ECLI:NL:RBASS:2012:BX3506

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810062-12
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak met meerdere feiten in Assen

In de zaak van de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere gevallen van brandstichting in Assen, heeft de rechtbank op 7 augustus 2012 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewijs achtte voor deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van getuige J.A. cruciaal was, maar dat de verdachte deze verklaring ontkende. De rechtbank achtte het bewijs voor feit 2 onvoldoende, wat leidde tot vrijspraak.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk brand stichten, met gemeen gevaar voor goederen, in de gevallen 1, 3 en 4. De verdachte had op verschillende locaties in de wijk Marsdijk in Assen afvalcontainers en een leegstaand garagebedrijf in brand gestoken, wat aanzienlijke schade en onrust in de omgeving veroorzaakte. De rechtbank vond het bijzonder kwalijk dat de verdachte na het stichten van de branden terugkeerde om foto's te maken voor een nieuwssite, wat zijn handelen nog verergerde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling voor alcoholmisbruik. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van 76 euro toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de brandstichting. De vorderingen van andere benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs achtte voor hun claims.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een impulscontrole stoornis en problematisch alcoholgebruik. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar is voor zijn daden. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810062-12
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 7 augustus 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 juli 2012.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij een
of meer schutting(en) bij een of meer woning(en) aan/nabij de [adres 1], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk die schutting(en) in brand gestoken, in
elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met
enig aan/bij die schutting(en) aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge
waarvan die schutting(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een of meer andere schutting(en) en/of
voor een of meer op korte afstand van die schutting(en) staande woning(en)
en/of voor de inboedel daarvan en/of voor tuinbeplanting, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer
in die woning(en) aanwezige persoon/personen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht
in/aan een (coniferen)haag en/of een schutting bij een woning aan/nabij de
[adres 2], immers heeft verdachte toen aldaar
opzettelijk die haag/coniferen en/of die schutting in brand gestoken, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met
enige in/aan/bij die haag/coniferen en/of die schutting aanwezig brandbaar
materiaal, ten gevolge waarvan die haag/coniferen en/of die schutting geheel
of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemde woning en/of voor een of meer belendende
woning(en) en/of voor de in die woning(en) aanwezige inboedel en/of voor
tuinbeplanting en/of tuinaccessoires, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in
die woning(en) aanwezige persoon/personen, in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 december 2011 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een
of meer afvalcontainer(s), staande bij/tegen een of meer (houten) schu(u)r(en)
bij een of meer woning(en) aan/nabij [adres 3], immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar (meermalen)
opzettelijk die container(s) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in en/of aan die
container(s) en/of die schu(u)r(en) aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge
waarvan die container(s) en/of die schu(u)r(en) geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schu(u)r(en) en/of voor in die
schu(u)r(en) aanwezige goederen en/of voor bovengenoemde woning(en) en/of de
inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in
die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 maart 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een pand
(voormalige Fordgarage) aan/nabij de [adres 4], immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in
dat pand een hoeveelheid plastic en/of papier in brand gestoken, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in de
pand aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan dat pand geheel of
gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor de in dat pand aanwezige voorwerpen en/of voor een of meer
bij dat pand staande container(s) en/of voor een op korte afstand van dat pand
staande fabriek, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 26 januari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een
of meer (bestel)auto('s), staande aan/nabij de [adres 5], immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar
opzettelijk een of meer (kunststof) onderdeel/onderdelen van die auto('s) in
brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht
en/of laten komen met enig aan/in die auto('s) aanwezig brandbaar materiaal,
ten gevolge waarvan die auto('s) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die auto('s) aanwezige voorwerpen
en/of voor een op korte afstand van die auto('s) staande loods en/of voor de
inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 28 januari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/in een
of meer (vracht)auto('s)/trekker(s), staande aan/nabij de [adres 6],
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen
aldaar opzettelijk een of meer (kunststof) onderdeel/onderdelen van die
auto('s)/trekker(s) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in
aanraking gebracht en/of laten komen met enig aan/in die auto('s)/trekker(s)
aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die auto('s)/trekker(s)
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in die auto('s)/trekker(s) aanwezige
voorwerpen en/of voor een op korte afstand van die auto('s) staande loods
en/of voor de inboedel daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 29 januari 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een
of meer afvalcontainer(s), staande bij/tegen een of meer (houten)
schu(u)r(en) en/of een carport bij een of meer woning(en) aan/nabij de
[adres 7], immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) toen aldaar opzettelijk die container(s) in brand gestoken, in
elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met
enig in en/of aan die container(s) en/of die schu(u)r(en) en/of die carport
aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die container(s) en/of die
schu(u)r(en) en/of die carport en/of een op korte afstand van die container(s)
staande auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schu(u)r(en) en/of voor in die
schu(u)r(en) aanwezige goederen en/of voor die carport en/of voor die auto
en/of voor bovengenoemde woning(en) en/of de inboedel daarvan, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in
die woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 600 dagen waarvan 456 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, alsmede
- een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
en op de vorderingen van de benadeelde partijen aldus zal beslissen dat de vordering van de benadeelde partij [BP 1] (feit 1) wordt toegewezen tot een bedrag van 76 euro, de vordering van de benadeelde partij [BP 2] (feit 2) wordt toegewezen tot een bedrag van 300 euro, beiden hoofdelijk en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de overige vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het onder 2, onder 5, onder 6 en onder 7 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat voor het bewijs met name de verklaring van [getuige J.A.] van groot belang is. Hij verklaart over een gesprek met verdachte waarbij deze zou hebben gezegd dat hij een hek in de fik heeft gestoken waarbij het huis bijna in de brand is gegaan. Verdachte ontkent echter dit tegen [getuige J.A.] te hebben gezegd en ontkent deze brand te hebben gesticht. De rechtbank heeft op grond hiervan niet de overtuiging bekomen dat verdachte dit feit heeft begaan.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman op deze punten vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Feit 1:
- het proces-verbaal van de aangifte van brand in containers en aan een schutting, BVH 2012005955, van aangever en benadeelde [aangever 1a] ;
- het proces-verbaal van aangifte van brand aan container en schutting, BVH 2012010865,
aangever benadeelde [aangever 1b] ;
- de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [ ] met betrekking tot de aangetroffen situatie op het plaats delict en van verbalisant [ ] omtrent twee personen bij de brand gezien.
- de verklaringen van de getuigen [getuige G] en [getuige S] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 21 januari 2012, omstreeks 02.01 uur, wordt [getuige R], de vrouw van getuige S], wakker omdat iemand in de buurt op de ramen bonst. Deze roept "buurman, buurman". [getuige R] gaat kijken vanuit de slaapkamer, ziet niets en gaat weer naar bed. Enkele minuten later hoort ze een busje rijden, [getuige R] staat weer op, kijkt en ziet een politieauto stoppen bij de brandgang aan de [adres 1]. Ze ziet dat er politiemensen de brandgang van de [adres 1] inlopen. Direct daarop ziet ze twee personen hard voor haar woning langs lopen. Ze krijgt deze personen in beeld ter hoogte van de [adres]. [getuige R] ziet dit samen met haar man [getuige S]. Beiden vinden het vreemd dat deze beide personen hard weg lopen als de politie arriveert.
Deze personen gaan de ingang in van een T parkeergelegenheid tussen [adres 1]. De dwarsstreep van de T is de parkeerstraat achter de woningen aan de [adres 1]. Zowel [getuige R] als [getuige S] zien dat een van deze twee personen een witte jas aan heeft met een smalle riem met tas schuin over de jas. Kort daarop ziet [getuige R] de brandweer arriveren. Inmiddels was [getuige S] aangekleed en ging naar buiten. Als [getuige S] hun woning verlaat, ziet [getuige R] dat de beide eerder genoemde personen bij de brandweer staan. Zij heeft al die tijd voor het raam gestaan en heeft de personen niet terug zien komen vanuit de T parkeerplaats. Volgens zowel [getuige R] als [getuige S] kan het niet anders zijn dat deze beide personen een omtrekkende beweging hebben gemaakt toen ze terug gingen naar de brand aan de [adres 1]. Als [getuige S] net bij de brandweer staat komt de melding dat er ook een brand is in een container aan de parkeerplaats hier boven genoemd. Als [getuige S] samen met anderen naar deze T parkeerplaats gaat ziet hij dat de man met de witte jas filmopnamen maakt van deze enkelvoudige containerbrand.
- de verklaring van [de medeverdachte] , inhoudende, zakelijk weergegeven, dat verdachte het steegje bij de [adres 1] in liep, dat hij, [medeverdachte], op de kruising is blijven staan, dat zij niets hadden afgesproken maar dat hij wel een vermoeden had wat verdachte daar ging doen. [medeverdachte] verklaart dat hij is weggerend toen hij rook zag en een klein vlammetje.
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie dat hij aan de [adres 1] enkele containers in brand heeft gestoken waardoor meerdere schuttingen door brand zijn vernield. Na het stichten van de brand is verdachte naar huis gegaan en heeft gewacht op een melding op de telefoon van P2000 en is vervolgens weer naar de [adres 1] gegaan en heeft daar foto's en een film gemaakt. Deze werden later door verdachte op de site www.112drenthe.nl geplaatst.
- alsmede de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
Feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van brandstichting/vernieling van schuur en garage,
BVH 2011091423, Aangever en benadeelde [aangever 3a] .
- het proces-verbaal van aangifte van brandstichting / vernieling van schuur en garage,
BVH 2011091469, aangeefster [aangever 3b] .
- het Forensisch Onderzoek :
Door medewerkers van de Forensische Opsporing werd een sporenonderzoek verricht. Hun bevindingen zijn vastgelegd in het proces-verbaal, BVH 2011091423-2.
Uit het onderzoek is gebleken dat vermoedelijk één of meerdere vuilniscontainers, die tegen de garages waren geplaatst, in brand zijn gestoken. De brand is overgeslagen naar de garages van de percelen 58 en 60 en heeft ook daaraan veel schade toegebracht. De ernst van de brand wordt aangetoond door de fotobijlage bij dat proces-verbaal.
- de verklaring van medeverdachte [ ] :
[medeverdachte] verklaart dat hij heeft gezien dat door verdachte [ ] aan de [adres 3] een container tegen een schuurtje werd gezet en dat hij met behulp van een aansteker vuur in de container had gemaakt en daarna snel was weggevlucht. [medeverdachte] moest vervolgens van [verdachte] gaan kijken of er inderdaad brand was ontstaan en als dit niet zo zou zijn alsnog de container in brand steken. [medeverdachte] is terug gegaan, zag dat er geen vuur was en is teruggefietst. Daarna is verdachte [ ] weer naar de containers gegaan en heeft deze in brand gestoken.
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde dat de rechtbank op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen bewezen acht dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen maar dat er onvoldoende bewijs is voor het aannemen van gemeen gevaar voor personen.
Feit 4:
- de aangifte van [aangever 4] van brandstichting in leegstaand pand (een voormalige Ford garage) aan de [adres 4], BVH 2012017493;
- het forensisch onderzoek :
Door medewerkers van de Unit Forensisch Technische Expertise werd een brandonderzoek uitgevoerd. Hun bevindingen en de foto's zijn vastgelegd in het proces-verbaal van brandonderzoek, inhoudende als conclusie dat de brand zeer waarschijnlijk is ontstaan door het opzettelijk ter plaatse brengen van vuur. Vermoedelijk heeft men in het midden van het object in een van de kantoren brandbaar materiaal in brand gestoken waardoor een uitslaande brand is ontstaan.
- het proces-verbaal van bevindingen van [ ] , lid van de brandweer te Assen;
- het proces-verbaal van bevindingen van [ ] , officier van dienst van de brandweer te Assen;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting dat hij brandbaar materiaal heeft aangestoken in de voormalige Ford garage.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 januari 2012 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht aan een schutting bij een woning aan de [adres 1], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk die schutting opzettelijk met (open) vuur in aanraking gebracht ten gevolge waarvan die schutting is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor andere schuttingen en voor tuinbeplanting, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
3.
hij op 26 december 2011 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een afvalcontainer, staande bij (houten) schuren bij een woning aan de [adres 3], immers hebben verdachte en zijn mededader toen aldaar (meermalen)
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die container ten gevolge waarvan die container is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuren en voor in die
schuren aanwezige goederen, te duchten was;
4.
hij op 11 maart 2012 te Assen opzettelijk brand heeft gesticht in een pand (voormalige Fordgarage) aan de [adres 4], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in
dat pand een hoeveelheid plastic en/of papier in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand te duchten was.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 3 en onder 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht;
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 25 juni 2012, opgemaakt door mw. drs. M. Verkade, gz-psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van een zich problematisch (richting verslaving) ontwikkelend alcoholmisbruik. Ook ten tijde van de tenlastegelegde feiten was sprake van overmatig alcoholgebruik. Daarnaast is er sprake van een impulscontrole stoornis nao die werd versterkt door het alcoholgebruik. Op grond van vorenstaande overwegingen moet verdachte volgens de onderzoekster als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 26 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld, alsmede de over verdachte uitgebrachte rapportage van de reclassering d.d. 29 juni 2012 opgemaakt door M. Sportel, alsmede het psychologisch rapport d.d. 25 juni 2012, opgemaakt door mw. drs. M. Verkade, gz-psycholoog. De deskundigen adviseren dat verdachte een behandeling ondergaat die naast het bewust worden en doorbreken van zijn verslaving, gericht is op de bredere persoonlijkheidsontwikkeling binnen de gegeven systeemdynamiek. De AFPN te Assen biedt een programma aan voor adolescenten met daarin gezinstherapeutische elementen, VNN biedt een poliklinische behandeling gericht op het doorbreken van verslaving. Behandeling, daaronder begrepen het onder toezicht van de reclassering controleren van een verbod op alcoholgebruik, zou moeten worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen straf(deel).
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal gevallen van brandstichting. Verdachte heeft op diverse plaatsen in de wijk Marsdijk in Assen afvalcontainers in brand gestoken. Dat dit een groot gevaar voor de omgeving met zich meebracht spreekt voor zich, nu deze containers zich in de bebouwde kom bevonden, in een woonwijk. Verder heeft verdachte brand gesticht in een leegstaand garagebedrijf. Dit heeft grote schade tot gevolg gehad. In alle gevallen was er sprake van gemeen gevaar voor goederen. Verdachte heeft door zijn handelen veel onrust en angst bij de bewoners van Assen veroorzaakt. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte de branden stichtte om vervolgens terug te gaan naar de branden om foto’s te maken voor een nieuwssite waar hij bij betrokken was. Hij creëerde daarmee als het ware zijn eigen nieuws ten koste van anderen.
De psycholoog heeft vastgesteld dat er bij verdachte in zekere zin sprake is van een gebrekkige sociaal emotionele ontwikkeling en dat verdachte in combinatie met alcoholgebruik tot de brandstichtingen kon komen. Gelet hierop kunnen de feiten hem mogelijk in licht verminderde mate worden toegerekend.
Verdachte is onvoldoende in staat zijn eigen impulsen te reguleren en de gevolgen te overzien. Verdachte zou behoefte hebben aan een kick. Het misbruik van alcohol lijkt te hebben gewerkt als katalysator. Verdachte zoekt het drinken op omdat hij dan minder angst/remmingen ervaart. Hij drinkt vrijwel dagelijks, teveel, en in de weekenden grote hoeveelheden. Het stichten van brand kan vergelijkbaar werken als een verslaving aan middelen. De psycholoog geeft aan dat het goed mogelijk is dat hierin, net als met het drinken, bij verdachte een verslaving aan het ontstaan was. Zij acht het van belang om door middel van een behandeling te interveniëren om een verdere ontwikkeling van dit patroon te doorbreken.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Gezien de adviezen van de deskundigen acht de rechtbank het tevens noodzakelijk dat verdachte een behandeling ondergaat om de recidivekans in te perken. De rechtbank zal derhalve bepalen dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal zijn, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht alsmede het volgen van behandeling zoals geadviseerd door de deskundigen. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf hoger dient te zijn dan door de officier van justitie gevorderd.
Benadeelde partij [BP 1] (feit 1)
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor geleden materiële schade (schuttingplanken) ten bedrage van 76 euro.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [BP 1] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Benadeelde partijen [BP 2] (feit 2) en [BP 5] (feit 5)
De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen en zij kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [BP 3] (feit 3)
Uit het door de benadeelde partij overgelegde voegingsformulier blijkt dat de door haar geleden schade (volledig) is vergoed door de verzekering. De rechtbank stelt vast dat er derhalve geen schade meer is en zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Benadeelde partij [BP 4] (feit 4)
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering nu niet is gebleken dat [ ], die namens [BP 4] de heer [ ] heeft gemachtigd om haar te vertegenwoordigen in de voegingsprocedure, daartoe statutair gemachtigd was. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de vordering op geen enkele wijze is onderbouwd. De behandeling van de strafzaak aanhouden om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de juiste stukken te overleggen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans niet in haar vordering worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 47, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.605794-10
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 20 juli 2011, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf, te weten een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2, onder 5, onder 6 en onder 7 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbaren feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen 5 dagen na ommekomst van zijn detentie meldt bij Reclassering Nederland, Nijlandstraat 147 te Assen. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven
melden zo frequent en zolang de reclassering dat nodig acht;
- zal deelnemen aan de adolescentengroep van de AFPN (of soortgelijke ambulante forensische zorg),
- zich voor zijn alcoholgebruik poliklinisch zal laten behandelen door VNN (of een soortgelijke instelling);
- zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zal meewerken aan controles hierop, waarbij veroordeelde zicht dient te houden aan de aanwijzigingen zoals die gedurende deze gedragsinterventies door of namens deze instellingen aan veroordeelde zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [BP 1] (feit 1) van de som van € 76,00 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [BP 1], een bedrag van € 76,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [BP 2] (feit 2), [BP 4] (feit 4) en [BP 5] (feit 5) niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De rechtbank bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [BP 3] (feit 3) wordt afgewezen.
De benadeelde partijen en de verdachte dragen de eigen kosten.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.605794-10
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 20 juli 2011 door de politierechter te Assen gewezen voorwaardelijke werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mrs. B.I. Klaassens en E.C.M. Wolfert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 augustus 2012.