gemeld dat het onderzoek is verricht. Daarbij is als conclusie vermeld dat de schade aan de tractor is ontstaan door het gebruik van vloeibaar afdichtmiddel tijdens de montage van het achterbrughuis. Tevens zijn foto's bijgevoegd.
13. Bij brief van 9 maart 2011 heeft [Y] [X] de gelegenheid gegeven de tractor onder een aantal nadere voorwaarden te repareren en tevens aansprakelijk gesteld voor de geleden schade indien reparatie uitblijft.
14. [X] heeft de tractor niet binnen de in de brief vermelde termijn gerepareerd. [X] is echter nadien alsnog tot reparatie overgegaan. De kosten daarvan ad € 5.879,97 heeft hij bij factuur van 22 juli 2001 aan [X] in rekening gebracht. [Y] heeft de tractor op 13 mei 2011 bij [X] weggehaald.
15. Bij inleidende dagvaarding van 12 juli 2011 heeft [Y] betaling gevorderd van gestelde, door haar geleden vertragingsschade, met rente en kosten.
16. Bij verstekvonnis van 2 augustus 2011 is [X] veroordeeld tot betaling van € 8.892,60 aan vertragingsschade, vermeerderd met rente, alsmede € 2.027,82 wegens gemaakte kosten en van de proceskosten ad € 100,00 aan dagvaardingskosten, € 202,00 griffiegeld en € 250,00 salaris gemachtigde.
17. Op 5 december 2011 heeft [D] aan Aegon Schadeverzekering NV verbonden (verder: [D]), een rapport uitgebracht naar aanleiding van het door hem in opdracht van [X] uitgevoerd onderzoek naar de toedracht. Daarbij zijn foto's overgelegd en is onder meer vermeld dat:
- hij in november 2010 een bezoek heeft gebracht aan [X] en de tractor in gedemonteerde toestand heeft bekeken;
- hij vervolgens contact heeft opgenomen met [B] van [A] en begreep dat deze de breukvlakken niet had onderzocht en ook geen toedracht onderzoek had uitgevoerd;
- hij vervolgens contact heeft opgenomen met [C] van [A] en afgesproken is dat de tractor gezamenlijk zou worden onderzocht, hetgeen op 11 januari 2011, mede in aanwezigheid van [B], is gebeurd, alsmede dat daarbij onder meer werd geconstateerd dat:
* de bovendeksel van de achterbrug was uitgescheurd vanaf links midden tot halverwege de deksel;
* de linkerzijde van de achterbrug vanuit een boutgat verticaal was gescheurd en dat tevens een deel was uitgebroken;
* de rechterzijde van de achterbrug vanaf het midden een verticale scheur vertoonde;
* duidelijk zichtbaar was dat de boutgaten aan de linkerzijde van de achterbrug ovaal waren vervormd;
* de scheur in het bovendeksel in een V-vorm stond en dat aan de breukvlakken duidelijk waarneembaar was dat er sprake was van een geweldsbreuk;
* is geconstateerd dat er vloeibare pakking aanwezig was in een van de boorgaten;
* er grote banden waren gemonteerd die regelmatig tegen de spatborden hadden geschuurd;
* de lengte van het boorgat inclusief gemonteerd bovendeksel 41 mm bedroeg, de gemonteerde bout een lengte had van 27 mm en de aangetroffen prop vloeibare, flexibele pakking 10 mm lang was.
- vervolgens afspraken zijn gemaakt over nader te verrichten onderzoek aan de tractor en over de toedracht;
- tegen de afspraken in een mail met nadere vragen naar [Y] is verzonden en er geen fysiek onderzoek heeft plaatsgevonden;
- naar aanleiding van het door [A] uitgevoerde onderzoek op de breukvakken aanvullende vragen aan [A] zijn gesteld;
- de conclusie van [D] luidt dat op geen enkele wijze is aangetoond dat de schade aan de tractor een gevolg is van een niet goed uitgevoerde reparatie aan het differentieelhuis. Wel is vast komen te staan dat de schade nadien is ontstaan ten gevolge van behoorlijke krachten die zijn uitgeoefend op het bovendeksel en het differentieelhuis.
De vordering en het verweer
In conventie
18. [X] vordert hem te ontheffen van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij het vonnis van 2 augustus 2011, met veroordeling van [Y] in de kosten van het verzet.
19. [Y] heeft verweer gevoerd. Daarop wordt bij de beoordeling nader ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie
20. [X] vordert voor het geval in conventie wordt geoordeeld dat het scheuren van het differentieelhuis en de deksel daarvan niet het gevolg is, betaling van de door hem uitgevoerde reparatie ad € 5.879,97, vermeerderd met contractuele rente en van de proceskosten.
