ECLI:NL:RBBRE:2002:AD9516

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
96445/HA ZA 01-987
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Weide
  • B. Cooijmans
  • J. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente Breda voor schade door trillingen

In deze zaak vorderen eisers, wonende te Breda, schadevergoeding van de gemeente Breda, die zij aansprakelijk stellen voor schade aan hun woningen, veroorzaakt door trillingen van vrachtverkeer over een noodbestrating. De rechtbank Breda heeft op 12 februari 2002 een tussenvonnis gewezen waarin een deskundigenonderzoek is gelast. De eisers hebben gesteld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door niet adequaat te reageren op hun klachten over trillingen, die volgens hen schade aan hun woningen hebben veroorzaakt. De gemeente heeft de aansprakelijkheid betwist en stelt dat er geen causaal verband bestaat tussen de trillingen en de schade. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in beginsel aansprakelijk kan worden gehouden, maar dat de eisers de aanwezigheid van het causaal verband moeten bewijzen. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om het benodigde voorschot voor het deskundigenonderzoek te betalen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundige en de vraagpunten die aan de deskundige voorgelegd zullen worden.

Uitspraak

96445 / HA ZA 01-987 RECHTBANK BREDA
12 februari 2002 Sector [eiser]delsrecht
Meervoudige Kamer
V O N N I S
In de zaak van:
1. [eiser],
2. [eiser],
3. [eiser],
4. [eiser],
allen wonende te Breda,
e i s e r s bij dagvaarding van 10 mei 2001,
procureur: mr. L.G.M. Delahaije,
t e g e n:
de GEMEENTE BREDA,
zetelende te Breda,
g e d a a g d e,
procureur: mr. B.P.M. van Ravels.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende processtukken:
- de dagvaarding;
- de conclusie van eis met 4 producties;
- de conclusie van antwoord met 30 producties;
- de akte van depot zijdens gedaagde;
- de conclusie van repliek met 4 producties;
- de conclusie van dupliek met 1 productie.
Eise[eiser]mede[eiser]uid [eiser]'[eise[eiser]', gedaagde als 'de gemeente'.
2. Het geschil.
Eisers vorderen bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen tot betaling:
- aan eiser [eiser] een bedrag ad f 24.411,23;
- aan eiseres [eiser] f 16.661,23;
- aan eiser [eiser] f 16.261,23;
- aan eiser [eiser] f 20.911,23;
- aan alle eisers de buitengerechtelijke kosten ad f 27.380,--;
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening, met - naar de rechtbank leest - veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3. De beoordeling.
3.1 Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. In 1995 heeft de gemeente Breda aan Koninklijke Aannemingsmaatschappij Van Drunen B.V. opdracht verstrekt tot de aanleg van een bergbezinkbassin met bijbehorende (riolerings)werkzaamheden in onder andere de Weilustlaan te Breda. De uitvoering van deze werkzaamheden heeft plaatsgevonden tussen 20 september 1995 en eind 1995. Op 2 januari 1996 is het werk opgeleverd.
b. Na afloop van de hiervoor genoemde werkzaamheden is er door de gemeente in de Weilustlaan een noodbestrating aangelegd, bestaande uit betonklinkers. Van eind 1997 tot begin 1998 is deze noodweg gebruikt door zwaar vrachtverkeer in verband met de renovatie van de Molenleyflat.
c. Op 20 maart 1998 heeft [eiser] contact opgenomen met wethouder Oomen van de gemeente, stellende dat er scheuren in zijn woning zijn ontstaan door trillingen als gevolg van het aan- en afrijden van vrachtwagens met bouwmateriaal in verband met de renovatie van de Molenleyflat. De wethouder is dezelfde dag naar [eiser] toegekomen en heeft hem gezegd dat de gemeente tegen schade verzekerd is.
d. [eiser] heeft, mede namens de overige eisers, de gemeente op 3 april 1998 aansprakelijk gesteld voor de schade aan de woningen van eisers. De gemeente heeft Centraal Beheer Schadeverzekering N.V. (hierna te noemen: Centraal Beheer) verzocht de behandeling van deze aansprakelijkstelling over te nemen.
e. Ing. Vermeltfoort van Centraal Beheer heeft [eiser] op 5 mei 1998 bezocht en is vervolgens op 13 mei 1998 wederom ter plaatse geweest. Hierna is de maatregel getroffen dat het voor vrachtauto's verboden is om door de Weilustlaan te rijden. Op 8 juni 1998 is de gemeente begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor het aanbrengen van een nieuwe asfaltverharding.
f. Bij brief van 14 juli 1998 deelt Centraal Beheer [eiser] o.a. het volgende mede:
"Wij stelden vast, dat een deel van de in uw woning aanwezige scheuren oud is. Tevens heeft een deel van de scheuren duidelijk een andere oorzaak. Deze scheuren staan dan ook niet in causaal verband met de trillingen. Van de door u ingediende schade-claim kunnen wij zodoende slechts een deel toerekenen aan de trillingen. Gezien deze bevindingen hebben wij de schade vastgesteld op fl 2.784,-- incl. BTW (…)"
g. Tussen [eiser] en Centraal Beheer is vervolgens gecorrespondeerd. Bij brief van 28 september 1998 deelt Centraal Beheer aan [eiser] mede:
"Wij hebben een onderzoek uitgevoerd en vastgesteld, dat er géén causaal verband bestaat tussen de in de bovengenoemde woningen geconstateerde scheuren en de verkeerstrillingen. Evenmin bestaat er een causaal verband met, de in opdracht van Gemeente Breda, uitgevoerde werkzaamheden aan het bergbezinkbassin. (…)
Indien u onze mening inzake het ontbreken van causaliteit niet deelt, verzoeken wij u om ons in het bezit te stellen van een met berekeningen onderbouwde tegenstellingname. Als mogelijke handreiking stellen wij nogmaals voor, om de kosten van dit rapport op basis van ongelijk in de schade-vaststelling op te nemen."
h. Bij brief van 2 oktober 1998 schrijft mr. C.J. Vermeer van de stichting Rechtsbijstand aan [eiser] het volgende:
"Vandaag heb ik telefonisch contact gehad met expert Hartveld die de scheurvorming in uw woning heeft bekeken.
Hij deelde mij mede dat het bewijs van het causale verband tussen de scheurvorming en de aanleg van de bestrating door de gemeente niet door hem kan worden bewezen. (…) De expert stelde verder dat de scheurvorming in uw woning niet overdreven moet worden. Constructief is er volgens hem in elk geval niets aan de hand."
i. TNO Bouw schrijft [eiser] bij brief van 14 oktober 1998:
"Uw woning ligt op ongeveer 7 m van de weg en de wegoneffenheden waren ongeveer 0.045 m hoog. In het algemeen is het onwaarschijnlijk dat op een afstand van 7 m tussen wegoneffenheden en gebouwen, trillingsschade optreedt. Het is echter geenszins uit te sluiten.
De sterkte van trillingen in een woning is afhankelijk van vele factoren. (…)
Gegeven dat de trillingen bepaald kunnen worden, is het nog de vraag of deze trillingen tot schade aan de woning kunnen leiden. Algemeen aanvaard is om voor de beoordeling van de trillingen de SBR-richtlijn-1 te hanteren. In deze richtlijn staan grenswaarden voor de topwaarde van de trillingssnelheid vermeld. Als de trillingen onder de grenswaarden blijven is uit te sluiten dat deze schade veroorzaken. Het overschrijden van de grenswaarde betekent echter geenszins dat zeker schade zal optreden. Eerst bij een aanzienlijke overschrijding, waarbij gedacht moet worden aan een factor 3 à 4, wordt schade waarschijnlijk.
Op uw verzoek heb ik een (fictieve) berekening uitgevoerd (…) De resultaten geven aan dat de grenswaarde wordt overschreden. (…)
"Voor een onderzoek naar een causaal verband tussen de opgetreden trillingen en de schade dienen alle in de eerste alinea genoemde factoren onderzocht te worden. De trillingen moeten hoger zijn dan de grenswaarden volgens SBR-richtlijn-1 en andere oorzaken dienen uitgesloten te worden. De kosten van een dergelijk onderzoek bedragen f 6.000,- (excl. BTW). TNO voert een dergelijk onderzoek alleen uit als deskundigenonderzoek."
j. Bij brief van 18 november 1998 bericht Centraal Beheer aan [eiser] - kort weergegeven - dat zij aan TNO gecorrigeerde invoergegevens heeft doen toekomen ten behoeve van de berekening, en dat uit de nieuwe berekening blijkt dat de meetgegevens ruimschoots onder de SBR-norm met betrekking tot schade aan bouwwerken blijven. Causaal verband tussen de scheuren en de verkeerstrillingen acht Centraal Beheer dan ook niet aanwezig.
k. TNO Bouw deelt [eiser] bij brief van 22 maart 1999 o.a. het volgende mede:
"In de brief is alleen voor deze fictieve situatie aangegeven dat het niet onmogelijk is dat vrachtwagens op 7 m afstand rijdend over een oneffenheid van 0,04 m schade door trillingen kunnen veroorzaken. Het enige doel hiervan was aan te tonen dat er situaties denkbaar zijn waarbij wel schade optreedt.
