ECLI:NL:RBBRE:2000:AA9060

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
90586 KG ZA 00-589
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot plaatsing van advertentie in strijd met Mededingingswet

In deze zaak, die op 13 december 2000 door de Rechtbank Breda werd behandeld, vorderde AOWL, een marketingbedrijf dat een internetplatform exploiteert, dat BN/De Stem, een regionale uitgeverij, een advertentie zou plaatsen die AOWL op 20 november 2000 had aangeboden. AOWL stelde dat BN/De Stem onterecht weigerde de advertentie te plaatsen, met een beroep op haar algemene voorwaarden. AOWL vorderde een veroordeling van BN/De Stem om de advertentie te plaatsen, zolang de Nederlandse Mededingingsautoriteit nog geen beslissing had genomen op een eerder verzoek van AOWL.

BN/De Stem betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen AOWL en haar, omdat zij alleen contracten sluit met reclamebureaus zoals Universal Media. BN/De Stem voerde aan dat zij geen contact had gehad met AOWL, maar enkel met Universal Media, en dat er dus geen recht op nakoming bestond. AOWL stelde subsidiair dat BN/De Stem misbruik maakte van haar economische machtspositie, wat in strijd zou zijn met de Mededingingswet.

De rechtbank oordeelde dat AOWL niet had aangetoond dat er een overeenkomst was tussen haar en BN/De Stem. De stelling van AOWL dat BN/De Stem in strijd met de Mededingingswet handelde, werd verworpen. De rechtbank concludeerde dat BN/De Stem niet onterecht had gehandeld door de advertentie te weigeren en dat er geen sprake was van misbruik van een economische machtspositie. De vordering van AOWL werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