21. [Y] heeft verweer gevoerd. Daarop wordt bij de beoordeling nader ingegaan.
De beoordeling
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
22. Voor de toewijsbaarheid van de vordering in conventie, alsmede die in reconventie en het vervuld zijn van de daarbij gestelde voorwaarde dient naar het oordeel van de kantonrechter allereerst de vraag te worden beantwoord of de schade aan de tractor een gevolg is van c.q. veroorzaakt is door de door [X] medio mei/juni 2010 uitgevoerde reparatie.
Immers, [Y] baseert zijn vordering bij de inleidende dagvaarding op de stelling dat dit het geval is en dat [X] gelet daarop toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de daardoor noodzakelijk geworden reparatie, althans bij de uitvoering van de in mei/juni 2010 uitgevoerde reparatie, althans onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de dientengevolge door hem geleden (vertragings)schade te vergoeden.
[X] heeft voorts voor het geval in conventie wordt geoordeeld dat het scheuren van het differentieelhuis en de deksel niet het gevolg is van de door hem uitgevoerde reparatie, betaling van de reparatiekosten ad € 5.879,97 gevorderd.
23. Door [Y] is bij 'conclusie van antwoord in oppositie en in reconventie', alsmede de 'akte uitlating producties in conventie, tevens conclusie van dupliek in reconventie' weliswaar alsnog gesteld dat [X] gehouden is tot het vergoeden van de door hem geleden schade wegens een tussen partijen gemaakte afspraak. De kantonrechter passeert echter die stelling, wegens onvoldoende feitelijke onderbouwing en inconsistentie, en overweegt daartoe het volgende.
24. De kantonrechter stelt voorop dat deze stelling niet valt te rijmen met de gevoerde correspondentie en met de bij inleidende dagvaarding aangevoerde grond. Daarin is niet gesteld dat [X] gehouden is tot betaling gelet op een bepaalde, gemaakte bindende afspraak. Door [Y] is voorts niet concreet feitelijk onderbouwd wanneer en hoe die gestelde afspraak zou zijn gemaakt. Gelet op de betwisting door [X] was hij daartoe wel gehouden. Voorts is [Y] niet consistent in wat hij daarover wel heeft gesteld en is in het geheel niet helder en consistent aangegeven hoe de gestelde gemaakte afspraak exact luidde. Zo is gesteld dat partijen voordat het rapport van [Z] werd opgesteld zouden zijn overeengekomen dat onderzoek naar de schade zou worden gedaan en dat de in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de schade zou overgaan (onder 10 bij antwoord). Die, aldus verwoorde, gestelde afspraak impliceert echter niet dat partijen hebben afgesproken dat de conclusie van [Z] voor hen bindend zou zijn.
Onder 28 bij die conclusie is voorts gesteld [Y] en [X] zouden hebben afgesproken dat een expert (cursivering Ktr.) de schade zou beoordelen en dat de in het ongelijk gestelde partij de reparatiekosten zou betalen. Dat rijmt niet met het gestelde in de genomen akte, inhoudende dat [Z] een dergelijke afspraak namens [Y] met [X] zou hebben gemaakt. Dat laatste blijkt daarnaast weer niet uit het rapport van [Z], waar hij vermeldt dat hij in opdracht van Interpolis de schade heeft onderzocht en dat de wederpartij via [A] een (contra)expertise heeft laten verrichten, maar zich in het gezamenlijke standpunt niet kon vinden, waarna uiteindelijk werd besloten om op basis van ongelijk een microscopisch onderzoek uit te voeren. Met andere woorden, daarin wordt melding gemaakt van een andere/latere afspraak. Ook rijmt die stelling niet met het gestelde onder 49 in de conclusie van antwoord, waar is vermeld dat partijen zouden zijn overeengekomen dat degene die door de experts (onderstreping Ktr.) als schadeveroorzakende partij wordt aangewezen, de schade zal dragen. Tenslotte wijst de kantonrechter er op dat het gestelde in de email van [Y] van 14 januari 2011 (zie randnummer 10) er evenmin op wijst dat partijen (zijnde [Y] en [X]) een concrete afspraak, betreffende het laten uitvoeren van een bindend onderzoek, hebben gemaakt.
25. Door [X] is, onder verwijzing naar het rapport van [D], betwist dat het scheuren van het differentieelhuis en de deksel het gevolg is van de door hem uitgevoerde reparatie. Hij stelt dat de schade is veroorzaakt door een geweldsbreuk.
26. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op alle stellingen en overgelegde stukken niet voor juist kan worden gehouden dat de schade een gevolg is van de reparatie van [X] en overweegt daartoe het volgende.
27. Door [Y] is ter onderbouwing van haar stelling dat dit zo is, gewezen op het rapport en de email van [Z] en de bevestiging van diens bevindingen door [B] en Groenewold van [A]. [X] heeft de juistheid daarvan echter met de overlegging van het rapport van [D] gemotiveerd betwist. [Y] heeft de juistheid van de opmerkingen en conclusie van [D] niet (deugdelijk gemotiveerd) weersproken. Door hem is in reactie daarop enkel nogmaals gewezen op het rapport van [Z] en de emails van [Z], en [A]. Voorts heeft hij gesteld dat het merkwaardig is en dat het hem bevreemdt dat [X] 'nu nogmaals een deskundige inschakelt, die plots anders verklaart', alsmede dat hij nooit heeft vernomen dat [X] een andere deskundige zou inschakelen en niet op de hoogte was van dat onderzoek.
28. Nog daargelaten dat dit aan de juistheid van het gestelde in het rapport van [D] niets afdoet, kan de kantonrechter [Y] hier, gelet op de inhoud van diens eigen email van 14 januari 2011, niet in volgen. Immers, daaruit blijkt dat [Y] er van op de hoogte was dat [X] zelf een derde, onafhankelijk deskundige had ingeschakeld.
29. Nu de juistheid van de bevindingen en conclusie van [D] niet (deugdelijk gemotiveerd) zijn betwist, houdt de kantonrechter deze voor juist.
[D] weerspreekt op basis daarvan de juistheid van de conclusie van [Z] en [A]. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat niet op basis van de conclusie van [Z] en [A] (c.q. [B] en Groenewold) voor juist kan worden gehouden dat de schade een gevolg is van de reparatie van [X]. Daartoe overweegt de kantonrechter dat [D] zijn bevindingen en conclusie uitgebreid heeft gemotiveerd en toegelicht, terwijl in de rapporten en emails van [Z], [B] en Groenewold niet duidelijk gemotiveerd en toegelicht is aangegeven, dat, en zo ja op basis van welke vastgestelde feiten uit hun onderzoeken volgt dat de reparatie van [X] als eenduidige en vaststaande oorzaak voor de schade valt aan te wijzen.
30. Voorts acht de kantonrechter van belang dat [C] op de nadere vragen van [D] heeft geantwoord dat niet is onderzocht of er voldoende ruimte was voor het aanwezige vloeibare afdichtmiddel zonder dat dit spanning zou veroorzaken op het materiaal, of hoeveel kracht er nodig is om inleidende scheurvorming tot stand te brengen, alsmede dat het [A] toe leek dat de resterende 4mm ruimte te gering is geweest om ruimte te bieden. Hier is derhalve sprake van een -niet feitelijk onderbouwde- aanname op een -gelet op de gevoerde discussie- belangrijk punt. Daarnaast is door [C] aangegeven dat [A] niet heeft kunnen vaststellen dat de breukvlakken over elkaar zijn geschoven, hetgeen volgens [D] het geval zou moeten zijn geweest indien de breuk gelijk is ontstaan na het aandraaien van de bout. In dat geval zou tevens sprake moeten zijn geweest van langdurige olielekkage en daarvan is, aldus [D] gelet op de staat van het differentieelhuis, geen sprake. Door of namens [Y] is ook dat niet (deugdelijk gemotiveerd) weersproken en/of toegelicht. Voorts heeft [C] aangegeven dat [A] niet heeft kunnen onderzoeken welke krachten er nodig waren om de restbreuk die vanaf de inleidende haarscheuren tot aan de bovenzijde van het bakhuis loopt, tot stand te brengen. Ook is de oorzaak van het ovale, naar achteren gericht geraken van de boutgaten niet nader door [A] onderzocht. De kantonrechter wijst er voorts op dat [C] heeft vermeld dat de breukvlakken van het bovendeksel een geweldsbreuk vertonen. Hoe dat zich verhoudt tot de conclusie dat de schade een gevolg is van het gebruik van te veel vloeibare pakking waardoor er tijdens het aandraaien van de bouten bij een van de bouten te weinig ruimte zou zijn geweest in het blinde boutgat, waardoor er als gevolg van persing scheurvorming zou zijn opgetreden in het differentieelhuis, en niet van een geweldsbreuk, is niet nader toegelicht. Daar komt bij dat door [D] is vermeld dat hij tot de ontdekking is gekomen dat het bovendeksel op een ander boutgat was uitgescheurd dan het boutgat waar het differentieelhuis was gescheurd. Ook daarvoor is door of namens [Y] -in het licht van de door hem gestelde oorzaak- geen verklaring gegeven.
31. Nu het op de weg van [Y] ligt om zijn stelling deugdelijk te onderbouwen en-bij deugdelijke betwisting- aan te tonen en hij daarin, zo volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, niet is geslaagd, is de kantonrechter van oordeel dat zijn vorderingen reeds om die reden moeten worden afgewezen. Tevens brengt dat met zich mee dat de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld is vervuld. De kantonrechter zal dan ook thans de reconventionele vordering beoordelen.
32. [X] baseert zijn vordering op de stelling dat -zo begrijpt de kantonrechter- [Y] reparatie van hem verlangde en dat hij al vanaf januari 2011 kenbaar heeft gemaakt tegen betaling, zolang niet vaststaat dat hij verantwoordelijk is, de tractor te willen repareren. Hij heeft de tractor ook deugdelijk gerepareerd, zodat de kosten daarvan, nu de schade niet het gevolg is van de eerder door hem uitgevoerde reparatie, door [Y] betaald moeten worden.
33. Vaststaat dat [X] de tractor heeft gerepareerd. De juistheid van de kosten van de reparatie is niet (deugdelijk gemotiveerd) weersproken, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat.
Door [Y] is echter betwist dat hij gehouden is die kosten te betalen. Hij stelt daartoe primair dat [X] deze kosten moet dragen omdat [X] tekortgeschoten is in de uitvoering van de eerdere reparatie en subsidiair dat partijen hadden afgesproken dat degene die door de experts als schadeveroorzakende partij wordt aangewezen, de schade voor zijn rekening dient te nemen. Uit hetgeen hiervoor over die stellingen is overwogen en beslist volgt dat dit verweer niet slaagt.
34. Door [Y] is meer subsidiair gesteld dat zij [X] nooit opdracht heeft gegeven om tot herstel over te gaan, alsmede dat als opdracht zou zijn gegeven, herstel diende plaats te vinden in het bijzijn van [Y]. Aan die voorwaarde is niet voldaan.
Dit laatste is door [X] niet betwist. Hij stelt echter dat dit -zo begrijpt de kantonrechter hem- niet aan de betalingsverplichting kan afdoen omdat de reparatie deugdelijk is verricht.
35. De kantonrechter is van oordeel dat [X] de vele sommaties om tot herstel over te gaan, redelijkerwijs heeft mogen opvatten als een opdracht om tot herstel over te gaan. Voorts stelt de kantonrechter vast dat [Y] bij zijn laatste sommatie onder meer als voorwaarde heeft gesteld dat hij er bij aanwezig wilde zijn, alsmede dat [X] de reparatie buiten aanwezigheid van [Y] heeft uitgevoerd. Met andere woorden, bij de laatste sommatie was sprake van een voorwaardelijke opdracht en aan die voorwaarde is niet voldaan.
Omdat door [Y] niet is betwist dat [X] de tractor deugdelijk heeft gerepareerd is de kantonrechter echter van oordeel dat [Y] zich er niet in redelijkheid op kan beroepen dat hij de reparatie niet behoeft te betalen omdat die voorwaarde niet is vervuld. Daarbij betrekt de kantonrechter tevens dat door [Y] niet is aangegeven tot welk nadeel het niet naleven daarvan voor hem heeft geleid.
36. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat de door [X] gevorderde hoofdsom ad € 5.879,97 zal worden toegewezen. Tegen de gevorderde rente is geen -apart- verweer gevoerd. De kantonrechter zal deze eveneens toewijzen.
37. Omdat [Y] zowel in conventie als in reconventie ongelijk krijgt zal hij de proceskosten van [X] dienen te vergoeden. De kosten van de verzetdagvaarding zal [X] echter zelf moeten dragen nu deze kosten zijn veroorzaakt doordat hij -zoals hij zelf stelt- was vergeten zich tijdig te stellen. Daarnaast zal het punten aantal in reconventie worden gehalveerd, omdat de reconventionele vordering samenhangt met de vordering in conventie.
De beslissing
De kantonrechter:
In conventie
vernietigt het vonnis waarvan verzet,
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vordering van [Y] af;
veroordeelt [Y] in de kosten van de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan zijde van [Y] begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het betreft de proceskostenveroordeling.
In reconventie
veroordeelt [Y] tot betaling aan [X] van:
- € 5.879,97, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar vanaf 10 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten aan de zijde van [X] gevallen, tot op heden begroot op € 250,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.M.A.M. Kager en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2012.
typ/conc: 131ak
coll: