ECLI:NL:RBBRE:2001:AD3790
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Scheffers
- A. Alferink
- D. de Boorder-Wennekers
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarigen na onvoldoende bewijs
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 6 september 2001, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontucht met twee minderjarigen. De rechtbank heeft de gedingstukken en het verweer van de verdachte en zijn raadsman zorgvuldig bestudeerd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende geloofwaardig waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank concludeerde dat er weliswaar wettig bewijs aanwezig was, maar dat dit niet overtuigend genoeg was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat de aangifte van het eerste slachtoffer niet werd ondersteund door andere verklaringen. De rechtbank merkte op dat de deskundigenrapporten over de geloofwaardigheid van de aangifte geen eenduidig antwoord gaven. De deskundige D.H.J. Boeykens had de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, maar een andere deskundige, P.J. van Koppen, had vraagtekens gezet bij de geloofwaardigheid van de verklaring. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank besloot dat iedere partij haar eigen proceskosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij mr. De Boorder-Wennekers niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.