In de brief van Centraal Beheer, (…) van 27 januari j.l. wordt gesteld dat een aantal gegevens in de berekening niet juist zouden zijn. Gezien het feit dat het een fictieve situatie betreft, kunnen de gegevens nooit onjuist zijn. Het kan hoogstens zo zijn ze niet passen bij uw specifieke situatie. Voor het laatste is echter nooit door TNO een berekening uitgevoerd.
Overigens ben ik het wel eens met de stelling van Centraal Beheer dat er geen causaal verband bestaat tussen de scheurvorming en de trillingen afkomstig van het rijden met een vrachtwagen over een oneffenheid van 0.04 m in uw specifieke situatie. Het kan wel zo zijn dat deze trillingen als katalysator van de scheurvorming hebben opgetreden maar dat de werkelijke oorzaak ergens anders moet worden gezocht."
l. Na verdere correspondentie tussen [eiser] en Centraal Beheer heeft laatstgenoemde nog een expertise-onderzoek laten verrichten door GAB Robins Takkenberg B.V., die op 5 december 2000 [eiser] als volgt bericht:
"Ons is gevraagd om 'sans préjudice' ook tot het vaststellen van de herstelkosten over te gaan. (…) Tijdens een nauwkeurige beoordeling van de voor aanvang van de werkzaamheden van de relevante gevels gemaakte foto's/vergrotingen is ons gebleken dat een aantal scheuren daarop al zichtbaar is. De kosten voor herstel van de scheuren die niet op de foto's zichtbaar zijn, begroten wij op globaal f 9.000,00 exclusief BTW. Volledigheidshalve vermelden wij nog dat wij van mening zijn dat de in de binnenmuur van het pand Weilustlaan 127 aan ons getoonde scheurvorming verband houdt met krimp/thermische invloeden. De plaatselijk verzakte tegels in de achtertuin zullen een gevolg zijn van natuurlijke invloeden. In dit kader is nog van belang dat wij vernamen dat de tegels zeker gedurende de afgelopen 14 jaar niet meer herlegd werden. Ter vastlegging van de kosten voor herstel van de in de gemetselde gevels gereclameerde scheuren ontvangen wij bijgaande kopiebrief door u en de andere tegenpartijen ondertekend retour."
Eisers zijn met dit voorstel niet accoord gegaan.
3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag, dat de gemeente jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. Zij onderbouwen deze stelling als volgt. [eiser] heeft - mede namens de overige eisers - begin januari 1998 bij Meldpunt Zuid-Oost van de gemeente gemeld, dat de panden van eisers, grenzend aan de noodbestrating, hevig trilden en schokten wanneer er een vrachtwagen over de noodbestrating reed. [eiser] heeft toen gewaarschuwd dat de kans op schade aan de woningen onontkoombaar was indien door de gemeente als wegbeheerder geen adequate maatregelen zouden worden genomen. Op dat moment was er nog geen schade aan de woningen. Na tientallen telefoontjes naar Meldpunt Zuid-Oost waarop niet werd gereageerd heeft [eiser] op 20 maart 1998 contact opgenomen met wethouder Oomen. Op dat moment was er schade aan de woningen ontstaan. Door niet tijdig op de waarschuwing van [eiser] te reageren, heeft de gemeente jegens eisers toerekenbaar onrechtmatig gehandeld, op grond waarvan de gemeente de ontstane schade dient te vergoeden.
Eisers stellen bovendien dat de gemeente aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW. De gemeente heeft immers langer dan noodzakelijk een noodbestrating laten liggen, waardoor scheurvorming is ontstaan, aldus eisers.
3.3 Op grond van artikel 177 Rv dienen eisers, nu de gemeente het gestelde causaal verband gemotiveerd heeft betwist, in beginsel de aanwezigheid van het vereiste causaal verband te bewijzen. Zij beroepen zich immers op het rechtsgevolg dat de gemeente gehouden is de ontstane schade te vergoeden.
Indien evenwel door een als een onrechtmatige daad aan te merken gedraging een risico ter zake van het ontstaan van de schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven en is het aan degene die op grond van die gedraging wordt aangesproken, om te stellen en te bewijzen dat die schade ook zonder die gedraging zou zijn ontstaan. In dat geval vindt derhalve een omkering plaats van de bewijslastverdeling.
3.4 In verband met de mogelijke toepasselijkheid van deze omkeringsregel dient eerst te worden vastgesteld of de gemeente jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld.
