ECLI:NL:RBASS:2012:BX8709

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830325-11 11/573
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en beoordeling van vordering OM

Op 27 september 2012 heeft de Rechtbank Assen een bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging gegeven van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden aan de veroordeelde, die op 18 januari 2012 door de politierechter was veroordeeld. De officier van justitie had op 25 september 2012 een vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging ingediend, na de aanhouding van de veroordeelde op 23 september 2012. De rechter-commissaris oordeelde dat de vordering niet 'onverwijld' was ingediend, zoals vereist door artikel 14fa lid 2 Sr, maar besloot desondanks de vordering niet af te wijzen. De rechter-commissaris merkte op dat het Openbaar Ministerie geen feiten had aangevoerd die het verzuim rechtvaardigden, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het OM.

De rechter-commissaris behandelde ook het verweer van de raadsvrouw over het consultatierecht van de veroordeelde. Hij concludeerde dat de veroordeelde recht had op rechtsbijstand vanaf het moment van aanhouding, maar dat het verzuim om dit recht te waarborgen niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De rechter-commissaris stelde vast dat de termijn voor het beslissen op de vordering niet was nageleefd, maar dat dit ook geen gevolgen had voor de ontvankelijkheid van het OM.

De rechter-commissaris concludeerde dat er ernstige redenen waren om te vermoeden dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden, met name het verblijven bij Vast en Verder. Gezien deze omstandigheden besloot de rechter-commissaris de voorlopige tenuitvoerlegging te bevelen, maar adviseerde de rechtbank om de duur van de gevangenisstraf te verkorten met het aantal dagen dat de veroordeelde al in detentie had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer : 19/830325-11
RC-nummer : 11/573
BEVEL VOORLOPIGE TENUITVOERLEGGING
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank;
Overweegt:
Gezien de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van 25 september 2012, strekkende tot het verlenen van een bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging van een door de politierechter 18 januari 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden jegens:
Naam : [veroordeelde],
Voornamen : [voornaam]
geboren op : [datum] 1987 te [plaats] (land)
adres : [adres]
Gehoord de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y. Kikkert.
Bij onherroepelijk vonnis van 18 januari 2012 is veroordeelde door de politierechter van de rechtbank Assen veroordeeld tot onder meer drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. Naast de algemene voorwaarde, heeft de politierechter een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd. Deze zijn dat de veroordeelde zich dient te melden bij de Reclassering te Assen, dat hij zich ambulant laat behandelen, dat hij zal deelnemen aan gedragsinterventies en dat hij zich zal onthouden van drugs- en alcoholgebruik en dat hij dient mee te werken aan controle op naleving van laatstgenoemd verbod. Op 30 juli 2012 zijn de voorwaarden door de politierechter van deze rechtbank gewijzigd, in die zin dat veroordeelde naast de genoemde voorwaarden van het meldingsgebod en de behandelverplichting, zich bij de verslavingszorg laat behandelen en dat veroordeelde zal blijven wonen bij Vast en Verder en het traject zal blijven volgen waarbij veroordeelde zich aan de regels van Vast en Verder dient te houden, ook wat betreft regels omtrent het alcohol- en drugsgebruik.
De vordering tenuitvoerlegging is door het Openbaar Ministerie op 25 september 2012 bij de rechtbank ingediend. De vordering voorlopige tenuitvoerlegging is weliswaar ongedateerd, maar zij is tegelijkertijd met de vordering tenuitvoerlegging bij de rechtbank ingediend. Het moet er voor worden gehouden dat de vordering voorlopige tenuitvoerlegging op 25 september 2012 bij de rechter-commissaris is ingediend. Uit het dossier blijkt dat veroordeelde op 23 september om 02.15 uur op de voet van art. 14fa lid 1 Sr na een daartoe strekkend bevel van 12 september 2012 van de officier van justitie door de politie is aangehouden. De rechter-commissaris is van oordeel dat, nu de vordering voorlopige tenuitvoerlegging pas twee dagen na de aanhouding door het OM, dat kennelijk de aanhouding van veroordeelde noodzakelijk is blijven vinden, is ingediend, dit niet 'onverwijld' in de zin van art. 14fa lid 2 Sr door het OM is ingediend. Het bepaalde in art. 14fa lid 2 Sr moet gelezen worden als een voorschrift aan het OM om voortvarend te handelen in een situatie waarin een veroordeelde van zijn vrijheid is beroofd, teneinde zo spoedig mogelijk een rechter die vrijheidsberoving te laten beoordelen. In het onderhavige geval heeft het OM geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het niet onverwijld indienen van de vordering rechtvaardigen. De rechter-commissaris ziet hierin evenwel geen aanleiding om het OM niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging hierom af te wijzen. De rechter-commissaris ziet in het verzuim van het OM de vordering 'onverwijld' in te dienen wel aanleiding de rechtbank ten behoeve van haar beslissing met betrekking tot de vordering tot definitieve tenuitvoerlegging in haar overweging de factoren te betrekken die in het dictum van deze beschikking staan weergegeven.
