3.1 Tussen partijen staat het navolgende vast:
a. [gedaagde]s Limonadefabrieken (hierna: VTL), thans genaamd Frisdranken-
industrie Nederland B.V. (FIN), produceerde in de zeventiger jaren het gazeusemerk Exota.
b. Als gevolg van televisie- en radiouitzendingen in december 1971/januari 1972
gepresenteerd door VARA Ombudsman Marcel van Dam is de vraag van het publiek naar producten van dat merk (sterk) verminderd.
c. Bij overeenkomst van 10 januari 1972 hebben elf familieden van [gedaagde], waaronder gedaagden 3 tot en met 8) in totaal 1340 aandelen in VTL verkocht en overgedragen J.K. Leutscher voor de voorlopige koopsom van f 1,--
d. De overeenkomst bevatte onder meer de volgende bepalingen:
“4. Koopsom
De koop en verkoop geschiedt tegen een koopprijs ad één gulden (f 1,-) te vermeerderen met de (eventuele) positieve balanswaarde per 31 december 1971.
De balans zal worden vastgesteld door accountantskantoor Paardekooper & Hoffman,
(…)
De vordering op de VARA en Marcel van Dam zal worden opgenomen voor een bedrag, gelijk aan het bedrag dat VARA en/of Marcel van Dam zullen betalen, hetzij krachtens rechterlijk vonnis, hetzij krachtens minnelijke regeling, een en ander na aftrek van de aan deze zaak verbonden gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.
(…)
Indien volgens de aldus opgemaakt balans de “passiva” de “activa” overtreffen, wordt boven het eerder genoemde bedrag ad f 1,-- niets bijbetaald. Mochten daarentegen de “ activa” de “ passiva” overtreffen, dan zal partij ter andere zijde (Leutscher) aan partijen ter enerzijde (…), zulks in evenredigheid van de aantallen der door hen overgedragen aandelen, betalen een bedrag gelijk aan dit (positieve) verschil, echter na aftrek van een bedrag, gelijk aan de geschatte tegenwaarde van de op de vennootschap rustende (latente) schuld wegens vennootschapsbelasting, zulks met inachtneming van het compensabele verlies, zullende dit bedrag op voor partijen bindende wijze worden geschat door de belastingadviseur van de vennootschap”.
e. Bij overeenkomst van 16 maart 1973 heeft Leutscher de aandelen VTL overgedragen aan de Verenigde Nederlandse Brouwerijen Breda-Oranjeboom N.V. (hierna: BO)
Art 10 van deze overeenkomst luidt:
“Leutscher zal alle rechten uitoefenen en verplichtingen nakomen van VTL inzake de claim op de VARA en/of Marcel van Dam. VTL zal alle medewerking verlenen terzake van de beschikbare cijfers. Leutscher verplicht zich, bij de realisering van deze claim en de daarvoor noodzakelijk geachte regelingen, iedere nadelige publiciteit voor B.O. en VTL te voorkomen. Het door de VARA en/of Marcel van Dam te betalen bedrag zal door VTL aan Leutscher worden afgedragen. De verplichting van VTL wordt bij deze door BO als hoofdelijk mede-schuldenaar gegarandeerd.”
f. Bij overeenkomst van 17 juni 1973, heeft Leutscher aan N.V. Slavenburg’s Bank te Rotterdam in eigendom tot zekerheid overgedragen alle rechten en vorderingen die hij uit hoofde van de overeenkomst van 16 maart 1973
artikel 1 luidt:
“Leutscher draagt hierbij aan de bank in eigendom over, gelijk de Bank hierbij in eigendom aanvaardt, alle rechten en vorderingen die Leutscher uit de in fotocopie aan deze akte gehechte overeenkomst heeft en nog zal verkrijgen op de naamloze vennootschap Verenigde Nederlandse Brouwerijen Breda-Oranjeboom N.V.,…”.
g. Bij vonnis van deze rechtbank van 21 mei 1974, gewezen tussen Leutscher enerzijds en de groep [gedaagde] anderzijds is voor recht verklaard, dat tussen partijen is overeengekomen, dat het accountantskantoor Paardekooper en Hoffman (hierna P&H) op partijen bindende wijze de koopsom vaststelt. Voorts is Leutscher veroordeeld tot het doen opstellen van de overname-balans VTL per 31 december 1971 op de wijze bepaald in de overeenkomst van 10 januari 1972;
h. Op 2 maart 1974 heeft P&H de balans per 31 december 1971 van VTL vast- gesteld, resulterend in een positief saldo-verschil tussen de activa en passiva van f 2.085.844,72. In de balans is onder de activa de “Varaclaim”als P.M.-post opgenomen.
i. Bij overeenkomst 28 november 1985 heeft Leutscher aan NTK overgedragen alle rechten voortvloeiende uit artikel 10 van de overeenkomst van 16 maart 1973.
