ECLI:NL:RBBRE:2000:AA8885

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
90068/KG ZA 00-568
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van distributieovereenkomst en informatieplicht in kort geding

In deze zaak, die op 4 december 2000 werd behandeld door de Rechtbank Breda, vorderde W&S Benelux B.V. (eiseres) in kort geding dat Cobar Europe B.V. (gedaagde) zou worden veroordeeld om de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst gedurende 18 maanden na 1 november 2000 op ongewijzigde condities voort te zetten. W&S stelde dat Cobar toerekenbaar tekortschiet door de beëindiging van de exclusieve distributieovereenkomst zonder een redelijke opzegtermijn in acht te nemen. Cobar betwistte dat de overeenkomst was opgezegd en stelde dat de distributieovereenkomst nog doorliep tot 1 januari 2003.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van W&S tot voortzetting van de distributieovereenkomst redelijk was, gezien de lange samenwerking tussen partijen en het feit dat Cobar geen concrete termijnen had gesteld voor de prestaties van W&S. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende argumenten waren voor het niet in acht nemen van een opzegtermijn. De vordering werd toegewezen, met de bepaling dat Cobar een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen.

Daarnaast werd Cobar veroordeeld om W&S binnen twee dagen na betekening van het vonnis te informeren over de eindafnemers in de Benelux en om deze afnemers binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te informeren over de exclusiviteit van de distributieovereenkomst. De rechtbank bepaalde dat de dwangsommen gematigd en gemaximeerd zouden worden, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De kosten van het geding werden toegewezen aan de gedaagde partij.