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw dat het consultatierecht niet is nageleefd, overweegt de rechter-commissaris het volgende. Art. 14fa lid 4 Sr verklaart onder meer art. 40 Wetboek van Strafvordering "van overeenkomstige toepassing". Laatstgenoemde bepaling ziet op rechtsbijstand aan de verdachte die in verzekering is gesteld. De ratio van die bepaling is de verdachte te waarborgen dat hij rechtsgeleerde bijstand heeft. Meer in het bijzonder is van belang dat de verdachte zijn eigen proceshouding kan bepalen, waarbij hij vaak rechtsgeleerde bijstand behoeft. Het geval van art. 14fa Sr is een andere, namelijk dat een reeds veroordeelde, ter fine van voorlopige tenuitvoerlegging is aangehouden. Zo gezien is er in het licht van de onschuldpresumptie geen recht op onmiddellijk consultatierecht. Evenwel is de grond om de veroordeelde aan te houden gelegen in het vermoeden dat er ernstige redenen bestaan dat veroordeelde enig voorwaarde niet heeft nageleefd. Dat vermoeden is niet onweerlegbaar; de veroordeelde moet op elk moment in de gelegenheid worden gesteld om dat vermoeden te betwisten teneinde aan te geven dat zijn vrijheidsbeneming onterecht is. Daarbij moet hij verzekerd zijn van rechtsgeleerde bijstand, althans moet hij de mogelijkheid hebben om vanaf het moment van de aanhouding een advocaat te raadplegen. Indien namelijk na de aanhouding blijkt dat het vermoeden niet terecht is, dient de veroordeelde onmiddellijk weer in vrijheid gesteld te worden. Er is geen enkele aanleiding aan te nemen dat in art. 14fa Sr besloten ligt dat - in de fase voorafgaande aan de definitieve behandeling van de vordering tenuitvoerlegging - slechts de rechter-commissaris de invrijheidsstelling van de veroordeelde kan bevelen. Een redelijke wetsuitleg van art. 14fa lid 4 Sr brengt naar het oordeel van de rechter-commissaris derhalve met zich mee dat aan de veroordeelde ten aanzien van wie een ernstig vermoeden bestaat dat enig gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd, rechtsbijstand wordt verleend vanaf het moment dat hij van zijn vrijheid is beroofd ter fine van voorgeleiding aan de rechter-commissaris. Hieruit vloeit voort dat de veroordeelde onmiddellijk na zijn aanhouding ex art. 14fa lid 1 Sr gewezen moet worden op zijn consultatierecht, hetgeen in het onderhavige geval verzuimd is. De rechter-commissaris zal er evenwel geen sancties aan verbinden. Niet gezegd kan worden dat de termijn waarin veroordeelde geen rechtsbijstand in het onderhavige geval onaanvaardbaar lang is geweest. Veroordeelde is op 23 september 2012 om 02.15 uur aangehouden; op maandagmiddag heeft hij voor het eerst met zijn raadsvrouw kunnen overleggen. De rechter-commissaris is derhalve van oordeel dat veroordeelde in zijn belang om tijdig rechtsbijstand te krijgen is geschaad, doch niet in die mate dat daardoor het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden dan wel dat de vordering zou moeten worden afgewezen.
De rechter-commissaris merkt op dat hij niet op de vordering van het OM tot voorlopige tenuitvoerlegging binnen de termijn als bedoeld in art. 14fa lid 3 Sr heeft beslist. De aanhouding ex art. 14fa lid 1 Sr vond, zoals gezegd, plaats op zondag 23 september 2012 om 02.15 uur plaats. De rechter-commissaris had derhalve vóór woensdag 26 september 02.15 uur dienen te beslissen op de vordering van het OM. Hiertoe wordt het volgende overwogen. De behandeling van de vordering ving aan op dinsdag 25 september 2012 om 12.30 uur. Aanwezig waren, naast de rechter-commissaris en de griffier, de veroordeelde en diens raadsvrouw. Hoewel daartoe door het OM opgeroepen, is toen de vertegenwoordiger van het Leger des Heils (Jeugdzorg en Reclassering) Groningen niet als getuige-deskundige verschenen. De rechter-commissaris merkt op dat de oproeping door het OM aan het Leger des Heils niet eerder dan dinsdag 25 september om 08.35 uur is gefaxt. Ook ten aanzien van deze oproeping merkt de rechter-commissaris op dat deze rijkelijk laat aan het Leger des Heils is gedaan. In het door de veroordeelde en diens raadsvrouw toen ter zitting naar voren gebrachte, alsmede in de inhoud van het dossier, zag de rechter-commissaris aanleiding om alsnog de vertegenwoordiger van het Leger des Heils Groningen als getuige-deskundige ten behoeve van de behandeling van de vordering op te roepen, aangezien de rechter-commissaris zich onvoldoende voorgelicht achtte. De behandeling van de vordering voorlopige tenuitvoerlegging is derhalve aangehouden tot woensdag 26 september 2012, 13.30 uur, teneinde de getuige-deskundige op te roepen om ter zitting een verklaring af te laten leggen. Hangende de beslissing heeft de rechter-commissaris de veroordeelde niet in vrijheid gesteld (art. 14fa lid 3 Sr). Hoewel deze gang van zaken, in het bijzonder de overschrijding van de termijn als bedoeld in art. 14fa lid 3 Sr, met betrekking tot de positie van de veroordeelde in verband met diens vrijheidsbeneming als met die bepaling in strijd moet worden gezien, zal de rechter-commissaris in het onderhavige geval daar niet het gevolg van de niet-ontvankelijkheid van het OM in zijn vordering dan wel afwijzing van de vordering aan verbinden. De rechter-commissaris ziet in het niet-naleven van art. 14fa lid 3 Sr wel aanleiding de rechtbank ten behoeve van haar beslissing in haar overweging de factoren te betrekken die in het dictum van deze beschikking staan weergegeven.
Met betrekking tot de vordering van de officier van justitie overweegt de rechter-commissaris het volgende. De officier van justitie heeft op 25 september 2012 de hiervoor genoemde vordering ingediend omdat de officier van justitie van oordeel is dat er ernstige reden bestaan voor het vermoeden dat veroordeelde enig gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd, te weten: het volgen van aanwijzingen van Leger des Heils, in het bijzonder: verblijven bij Vast & Verder.
Uit het verhandelde ter zitting, in het bijzonder uit datgene wat de ter zitting aanwezige vertegenwoordigers van het Leger des Heils Reclassering als getuige en als deskundige hebben verklaard, leidt de rechter-commissaris af dat veroordeelde de aanwijzingen die hem door en namens het Leger des Heils zijn gegeven, onvoldoende heeft nageleefd. In het bijzonder heeft veroordeelde de voorwaarden dat hij zal blijven wonen bij Vast en Verder en dat hij het traject blijft volgen waarbij hij zich aan de regels van Vast en Verder dient te houden, niet nageleefd. Veroordeelde heeft ter zitting bevestigd dat hij deze aanwijzingen onvoldoende heeft nageleefd. De rechter-commissaris is, nu hij op grond van het rapport van het Leger des Heils en op grond van de verklaringen van de veroordeelde van oordeel is dat er ernstige redenen bestaan te vermoeden dat veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en zal gaan houden indien de voorlopige tenuitvoerlegging niet zal worden bevolen, daarmee ook van oordeel dat aan de voorwaarde om tot een voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf op de voet van art. 14fa lid 5 Sr over te gaan, is voldaan en dat deze derhalve kan worden bevolen.
De rechter-commissaris beslist als volgt:
beveelt de voorlopige tenuitvoerlegging van de door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechter-commissaris draagt het Leger des Heils op om ten behoeve van de behandeling van de definitieve tenuitvoerlegging door de rechter van deze rechtbank te onderzoeken of, en zo ja: op welke termijn en in welke kliniek, veroordeelde bij wijze van eventueel te wijzigen bijzondere voorwaarde ter behandeling van zijn verslaving kan worden opgenomen. Tevens dient gerapporteerd te worden over de mogelijkheden van verdergaand (diagnostisch) onderzoek naar de psychiatrische problematiek van veroordeelde opdat op grond daarvan nagegaan kan worden welke behandeling passend en geboden is en daarover aan de rechtbank te rapporteren.
De rechter-commissaris geeft de rechtbank in overweging, mocht zij van oordeel zijn dat de tenuitvoerlegging van de destijds opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden bevolen, de duur van de gevangenisstraf te verminderen met het aantal dagen dat reeds voor de beslissing van de rechter-commissaris om de voorlopige tenuitvoerlegging te bevelen, ten uitvoer is gelegd, te weten vier (4) dagen.
Mocht de rechtbank evenwel van oordeel zijn dat veroordeelde de - eventueel door de Rb te wijzigen - bijzondere voorwaarden alsnog dient na te komen, dan geeft de rechter-commissaris de Rechtbank in overweging de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf te verkorten met het aantal dagen dat veroordeelde vóór de beslissing van de rechter-commissaris ter fine van de voorgeleiding aan de rechter-commissaris van zijn vrijheid beroofd is geweest.
Assen, 27 september 2012
(mr. A.L.J.M.A. Janssens)
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van aangehecht bevel en brengt deze ter kennis van verdachte.
Assen, 27 september 2012
De officier van justitie,
Parketnummer : 19/830325-11
RC-nummer : 11/573
4
beschikking