ECLI:NL:RBBRE:2000:AA7435
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Janssen
- mr. Korten
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over achterstallige vakantietoeslag en vakantiedagen na faillissement werkgever
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 30 juni 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalige oproepkracht, en het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), uitvoeringsinstelling Gak. Eiser had bezwaar aangetekend tegen een besluit van verweerder, waarbij de loonbetalingsverplichting voor de periode van 1 juli 1997 tot en met 7 augustus 1997 was overgenomen, maar geen vergoeding voor achterstallige vakantietoeslag en vakantiedagen was toegekend. Eiser stelde dat verweerder nalatig was geweest in zijn onderzoek naar de vakantietoeslag en dat hij recht had op een rentevergoeding over de periode dat de uitkering was vastgehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het eerdere besluit van 6 mei 1998, waarin zijn bezwaren ongegrond waren verklaard. Hierdoor stond in rechte vast dat verweerder terecht het verzoek tot overname van het achterstallig vakantiegeld had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vraag of verweerder tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht niet meer ter beoordeling stond, aangezien het eerdere besluit onherroepelijk was geworden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat het besluit van 6 mei 1998 of het besluit van 10 december 1997 onrechtmatig was.
Eiser had in zijn beroepschrift aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig had voorbereid en dat hij recht had op rentevergoeding vanaf de datum van zijn eerste aanvraag. De rechtbank verwierp dit betoog en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan in het openbaar door mr. Janssen, met mr. Korten als griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, met een termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift.