RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810306-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 november 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 30 oktober 2012.
De verdachte is verschenen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2009 tot en met 17 februari 2009, te [plaats delict], ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/op/aan een garage, staande tegen/bij een woning aan/nabij de [adres], met dat opzet een gat in het dak van die garage/kantoorruimte gemaakt en/of (vervolgens) (een)
hoeveelhe(i)d(en) benzine en/of luchtdrukolie, althans (een) brandbare stof(fen) door dat gat heeft gegooid, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die garage/kantoorruimte en/of een
(belendende) woning en/of de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die woning aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2009 tot en met 17 februari 2009, te [plaats delict], ter voorbereiding van het misdrijf brandstichting en/of teweegbrenging van een ontploffing, opzettelijk (een) hoeveelhe(i)den benzine en/of luchtdrukolie, althans (een) brandbare (vloei)stof(fen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
A.
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2009 tot en met 17 februari 2009, te [plaats delict], opzettelijk en wederrechtelijk een garage/kantoorruimte, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
B.
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2009 tot en met 17 februari 2009, te [plaats delict],
[D] en/of de heer en/of familie [V], heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en/of met brandstichting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte een gat in het dak van een garage/kantoorruimte van die [D] en/of de heer en/of familie [V] gemaakt en/of (vervolgens) (een) hoeveelhe(i)d(en) benzine en/of luchtdrukolie, althans (een) brandbare stof(fen) door dat gat heeft gegooid;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. W. Huizing acht hetgeen subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot
- een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis;
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 19 september 2012.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- de aangifte van [D] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat zij op 16 februari 2009 in de hal van de woning aan het pianospelen was; dat zij de voordeur ‘heen en weer hoorde gaan’; dat haar zoon en haar man buiten zijn gaan kijken; dat zij een benzinegeur roken; dat zij in de garage een plas benzine zagen. De volgende dag ontdekte haar man dat het dak van de garage lekte. Haar man zag dat er een gat in het dak zat.
- de nadere verklaring van [D] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat zij op een maandagavond in februari 2009 de bedrijfsauto van [verdachte] heeft zien rijden in de nabijheid van haar woning. Zij heeft 1 persoon gezien in de auto. Zij heeft deze persoon niet herkend.
- de verklaring van de getuige [DH] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij bij (aangever) [V] in [plaats delict] heeft gewerkt, dat [verdachte] de bouwmaterialen voor de verbouwing bij [V] leverde, dat hij weet dat er onenigheid was tussen [V] en [verdachte] over de hoogte van de facturen, dat hij heeft de (opgedroogde) plas heeft gezien in de nieuwe aanbouw.
- de verklaring van de getuige [AM] (de ex-vrouw van verdachte) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat zij getrouwd is geweest met verdachte en dat zij 2 kinderen hebben, dat zij in augustus 2009 uit elkaar zijn gegaan, dat verdachte een drankprobleem heeft.
- het proces-verbaal bevindingen van verbalisanten [] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat verdachte, naar aanleiding van zijn verklaring dat hij luchtdrukolie heeft gebruikt, hen een flesje met een restje olie heeft overhandigd. Dit zou soortgelijk zijn aan de olie die hij bij de [plaats delict] heeft gebruikt, alleen anders (rood) kleurig.
- de verklaring van [JB] onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij bij [V] in [plaats delict] is geweest met [verdachte] toen er beton gestort werd; later is hij een keer op een avond met [verdachte] naar [plats delict] gereden omdat [verdachte] iets moest afgeven bij die mensen; zij waren met de autobus van het bedrijf; zij zijn langs de woning gereden en hebben verderop om de hoek geparkeerd; [verdachte] zei dat hij even moest wachten en dat hij er zo weer zou zijn; [verdachte] is toen ongeveer 5 tot 10 minuten weggeweest; [verdachte] had gezegd dat hij even naar een klant moest om iets af te geven en om hem een lesje te leren. Dat was omdat deze klant niet goed van betalen was.
- de verklaring van verdachte bij de politie , onder mee inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij kwaad was op [V] omdat deze de facturen niet wilde betalen, dat hij [JB] heeft gebeld of hij even mee naar [plaats delict] wilde, dat hij tegen [JB] heeft gezegd dat hij van plan was een gat in het dak van [V] te maken, dat [JB] er ook wel schik in had omdat hij [V] ook niet mocht, dat hij [JB] heeft opgehaald en naar [plaats delict] is gereden, dat hij de auto heeft geparkeerd in een zijstraat van de [adres], dat hij naar de woning van [V] is gelopen en in een boom is geklommen, dat hij een gat in het dak van de aanbouw heeft geprikt en er luchtdrukolie doorheen heeft gegoten. Verdachte heeft verklaard dat het niet de bedoeling was dat het in de brand ging. Hij had geen aansteker of lucifers bij zich.
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij op 16 februari 2009 naar de woning van [V] is gegaan, dat hij met een soort priem een gat in het dak van de nieuwe aanbouw heeft gestoken en dat hij er een beetje luchtdrukolie in heeft gegooid. Verdachte heeft verklaard dat hij boos was op [V] omdat hij niet wilde betalen voor werk dat verdachte had geleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij -niet rechtstreeks tegen [V], maar meer in het algemeen- heeft gezegd dat als hij niet zou betalen dat de boel dan in de fik zou gaan. Verdachte heeft verklaard dat hij dit zei uit boosheid en dat hij niet echt van plan was iets in brand te steken maar dat hij met zijn handelen [V] wel bang wilde maken.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het meer subsidiair onder A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
A.
hij op 16 februari 2009, te [plaats delict], opzettelijk en wederrechtelijk een garage/kantoorruimte, toebehorende aan [D], heeft beschadigd;
B.
hij op 16 februari 2009, te [plaats delict], de familie [V] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht en/of met brandstichting immers heeft verdachte een gat in het dak van een garage/kantoorruimte van die familie [V] gemaakt en (vervolgens) een hoeveelheid brandbare stof door dat gat heeft gegooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer subsidiair onder A en B meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
meer subsidiair onder A: vernieling,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
meer subsidiair onder B: bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en met brandstichting,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan vernieling en bedreiging. Met name de bedreiging met brandstichting rekent de rechtbank verdachte zwaar aan nu algemeen bekend is dat brandstichtingen veel onrust en angst bij zowel direct betrokkenen als bij omwonende teweeg brengen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf onder na te noemen bijzondere voorwaarden passend en geboden is. De rechtbank komt daarbij tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist omdat zij verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit zal vrijspreken. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om een klinische opname als bijzondere voorwaarde op te leggen gelet op het tijdsverloop in deze zaak.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het meer subsidiair onder A en B tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd de hierna te vermelden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, afdeling Reclassering, Overcingellaan 19 te Assen. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent de reclassering dat nodig acht;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten een Leefstijltraining;
- zich zal laten behandelen voor rouwverwerking (onder meer rancuneus gedrag), impulsiviteit en manipulerend gedrag bij de Forensische Poli van VNN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering;
waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende de gedragsinterventie en de behandeling door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, ingevolge artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mrs. H.T. van Voorst en H. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 november 2012.