Uitspraak

90068/KG ZA 00-568 PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTS-
RECHTBANK TE BREDA
4 december 2000
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid W&S BENELUX B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Raamsdonksveer,
e i s e r e s bij dagvaarding van 14 november 2000,
procureur en advocaat: mr. J. van Oijen,
t e g e n :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid COBAR EUROPE B.V,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
g e d a a g d e ,
procureur en advocaat: mr. D.B. Muller.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de pleitnota van mr. Van Oijen en de door eiseres in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. Muller en de door gedaagde in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben voorts ter zitting hun stellingen mondeling nader toegelicht.
2. Het geschil.
Eiseres, hierna te noemen W&S, vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagde, hierna te noemen Cobar, te veroordelen om de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst gedurende 18 maanden na 1 november 2000 op ongewijzigde condities voort te zetten, zodat deze distributieovereenkomst voortduurt tot 1 mei 2002, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 50.000,-- voor iedere dag of iedere keer dat Cobar in gebreke blijft aan de uit te spreken veroordeling te voldoen;
b. Cobar te veroordelen om door middel van een aangetekende brief binnen twee dagen na betekening van dit vonnis W&S te informeren omtrent naam en vestigingsplaats van de eindafnemers in de Benelux die door Cobar zijn geïnformeerd omtrent het feit dat Cobar thans rechtstreeks Cobarproducten levert op de Beneluxmarkt;
c. Cobar te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de rechtstreekse afnemers, als bedoeld onder b) door middel van een aangetekende brief aan te schrijven overeenkomstig de in de dagvaarding omschreven inhoud, zonder toevoegingen of wijzigingen;
d. te bepalen dat Cobar een dwangsom verbeurt van ƒ 50.000,-- per dag of iedere keer dat zij in gebreke blijft om aan de hiervoor onder b) en c) uit te spreken veroordeling te voldoen.
Cobar heeft de vordering bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
Partijen werken sinds 1983 samen in die zin dat W&S in de Benelux de distributie verzorgt van door Cobar geproduceerde soldeervloeimiddelen, ook wel "flux" genaamd en soldeerpasta's.
In 1993 heeft Cobar aan de bestuurder van W&S een "Life time Cobar friend award" toegekend.
Vanaf oktober 1996 heeft Cobar geregeld aan W&S geschreven dat de omzet in de Benelux een negatieve trend vertoont en dat zij van W&S een stijging van de omzet verwacht.
Bij brief van 18 oktober 2000 heeft Cobar aan W&S onder meer medegedeeld:
"Het lijdt geen twijfel dat wij erg ontevreden zijn over het functioneren van W&S ten aanzien van de verkoop van Cobar-producten. In feite is van een reële vertegenwoordiging van de belangen van Cobar door W&S nauwelijks sprake.
Per 1 november 2000 zal Cobar dan ook starten met een afdeling Benelux en zelf de directe verkoop aan eindgebruikers ter hand nemen.
W&S zal vanaf die datum tot 1 januari 2003 of de datum waarop het jaarlijks inkoopniveau van W&S bij Cobar zal zijn gedaald tot ƒ 150.000,-- (vanaf 1 januari 2001 per kwartaal vast te stellen met een voortschrijdend 3-maandsgemiddelde) op een non-exclusieve basis de verkoop van de thans bestaande standaard Cobar-producten kunnen voortzetten, echter onder handhaving van de voor wederverkopers geldende voorwaarden, waarvan de belangrijkste hierna worden bevestigd:
1. Betaling stipt binnen 40 dagen na factuurdatum.
2. Minimale hoeveelheid van 5 kg. soldeerpasta per type (conform het vermelde in de prijslijst)
3. Minimale hoeveelheid van 200 liter soldeerflux per type (conform het vermelde in de prijslijst).
4. Een minimale factuurwaarde aan W&S van ƒ 1.500,-- per order voor de producten welke niet onder de punten 3 en 4 van deze brief worden genoemd.
De gewijzigde samenwerking impliceert dat W&S, zoals voorheen, vrij is om Cobar-producten aan iedere potentiële afnemer in de Benelux aan te bieden. Daartegenover staat echter, dat er geen sprake zal zijn van enige klantenbescherming. Voorts staat het W&S vrij vanaf 1 november 2000 een concurrerend product te gaan verkopen."
"In het kader van de voornoemde wijziging komt hiermede uw deelname aan onze internationale Sales-meeting met Award Dinner op 14/15 november a.s. te vervallen. In plaats daarvan wordt eventueel een op uw situatie aangepaste training georganiseerd."
Cobar heeft op 7 november 2000 aan afnemers in de Benelux -kort samengevat- medegedeeld dat zij heeft besloten de verkoop van Cobar-producten in de Benelux zelf ter hand te nemen via een speciaal opgerichte Benelux-divisie.
3.2
W&S stelt dat Cobar toerekenbaar tekortschiet door bij de beëindiging van tussen partijen geldende exclusieve distributieovereenkomst niet een redelijke termijn in acht te nemen. Subsidiair stelt W&S dat Cobar de inhoud van de distributieovereenkomst eenzijdig zodanig heeft gewijzigd dat dit in feite neerkomt op beëindiging van de overeenkomst.
3.3
Cobar betwist dat zij de distributieovereenkomst met ingang van 1 november 2000 heeft opgezegd. Volgens Cobar loopt de, naar haar stelling non-exclusieve, distributieovereenkomst nog door tot 1 januari 2003 en heeft W&S nog ruim twee jaar de gelegenheid om als voorheen Cobarproducten in de Benelux te distribueren.
3.4
Cobar heeft betwist dat W&S een exclusief recht tot distributie van Cobarproducten in de Benelux heeft verkregen en voert hiertoe aan dat ook Soltec en McDermid als distributeur optraden. Desgevraagd heeft Cobar verklaard dat vanaf 1990 alleen W&S overbleef als distributeur in de Benelux.
W&S voert als verweer dat wel sprake was van samenwerking tussen Soltec en Cobar in verband met oude vriendschappen, maar zij betwist dat Soltec ooit Cobarproducten heeft geleverd. W&S heeft onbestreden gesteld dat McDermid in het verleden een partner was van W&S die zich bezighield met een totaal ander marktgebied.
