ECLI:NL:RBBRE:2000:AA8228

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/2093 WET JA
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake het vervallen voorkeursrecht op een perceel

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente Tilburg, waarbij een voorkeursrecht op zijn perceel is vervallen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 augustus 2000, waarbij eiser in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door gemachtigden. De achtergrond van de zaak betreft een besluit van de gemeenteraad dat op 12 april 1999 een voorkeursrecht vestigde op een gedeelte van het perceel van eiser, gelegen in de ecologische zone. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorkeursrecht op 3 juli 2000 opnieuw is vastgesteld, maar dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het oorspronkelijke besluit, omdat het voorkeursrecht inmiddels is vervallen. De rechtbank overweegt dat, volgens de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg), de gemeenteraad de aanwijzing kan laten vervallen als deze niet meer voldoet aan de gestelde eisen. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij geen schade heeft geleden door het vervallen van het voorkeursrecht en dat hij in de periode dat het voorkeursrecht gold, niet tot verkoop van het perceel is overgegaan.

De rechtbank concludeert dat er geen geschil meer bestaat over het bestreden besluit, en dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. De rechtbank wijst erop dat de bestuursrechter alleen kan oordelen over geschillen die nog bestaan. Aangezien eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het vervallen voorkeursrecht, behoeft het bestreden besluit geen verdere bespreking. De uitspraak is gedaan door mr. Janssen, met mr. Korten als griffier, op 22 september 2000. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

99/2093 WET JA ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
Veertiende kamer
Uitgesproken d.d.: 22 september 2000
UITSPRAAK
in het geding tussen:
[eiser], geboren [datum]
wonende te [woonplaats], eiser,
en
de raad van de gemeente Tilburg, te Tilburg, verweerder.
1. Procesverloop:
Eiser heeft bij brief van 25 november 1999 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 september 1999 (hierna: het bestreden besluit). Het besluit is op 20 oktober 1999 aan eiser toegezonden.
Verweerder heeft de op deze zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en bij brief van 23 december 1999 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 augustus 2000.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigden mr. M.J. Weerts, F. van Grinsven en B. Cornielje.
2. Beoordeling:
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting neemt de rechtbank de volgende feiten als vaststaand aan.
Bij besluit van 12 april 1999 heeft verweerder besloten met toepassing van artikel 2 van de Wvg een gedeelte van een aan eiser in eigendom toebehorend perceel aan te wijzen als perceel waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn. Het betreft een gedeelte - ter grootte van 1.580 m2 - van het perceel, kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie […], nummer […], met de omschrijving "2 huizen, stal, hokken, bouwland, erf". Het totale perceel heeft een oppervlakte van 2.510 m2. Als planologische basis voor de vestiging van dit voorkeursrecht geldt het - ter goedkeuring aan het College van Gedeputeerde Staten (hierna: GS) voorgelegde - bestemmingsplan "De Nieuwe Warande".
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dat besluit, samengevat, aangevoerd dat het vestigen van een voorkeursrecht op zijn perceel onnodig is omdat het perceel in de ecolinie valt. Hij wijst erop dat hij het perceel heeft gekocht ten einde er in de toekomst ook woningen voor zijn kinderen te kunnen bouwen. Hij is van mening dat - ook zonder dat zijn perceel wordt aangewezen - voldoende ruimte overblijft voor de ecolinie. Eiser verzoekt verweerder verder de gebiedsgrens van het bestemmingsplan gelijk te laten lopen met de perceelsgrens.
Daar GS goedkeuring hebben onthouden aan het gedeelte van het bestemmingsplan "Nieuwe Warande" dat ten grondslag ligt aan het op het perceel van eiser gevestigde voorkeursrecht, hebben bugemeester en wethouders (hierna: b en w) het bij besluit van 12 april 1999 gevestigde voorkeursrecht doen vervallen. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 3 juli 2000 besloten tot vestiging van een nieuw voorkeursrecht op basis van artikel 8 van de Wvg. Dit nieuwe besluit heeft verweerder op 13 juli 2000 aan eiser toegezonden en daarbij melding gemaakt van de mogelijkheid tegen dit besluit bezwaar en beroep in te stellen. Ter zitting is gebleken dat eiser inmiddels bezwaar heeft genaakt tegen dit besluit.
Verweerder heeft vervolgens de rechtbank in kennis gesteld van dit nieuwe besluit en aangevoerd dat eiser geen belang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wvg kunnen bij besluit van de gemeenteraad gronden, begrepen in een structuurplan, waarbij aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming, of in een bestemmingsplan, worden aangewezen als gronden, waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van toepassing zijn.
Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel komen voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid alleen in aanmerking de gronden, waaraan bij het structuurplan, onderscheidelijk het bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is toegedacht, onderscheidelijk is gegeven en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wvg doen b en w, zodra en voorzover de bij het raadsbesluit gegeven aanwijzing niet meer beantwoordt aan de in artikel 2, tweede lid, gestelde eisen of de in artikel 2, vierde lid bedoelde termijn is verstreken, de aanwijzing vervallen door het plaatsen van een desbetreffende aantekening bij de - kort gezegd - bij het besluit behorende kadastrale kaart.
Gelet op het bepaalde in artikel 5, eerste lid van de Wvg hebben b en w het voorkeursrecht laten vervallen.
Verweerder heeft vervolgens een nieuw voorkeursrecht gevestigd op basis van artikel 8 van de Wvg.
Het beroep van eiser kan niet op grond van artikel 9a, tweede lid, van de Wvg worden geacht te zijn gericht tegen dit nieuwe raadsbesluit. Evenmin bestaat er op basis van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb aanleiding het besluit van verweerder tot vestiging van een voorkeursrecht op basis van artikel 8 van de Wvg in deze procedure te betrekken. Dit nieuwe voorkeursrecht is niet alleen gebaseerd op een andere rechtsgrond, het heeft ook betrekking op een andere periode: het komt niet in plaats van, maar is daar op volgend.
Resteert de vraag of eiser nog een belang heeft bij een beoordeling van het inmiddels vervallen voorkeursrecht.
De rechtbank is van een dergelijk belang niet gebleken. Desgevraagd heeft eiser ter zitting verklaard dat hij in de periode dat het voorkeursrecht op zijn perceel was gevestigd, niet tot verkoop heeft willen overgegaan.
Ook anderszins heeft eiser niet gesteld schade te hebben geleden door het bestreden besluit.
Nu niet is gebleken dat eiser nog een belang heeft bij de beoordeling van de vestiging van het voorkeursrecht op basis van artikel 2 van de Wvg, behoeft het bestreden besluit geen bespreking meer. Daarbij wijst de rechtbank op de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State terzake, inhoudende dat de bestuursrechter alleen tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen, indien een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan voorligt. Wanneer een geschil niet langer meer bestaat, kan van de rechter geen uitspraak worden verkregen, uitsluitend met het oog op de betekenis van de aan hem voorgelegde vraag.
Eiser zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt ter voorlichting aan eiser nog het volgende. Ter zitting is gebleken dat eisers bezwaren met name gericht zijn tegen de door verweerder voorgestane planologische ontwikkelingen ter plaatse. Eerst ter zitting is het eiser duidelijk geworden dat in de planologische visie van verweerder op termijn geen plaats meer is voor zijn woning en zal worden "wegbestemd". Eiser zal zijn bezwaren tegen die voorgestane planologische ontwikkelingen naar voren dienen te brengen in de bestemmingsplanprocedure. In het kader van een procedure tegen de vestiging van een voorkeursrecht staat die planologische ontwikkeling niet ter beoordeling.
3. Beslissing:
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar door mr. Janssen, in tegenwoordigheid van mr. Korten als griffier, op 22 september 2000
Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de datum van verzending van het afschrift van deze uitspraak.
Afschrift verzonden d.d.:
ze