De overeenkomst houdt -voorzover hier van belang - het navolgende in:
“In aanmerking nemende:
Dat Leutscher meent een vordering te hebben uit hoofde van een overeenkomst welke Leutscher op 16 maart 1973 afsloot met …Breda-Oranjeboom NV in verband met de overname van de aandelen(…)VTL, welke in artikel 10 aangeeft:
“Leutscher zal alle rechten uitoefenen en verplichtingen nakomen van VTL inzake de claim op de VARA en/of Marcel van Dam. VTL zal alle medewerking verlenen terzake van de beschikbare cijfers. Leutscher verplicht zich, bij de realisering van deze claim en de daarvoor noodzakelijk geachte regelingen, iedere nadelige publiciteit voor B.O. en VTL te voorkomen. Het door de VARA en/of Marcel van Dam te betalen bedrag zal door VTL aan Leutscher worden afgedragen. De verplichting van VTL wordt bij deze door BO als hoofdelijk mede-schuldenaar gegarandeerd.”
(…)
artikel 1
Leutscher draagt bij deze over aan het Nederlandsch Trustkantoor de vordering van Leutscher als aangegeven, één en ander schaden bij staat op te maken, welke overdracht door het Nederlandsch Kantoor wordt aanvaard.”
j. Leutscher is op 9 februari 1988 in staat van faillissement verklaard; het faillissement is op 13 maart 1990 opgeheven.
k. Bij overeenkomst van 17oktober / 8 november 1990 tussen Credit Lyonnais Bank Nederland (rechtsopvolgster van Slavenburgs’s BanK) en de vorderingen op BO aan Leutscher geretrocedeerd.
l. Op 31 augustus 1993 heeft de groep [gedaagde] (gedaagden 3 tot en met 6) voor een bedrag van f 11.000.000,-- ten laste van Leutscher en NTK onder FIN conservatoir derdenbeslag gelegd.
m. Op 25 juli 1994 hebben gedaagde sub 7 en 8 ([gedaagde] en de erven [gedaagde]) voor een bedrag van f 3.000.000,-- ten laste van Leutscher onder FIN en Interbrew conservatoir derdenbeslag gelegd.
De president heeft bij beschikking van 22 juli 1994 hun verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onder FIN ten laste van NTK geweigerd met als motivering dat van een vorderingsrecht van hen op NTK onvoldoende summierlijk is gebleken.
n. Bij arrest van 12 december 1996 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de VARA en Marcel van Dam veroordeeld tot betaling aan VTL van een bedrag van
f 2.228.580,-- aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 1971 tot aan de dag der voldoening, alsmede tot betaling van f 240.000,-- ter zake kosten van het eerste deskundigenbericht. Het cassatieberoep tegen dit arrest is bij arrest van 12 juni 1998 door de Hoge Raad verworpen (NJ 98.59)
o. Op 20 mei 1997 heeft de VARA/Van Dam ter voldoening aan het arrest van het Hof van 12 december 1996 f 7.730.680,82 aan FIN betaald.
p. Bij incidenteel vonnis van 23 juli 1997 heeft de rechtbank te Amsterdam Leutscher veroordeeld bij wege van voorschot aan de groep [gedaagde] te betalen 507/1340ste deel van het bedrag van f 1.500.000,--, te vermeerderen met 507/1340ste deel van de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 september 1991 tot aan de dag van voldoening.
q. Bij kort geding vonnis van 13 augustus 1997 tussen NTK en de groep [gedaagde] en erven [gedaagde] heeft de president van deze rechtbank het conservatoire beslag van 31 augustus 1993 (vermeld sub m) ten laste van NTK onder Fin opgeheven.
r. Op 14 augustus 1997 heeft NTK diverse cessies aan FIN en Interbrew betekend en hen gesommeerd tot betaling van f 7.730.688,82.
s. Bij brief van 5 september 1997 heeft de raadsman van de groep [gedaagde] op grond van art. 3:50 BW de nietigheid van de cessie van 28 november 1985 ingeroepen.