ECLI:NL:RBBRE:2001:AB1980
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Bleeker
- mr. Lameijer
- mr. Van Geloven
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake drugshandel met XTC-pillen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 15 mei 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van XTC-pillen. De rechtbank heeft de gedingstukken en het verweer van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van meer dan 80.000 XTC-pillen, waarvan een deel op 24 januari 2001 en een ander deel op 25 januari 2001 naar België werd vervoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie was ontvankelijk in zijn vordering, en er waren geen gronden voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de beschikbare bewijsmiddelen geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de XTC-pillen heeft vervoerd, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de hoofdzaak bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht. Tevens zijn de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer, terwijl een geldbedrag van 8.000 Belgische franken aan de verdachte werd teruggegeven, omdat dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de organisatie die zich bezighield met de handel in XTC-pillen, en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de verdachte te weerhouden van het plegen van toekomstige misdrijven.