Eisers hebben gesteld dat [eiser] sedert januari 1998 herhaaldelijk bij de gemeente heeft geklaagd over trillingen, veroorzaakt door voorbijrijdend vrachtverkeer, en heeft medegedeeld dat hierdoor mogelijk schade zou ontstaan aan de woningen van eisers. De gemeente heeft bij dupliek ontkend dat [eiser] begin januari 1998 melding heeft gemaakt van trillingen bij de gemeente en voert aan, dat [eiser] eerst op 20 maart 1998 zijn klachten heeft geuit aan wethouder Oomen. In het midden kan blijven of [eiser] in januari 1998 of op 20 maart 1998 zijn klachten heeft gemeld bij de gemeente. Ook in de laatste situatie kan niet worden gezegd dat de gemeente met bekwame spoed onderzoek heeft verricht naar de gegrondheid van deze klachten en maatregelen heeft genomen om (verdere) schade te voorkomen. Tussen partijen staat vast dat wethouder Oomen bij zijn bezoek aan [eiser] heeft gezegd dat de gemeente voor schade verzekerd was, waaruit volgt dat de klacht van [eiser] niet bij voorbaat van elke grond was ontbloot. De door de gemeente ingeschakelde expert heeft [eiser] vervolgens eerst bezocht op 5 mei en 13 mei 1998, terwijl pas nog later een verkeersbord is geplaatst op grond waarvan het voor vrachtauto's verboden was de Weilustlaan in te rijden. Door niet eerder de gegrondheid van de klacht door een expert te laten onderzoeken en voorzorgsmaatregelen te nemen, heeft de gemeente jegens eisers onrechtmatig gehandeld.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat, anders dan de gemeente stelt, niet is vereist dat eisers schriftelijk een klacht hadden moeten indienen, terwijl evenmin kan worden aangenomen dat een gemeentelijk Meldpunt niet het juiste aanspreekpunt zou zijn voor het indienen van klachten. Van de gemeente mag worden verwacht dat haar instellingen dergelijke klachten doorgeleiden naar de - volgens de bewoordingen van de gemeente - bevoegde persoon teneinde het hiervoor genoemde onderzoek in gang te zetten.
3.5 Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord, of door deze onrechtmatige gedraging van de gemeente een risico ter zake van het ontstaan van de gestelde schade in het leven is geroepen en dit risico zich ook heeft verwezenlijkt. Beide vragen worden bevestigend beantwoord. Uit de in ro. 3.1, onder i, genoemde brief van TNO Bouw blijkt dat niet is uit te sluiten dat op een afstand van 7 meter tussen wegoneffenheden en gebouwen, trillingsschade optreedt en dat zulks nader zal moeten worden onderzocht door een berekening op basis van de SBR-richtlijn 1. Bovendien heeft de gemeente enige tijd na het bezoek van wethouder Oomen alsmede een expert van Centraal Beheer, in de Weilustlaan een verbod voor vrachtautoverkeer ingesteld. In haar eerste rapport van expertise d.d. 27 november 1998 vermeldt Centraal Beheer voorts, dat zij in eerste instantie een causaal verband niet geheel uitsloot. Van een risico op het ontstaan van schade is mitsdien voldoende gebleken.
Het risico op het onstaan van schade heeft zich ook verwezenlijkt. Centraal Beheer heeft - zij het in een vroeg stadium en onder voorbehoud van rechten - in haar in ro. 3.1, onder f, genoemde brief gesteld dat van de ingediende schade-claim een deel kan worden toegerekend aan de trillingen. In zijn in ro. 3.1, onder k, genoemde brief schrijft TNO Bouw voorts, dat de trillingen mogelijk als katalysator van de scheurvorming hebben opgetreden. Ook is door de gemeente niet gemotiveerd betwist dat vrijwel identieke woningen, op hetzelfde moment gebouwd en verder afgelegen dan de woningen van eisers, niet zijn beschadigd. Bovendien geldt ten aanzien van de woning van [eiser], dat een makelaar bij een inspectie van diens woning op 24 juli 1998, scheurvorming heeft geconstateerd die bij eerdere opname van 31 januari 1996 niet aanwezig was.
3.6 Gelet op het voorgaande is de omkeringsregel van toepassing en dient de gemeente te bewijzen, dat de gestelde schade ook zonder haar onrechtmatige gedraging zou zijn ontstaan. In dit verband beroept de gemeente zich op de volgende stukken:
- de brief van Centraal Beheer van 18 november 1998 (productie 15 bij conclusie van antwoord);
- het rapport van expertise van Centraal Beheer d.d. 27 november 1998 (productie 17 bij conclusie van antwoord);
- de in ro. 3.1, onder k, genoemde brief van TNO Bouw;
- de in ro. 3.1, onder h, genoemde brief van de Stichting Rechtsbijstand, waarin wordt gerefereerd aan het oordeel van expert Hartveld.
