ECLI:NL:RBBRE:2002:AD9512

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
15 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
90956/HA ZA 00-2152
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in vrijwaring met betrekking tot bemiddelingsovereenkomst en informatieplicht bij verkoop onroerend goed

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Breda op 15 januari 2002, hebben eisers een vordering ingesteld tegen gedaagde in vrijwaring. De eisers vorderen dat gedaagde wordt veroordeeld om aan hen te voldoen wat zij in de hoofdzaak zijn verschuldigd, in het geval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen. De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar de feiten zoals vastgesteld in een eerder vonnis van 14 november 2000, waarin de hoofdzaak werd behandeld. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagde, als makelaar, heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam vakgenoot zou hebben gedaan, met betrekking tot de informatie over mogelijke verontreiniging van het onroerend goed. De rechtbank overweegt dat, indien eisers de gedaagde hebben geïnformeerd over mogelijke verontreiniging, het van de gedaagde verwacht mocht worden dat deze informatie aan potentiële kopers werd doorgegeven. De rechtbank concludeert dat de gedaagde, ondanks zijn kennis van de mogelijke verontreiniging, niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht. De vordering van eisers wordt toegewezen, maar de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden. De zaak wordt ambtshalve verwezen naar de parkeerrol, in afwachting van de eindbeslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

90956 / HA ZA 00-2152 RECHTBANK BREDA
15 januari 2002 Sector Handelsrecht
Enkelvoudige Kamer
V O N N I S
In de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiser],
beiden wonende te [woonplaats],
e i s e r s in vrijwaring
bij dagvaarding van 27 november 2000,
procureur: mr. R.A.H. Post,
t e g e n:
de besloten vennootschap KOUTERS, DE KROON & VAN DER MEER MAKELAARS B.V.,
gevestigd te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
g e d a a g d e in vrijwaring,
procureur: mr. N.Th. ter Haar Romeny.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende processtukken:
- het vonnis van deze rechtbank van 14 november 2000, gewezen onder nummer 85516/HAZA 00-1162;
- de dagvaarding in vrijwaring;
- de conclusie van eis in vrijwaring, tevens akte houdende overlegging productie;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring, met 5 producties;
- de conclusie van repliek in vrijwaring, met 1 productie;
- de conclusie van dupliek in vrijwaring met 1 productie.
2. Het geschil.
Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde in vrijwaring te veroordelen om aan eisers in vrijwaring te voldoen al hetgeen waartoe eisers in vrijwaring als gedaagden in de hoofdzaak ten behoeve van eisers in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld, althans - voorzover in de hoofdzaak de vordering ten aanzien van gedeeltelijke ontbinding jegens gedaagden in de hoofdzaak wordt toegewezen - gedaagde in vrijwaring te veroordelen aan eisers in vrijwaring te vergoeden het bedrag dat eisers in vrijwaring als gedaagden in de hoofdzaak op basis van deze ontbinding gehouden zijn aan eisers in de hoofdzaak te vergoeden en met veroordeling van gedaagde in vrijwaring in de kosten van het geding in de hoofdzaak en in deze vrijwaring.
Gedaagde voert verweer tegen deze vordering.
3. De beoordeling.
3.1 Voor de vaststaande feiten wordt verwezen naar ro. 3.1 van het op 15 januari 2002 in de hoofdzaak gewezen vonnis onder rolnummer 85516 / HAZA 00-1162, die als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag, dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met eisers gesloten bemiddelingsovereenkomst, op grond waarvan zij gehouden is de door eisers geleden schade te vergoeden.
Eisers voeren hiertoe aan, dat zij bij het aangaan van die overeenkomst hebben afgesproken, dat zij zich op geen enkele wijze zouden bemoeien met de verkoop van het pand. Eisers hebben gedaagde ook geïnformeerd omtrent hetgeen eisers bekend was ten aanzien van eventuele bodemverontreiniging van het pand met ondergrond. Gelet hierop, alsmede gelet op de deskundigheid van gedaagde als NVM-makelaar, mochten eisers erop vertrouwen dat gedaagde bij de verkoop zorgvuldig zou handelen en alle relevante informatie die voor de verkoop van belang zou zijn aan de (potentiële) kopers zou melden, daaronder begrepen hetgeen partijen bekend was omtrent eventuele vervuiling van de grond. Indien in de hoofdzaak mocht komen vast te staan dat eisers toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst en daarmee hun mededelingsplicht hebben geschonden, dan impliceert zulks, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken, dat gedaagde, als makelaar van eisers, kennelijk niet alle relevante informatie die aan haar door eisers gemeld was, alsmede de uit eigen deskundigheid bekende informatie, niet heeft gemeld aan eisers in de hoofdzaak, aldus eisers.
3.3 Hetgeen partijen verdeeld houdt betreft de vraag, of een vertegenwoordiger van gedaagde heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Indien eisers gedaagde hebben geïnformeerd omtrent hetgeen hen bekend was ten aanzien van mogelijke verontreiniging ten aanzien van de onroerende zaak, mocht van gedaagde worden verwacht deze informatie door te geven aan aspirantkopers. Door gedaagde wordt betwist dat eisers haar deze informatie hebben verschaft. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van dit verweer, faalt het. Zoals in de hoofdzaak is overwogen was gedaagde zelf bekend met een mogelijke verontreiniging van het verkochte perceel. In die situatie mag van een redelijk handelend en redelijk bekwaam makelaar, mede gezien zijn maatschappelijke positie, worden verwacht dit bij zijn opdrachtgever ter sprake te brengen en zich er van te vergewissen dat de aspirantkoper hiervan mededeling wordt gedaan, hetzij door de verkoper, hetzij door hemzelf. Daarvoor bestaat temeer aanleiding indien, zoals in de hoofdzaak is overwogen, de koper niet is voorzien van deskundige bijstand. Hierbij dient te worden bedacht, dat het in het belang van de verkoper is niet achteraf te worden geconfronteerd met een vordering van de koper die op enigerlei wijze strekt tot aantasting van de koopovereenkomst.
3.4 Gelet op het voorgaande kan de vordering worden toegewezen. Om proceseconomische redenen houdt de rechtbank de beslissing aan in afwachting van de in de in de hoofdzaak te nemen eindbeslissing.
3.5 De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden.
3.6 Gelet op de bepalingen van hoofdstuk 11 van het Landelijk Uniform Rolreglement zal de zaak ambtshalve worden verwezen naar de parkeerrol overeenkomstig de in Bijlage C aangegeven datum. Op verzoek van de meest gerede partij kan conform Bijlage B de zaak desgewenst op een eerder tijdstip weer op de rol geplaatst worden voor het vragen van vonnis.
4. De beslissing.
De rechtbank:
houdt iedere verdere beslissing aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak met rolnumer 85516/ HAZA 00-1162;
verwijst de zaak ambtshalve naar de parkeerrol van dinsdag 7 oktober 2003.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 15 januari 2002.