90586 KG ZA 00-589 PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
13 december 2000
VONNIS IN KORT GEDING
In de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprake-lijkheid BEHEERSMAATSCHAPPIJ QM1 B.V., h.o.d.n. ALLES OVER WONEN LOKAAL B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
e i s e r e s bij exploit van dagvaarding van
27 november 2000,
procureur: mr. R.A.H. Post,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprake-lijkheid UITGEVERSMAATSCHAPPIJ ZUID-WEST-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Breda,
g e d a a g d e,
procureur: mr. E.P. Elink Schuurman,
advocaat: mr. A. Robustella.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
de dagvaarding;
de pleitnota van mr. Post en de door eiseres in het geding gebrachte producties;
de pleitnota van mr. Robustella en de door gedaagde in het geding gebrachte producties.
Partijen, hierna aangeduid als AOWL en BN/De Stem, hebben hun standpunten ter zitting mondeling toegelicht.
2. Het geschil.
AOWL vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van BN/De Stem om, zo-lang door de Nederlandse Mededingingsautoriteit niet is beslist op het door AOWL gedane verzoek tot toepassing van artikel 83 Mededingingswet, op eerste verzoek van AOWL in de door AOWL aan te geven editie(s) van BN/De Stem de op 20 november 2000 door AOWL aan BN/De Stem aangeboden advertentie, althans een nader door AOWL aan te bieden advertentie voor het door haar gevoerde product www.aowl.nl te plaatsen, zulks op straffe van een dwangsom van ƒ 50.000,-- voor iedere weigering van BN/De Stem om de aldus aan haar aangeboden advertentie(s) te plaatsen, met veroordeling van BN/De Stem in de kosten van dit geding.
BN/De Stem weerspreekt de vordering.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties, voor zover niet weersproken, wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- AOWL exploiteert sinds medio 2000 een marketing concept bestaande uit een inter-netsite, toegankelijk via www.aowl.nl, die geïnteresseerden in produkten of diensten op het gebied van wonen binnen een bepaalde regio via gekoppelde internetsites toegang verschaft tot bedrijfsinformatie en informatie over produkten en diensten van aan AOWL verbonden, in deze branche binnen de regio werkzame ondernemers.
- Met het oog op de introductie van haar produkt in de regio Breda heeft AOWL via Universal Media advertentieruimte gereserveerd in de door BN/De Stem op 23 november 2000 uit te brengen editie. BN/De Stem heeft deze reservering aan Universal Media bevestigd.
- Universal Media heeft op 20 november 2000 een advertentie van AOWL aan BN/De Stem geleverd, waarna deze de advertentie heeft geweigerd. Naar aanleiding van een reactie hierop van AOWL heeft BN/De Stem haar weigering bij faxbericht van 23 november 2000 gehandhaafd met een beroep op haar algemene voorwaarden en daarbij aangegeven dat de “(..) reden voor de weigering is, dat de door uw cliënte te plaatsen advertentie, althans de door uw cliënte op te zetten site waarop de adverten-tie betrekking heeft, strijdig wordt geacht te zijn met de belangen van Uitgeversmaatschappij Zuidwest-Nederland bv. (..)”.
3.2. AOWL stelt primair recht te hebben op nakoming van de via Universal Media met BN/De Stem gesloten overeenkomst tot plaatsing van de advertentie. Volgens AOWL kan BN/De Stem daarbij geen beroep doen op haar algemene voorwaarden, nu deze voorwaarden niet zijn overeengekomen, althans de bepaling waarop BN/De Stem zich beroept vernietigbaar is. Subsidiair stelt AOWL dat BN/De Stem jegens haar onrechtmatig handelt, doordat zij misbruik maakt van haar economische machtspositie en aldus in strijd handelt met de artikelen 6 en 24 Mededingingswet (Mw).
3.3. BN/De Stem bestrijdt allereerst dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Zij stelt daartoe dat zij, met het oog op de beperking van haar financiële risico’s, slechts advertentiecontracten sluit met reclamebureaus die als betrouwbaar en krediet-waardig te boek staan, zoals Universal Media, en niet met afzonderlijke adverteerders als AOWL. BN/De Stem heeft dan ook geen contact gehad met AOWL, maar slechts met Universal Media, zo stelt zij, daarbij benadrukkend dat Universal Media in deze ook niet als bemiddelaar voor haar is opgetreden. Van een overeenkomst tussen AOWL en BN/De Stem en een daaruit voortvloeiend recht op nakoming van AOWL kan dan ook geen sprake zijn, aldus BN/De Stem.
3.4. AOWL heeft de door BN/De Stem geschetste feitelijke gang van zaken rond de tot-standkoming van advertentiecontracten in het algemeen en in het onderhavige geval niet weersproken. Nu BN/De Stem voorts de stelling van AOWL betwist dat Universal Media als bemiddelaar namens haar is opgetreden, is niet aannemelijk dat tussen AOWL en BN/De Stem een overeenkomst terzake de plaatsing van een advertentie tot stand is gekomen. De primaire grondslag moet dus worden verworpen.
3.5. Bij de beoordeling van de subsidiaire grondslag geldt als uitgangspunt dat partijen in beginsel naar vrije verkiezing al of niet overeenkomsten mogen aangaan, tenzij uit enige rechtsregel anderszins voortvloeit. Het staat BN/De Stem in beginsel dan ook vrij al dan niet een overeenkomst aan te gaan met AOWL.
3.6. De stelling van AOWL dat deze vrijheid in het onderhavige geval haar begrenzing vindt in artikel 6 Mw wordt verworpen. Door AOWL is niet gesteld, en ook overigens is niet gebleken, dat sprake is van een overeenkomst tussen ondernemingen, van besluiten van ondernemersverenigingen of van onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlands markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dat BN/De Stem met haar weigering van de advertentie de facto het belang van een andere, aan haar gelieerde onderneming dient, zoals AOWL heeft betoogd, is daartoe niet voldoende, nog daargelaten dat deze stelling door BN/De Stem gemotiveerd is betwist. Aldus is niet aannemelijk geworden dat BN/De Stem heeft gehandeld in strijd met artikel 6 Mw.
3.7. Ingevolge artikel 24 Mw is het ondernemingen verboden misbruik te maken van een economische machtspositie. Of daarvan sprake is hangt niet af van het antwoord op de vraag of een marktpartij door een bepaalde gedraging in zijn concurrentiemogelijkheden wordt beperkt, maar of de mededinging op de relevante markt door die gedraging wordt beperkt. Aldus moet eerst de relevante produktmarkt gedefinieerd worden.
In aanmerking genomen het betoog van AOWL, dat zij door de weigering van BN/De Stem wordt beperkt in haar mogelijkheden om via advertenties haar doelgroep te bereiken, dient als relevante produktmarkt te worden aangemerkt de markt van aanbieders van advertentiefaciliteit op het gebied van wonen, zulks in de meest ruime zin van het woord. Aangezien AOWL zich met name richt op de regio Breda, Zevenbergen, Baarle-Nassau, Etten-Leur en Oosterhout is de relevante geografische markt tot dat gebied beperkt. De relevante markt, zo is AOWL kennelijk ook uit eigen onderzoek gebleken, omvat onder andere: regionale dagbladen, landelijke dagbladen, huis-aan-huis bladen, themabladen, lokale tv/kabelkrant, lokale radio, internet, foldermateriaal, billboards, direct marketingaanbieders en de bioscoop. AOWL heeft niets gesteld omtrent de positie van BN/De Stem op deze markt. Evenmin is gesteld dat BN/De Stem in staat is deze markt te dicteren. Dat een advertentie in BN/De Stem voor AOWL onontbeerlijk is om haar doelgroep te bereiken, zoals zij stelt, is in het licht van het vorenstaande dan ook niet aannemelijk. Aldus is niet gebleken dat BN/De Stem op de relevante markt een economische machtspositie heeft. Van misbruik van die machtspositie kan dan ook reeds daarom geen sprake zijn. Dat BN/De Stem op de markt van de (regionale) dag-bladen een aandeel heeft van 70% en op die markt wellicht een machtspositie inneemt, zoals AOWL heeft betoogd, leidt niet tot een ander oordeel. Deze markt is immers in het onderhavige geval niet als de - in het kader van het mededingingsrecht - relevante markt aan te merken.
3.8. Van een andere rechtsgrond, die de gevraagde voorzieningen zou kunnen dragen, is niet gebleken. De voorzieningen zullen dan ook worden afgewezen.
4. De kosten.
AOWL dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De president
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagde gevallen en tot op heden begroot op ƒ 1.950,--, waaronder begrepen een bedrag van ƒ 1.550,-- aan salaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink, fungerend president, en uitgesproken ter openbare terecht-zitting in kort geding van 13 december 2000, in tegenwoordigheid van mr. Goossens, waarnemend-griffier.
w.g. R.J.H. Goossens w.g. G.J.E. Poerink