Ten aanzien van de brief van Centraal Beheer van 18 november 1998 geldt, dat hierin melding wordt gemaakt van een door Ir. P.H. Waarts van TNO opgestelde berekening van 12 november 1998, waarvan een kopie als bijlage is toegevoegd. Deze berekening is echter niet overgelegd. Dit klemt temeer, nu in het kort daarop volgende rapport van 27 november 1998 een berekening is bijgevoegd van 25 november 1998, die door Centraal Beheer als "licentiehouder" is opgesteld.
Opvallend is ook, dat TNO zelf in haar brief van 22 maart 1999 aan [eiser] (productie 14 bij conclusie van antwoord) niet verwijst naar de genoemde berekening van 12 november 1998. In deze brief geeft TNO voorts aan, dat de trillingen, afkomstig van het rijden met een vrachtwagen over een oneffenheid van 0,04 m, als katalysator van de scheurvorming kunnen hebben opgetreden en dat de werkelijke oorzaak ergens anders moet worden gezocht. Kennelijk wordt hiermee bedoeld dat de 'werkelijke oorzaak' in bouwkundige zin elders moet worden gezocht. Dat laat evenwel de mogelijkheid open dat als de trillingen als katalysator hebben opgetreden in juridische zin sprake is van causaal verband tussen deze trillingen en de scheurvorming.
De inhoud van het rapport van Centraal Beheer van 27 november 1998 is door eisers voorts voldoende gemotiveerd weersproken. Betwist wordt dat er aanvullend onderzoek is ingesteld, laat staan dat zulks door een onafhankelijk deskundige zou zijn geschied, terwijl ook de relevantie van de bronneringswerkzaamheden volgens eisers niet goed uit de verf komt.
Aan de brief van de Stichting Rechtsbijstand kan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend, reeds nu Hartveld bij brief van 7 augustus 1998 aan Centraal Beheer heeft bericht van oordeel te zijn dat de schade aan de woning van [eiser] door trillingen is veroorzaakt.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gemeente niet op voorhand op basis van de overgelegde producties er in geslaagd is te bewijzen dat de schade aan de woningen van eisers ook zonder de trillingen, derhalve: ook zonder haar onrechtmatige gedraging, zou zijn ontstaan.
3.7 De rechtbank is voorshands van oordeel dat het door de gemeente te leveren bewijs zich leent voor een deskundigenbericht. Mocht de gemeente dit bewijs op andere wijze wensen te leveren, dan dient zij zulks bij conclusie na tussenvonnis aan te geven.
3.8 Een deskundigenbericht zal worden gelast. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich over de deskundige en de voorgestelde vraagpunten uit te laten. Nu op dit onderdeel de bewijslast op de gemeente rust, dient zij het voorschot voor het deskundigenbericht te voldoen.
3.9 Voor zover eisers de aansprakelijkheid van de gemeente gronden op artikel 6:174 BW, volgt uit de voorgaande overwegingen dat de aansprakelijkheid op basis hiervan ten dele opgaat in de vraag of al dan niet causaal verband bestaat tussen de trillingen en de ontstane schade. De beslissing hieromtrent zal - met de overige geschilpunten - worden aangehouden.
4. De beslissing.
De rechtbank:
gelast een deskundigenonderzoek en formuleert - voorlopig - de navolgende vraagpunten:
1. Is de scheurvorming aan de woningen van eisers ontstaan door een andere oorzaak dan de trillingen, teweeggebracht door het in de Weilustlaan te Breda op een noodbestrating rijdende (vracht)verkeer, al dan niet in combinatie met het in 1995 aangelegde bergbezinkbassin en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden?
2. Zo ja, door welke oorzaak?
3. Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door de rechtbank te nemen beslissing?
stelt voor als deskundige te benoemen:
TNO Bouw
Ir. H.S. Buitenkamp
Postbus 49
2600 AA Delft
tel. 015-2763209
deelt mee dat de deskundige het benodigde door gedaagde te betalen voorschot begroot op € 9.500,-- inclusief BTW, gebaseerd op een uurloon van € 126,-- exclusief BTW.;
bepaalt dat gedaagde een aanvullend voorschot dient te betalen indien dat door de deskundige nodig wordt geoordeeld;
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 12 maart 2002 voor conclusie na tussenvonnis waarin beide partijen zich kunnen uitlaten over de voorge-stelde vraagpunten, eventuele andere door hen gewenste vraagpunten en over de voorgestelde deskundige;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van der Weide, Cooijmans en Römers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 12 februari 2002.