Gelet op de verklaring van Cobar staat vast dat W&S in ieder geval vanaf 1990 exclusief distributeur was van Cobarproducten in de Benelux. Zeer aannemelijk is dat dit al vanaf 1983 het geval was en dat W&S vanaf de start van de onderneming van Cobar een afzetmarkt in de Benelux heeft opgebouwd.
3.5
De mededeling van Cobar dat zij zich met ingang van 1 november eenzijdig niet langer gebonden acht aan de exclusiviteit van de distributieovereenkomst en de eenzijdig aan W&S opgelegde ernstige beperkingen komen feitelijk neer op een beëindiging van de overeenkomst. Van belang daarbij is enerzijds dat Cobar het aan W&S te leveren assortiment niet actueel zal houden terwijl Cobar zelf stelt dat de technische ontwikkelingen snel gaan en Cobar-producten continu worden ontwikkeld. Anderzijds verplicht zij W&S tot de afname van minimaal voorgeschreven hoeveelheden, hetgeen er toe zal leiden dat W&S niet meer in staat zal zijn zo'n 70% van haar afnemers, die gewend waren kleinere hoeveelheden bij W&S te bestellen, te bedienen.
3.6
Ter beoordeling staat vervolgens of sprake is van zo ernstige omstandigheden dat Cobar gerechtvaardigd zou zijn om op te zeggen zonder inachtneming van een opzeggingstermijn. Cobar heeft in dit verband gesteld dat zij sinds 1996 regelmatig zowel mondeling als schriftelijk aan W&S heeft medegedeeld dat
W&S zich te weinig inspant om de omzet te vergroten. Desgevraagd heeft Cobar geantwoord dat zij qua volume geen minimumeisen heeft gesteld omdat zij van mening was dat dit demotiverend zou werken en zij er daarom voor heeft gekozen W&S uitsluitend positief aan te sporen.
Niet gebleken is dat er een concrete aanleiding was voor onmiddellijke opzegging van de overeenkomst. Cobar heeft wel aangevoerd dat de tweede kwartaalcijfers van 2000 een aanleiding waren, maar die cijfers zijn niet meer tegenvallend dan in de voorgaande jaren. Vaststaat dat door Cobar nimmer concreet termijnen genoemd zijn waarbinnen strak omschreven doelen door W&S dienden te worden behaald. Dat de door W&S behaalde omzetten niet naar tevredenheid waren was al sinds 1996 een probleem voor Cobar en heeft in het verleden geen aanleiding gegeven tot opzegging of het treffen van andere maatregelen. Voorshands wordt dan ook geconcludeerd dat er onvoldoende argumenten zijn gesteld of gebleken voor het niet in acht nemen van een opzegtermijn.
3.7
Nu partijen omtrent een opzegtermijn niets zijn overeengekomen, behoort de lengte van die termijn te worden gerelateerd aan de looptijd van de distributieovereenkomst: zeventien jaar. De lengte van de door W&S gevorderde opzegtermijn van achttien maanden komt redelijk voor, en is door Cobar niet betwist. Naar eigen stelling heeft zij per 1 januari 2003 opgezegd en zou derhalve ook een opzegtermijn van twee jaar redelijk zijn. In aanmerking nemend dat beide partijen hebben verklaard dat verdere samenwerking, ondanks het onderhavige geschil, geen problemen zal opleveren, ligt de vordering sub a voor toewijzing gereed. De vordering wordt aldus begrepen dat de brief van 18 oktober 2000 moet worden gelezen als een opzegging waarbij de afwezige opzegtermijn wordt geconverteerd in een opzegtermijn van 18 maanden.
3.8
Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 3.4 is overwogen ten aanzien van het exclusief karakter van de distributieovereenkomst heeft W&S tevens voldoende (spoedeisend) belang bij toewijzing van de vorderingen sub b en c.
Beide vorderingen zullen, als overigens niet tegengesproken, worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd als in de beslissing te vermelden.
4. De kosten.
Cobar dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De president
veroordeelt gedaagde om de tussen partijen gesloten distributieovereenkomst gedurende 18 maanden na 1 november 2000 op ongewijzigde condities voort te zetten, zodat deze distributieovereenkomst voortduurt tot 1 mei 2002;
veroordeelt gedaagde om door middel van een aangetekende brief binnen twee dagen na betekening van dit vonnis eiseres te informeren omtrent naam en vestigingsplaats van de eindafnemers in de Benelux die door gedaagde zijn geïnformeerd omtrent het feit dat gedaagde thans rechtstreeks Cobarproducten levert op de Beneluxmarkt;
veroordeelt gedaagde om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de rechtstreekse afnemers, als hiervoor bedoeld, door middel van een aangetekende brief aan te schrijven met de navolgende inhoud, zonder toevoegingen of wijzigingen:
"Dames, mijne heren,
Op last van de president van de arrondissementsrechtbank te Breda delen wij u bij deze mede, dat wij u ten onrechte hebben medegedeeld dat u rechtstreeks bij onze onderneming de door ons geproduceerde producten kunt afnemen. Wij delen u op last van de president mede, dat W&S Benelux B.V. te Raamsdonksveer tot nader order als onze exclusieve distributeur voor de Benelux optreedt, zodat bestellingen van de door ons geproduceerde goederen alleen via laatstgenoemde vennootschap kunnen plaatsvinden,
Hoogachtend,
Cobar Europe B.V."
bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van ¦ 10.000,-- voor iedere keer of iedere dag dat zij in gebreke blijft aan voormelde veroordeling te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal ¦ 250.000,-- kan worden verbeurd;
bepaalt dat een in dit vonnis genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de bodemrechter voorzover handhaving van verbeurte van die dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
verwijst gedaagde in de kosten van het geding en veroordeelt haar tot betaling aan gedaagde van de aan haar zijde gevallen kosten, tot op heden begroot op
¦ 2.015,74, waaronder begrepen een bedrag van ¦ 1.550,-- aan procureurssalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.E. Poerink, fungerend president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van maandag 4
december 2000, in tegenwoordigheid van mr. D.G.E.C.Th. Schütz,
waarnemend griffier.