ECLI:NL:RBBRE:2002:AE0484

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/004441-01
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Lameijer
  • mr. Toekoen
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake poging tot doodslag en doodslag met brandstichting als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 12 maart 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 en 4 september 2001 in Tilburg, samen met mededaders, zich schuldig heeft gemaakt aan een explosie van geweld tegen het slachtoffer, M. [slachtoffer]. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer op brute wijze mishandeld, waarbij het slachtoffer zich in een hulpeloze toestand bevond. Na deze mishandelingen hebben zij geprobeerd het slachtoffer uit zijn woning te verjagen door deze in brand te steken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn mededaders zich niet hebben vergewist of het slachtoffer zich nog in de woning bevond, wat leidde tot de fatale gevolgen van de brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord, maar hem wel schuldig bevonden aan doodslag en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in het strafgeding kon worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK VAN HET ARRONDISSEMENT BREDA
Parketnummer: 02/004441-01
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum/plaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B), Grave
heeft de vierde kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
1.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) op of omstreeks 03 september 2001
(in de middag en (vroege) avond) te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk M. [slachtoffer] van het leven te beroven,
althans M. [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen (telkens)
meermalen, althans eenmaal (telkens) met dat opzet met geschoeide voet(en)
heeft geschopt/getrapt en/of met een staaf/stok en/of met de
hand(en)/vuist(en) heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd en/of de armen
en/of benen en/of romp, althans het lichaam van die [slachtoffer] (ook terwijl die
[slachtoffer] op de grond lag) en/of heeft getrokken/geduwd aan die [slachtoffer] en/of heeft
gegooid/gesleept met die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Sr 287/302/45/47
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) op of omstreeks 03 september 2001
(in de middag en vroege avond) te Tilburg met een ander of anderen, op of aan
de openbare weg, Kruidenlaan en/of Venkelhof en/of de op die straten
uitkomende brandgang(en), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen M. [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
(telkens) meermalen, althans eenmaal met geschoeide voeten schoppen/trappen
en/of slaan/stompen met een staaf/stok en/of met de handen/vuisten tegen het
hoofd en/of de armen en/of benen en/of romp, althans het lichaam van die [slachtoffer]
(ook terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) en/of trekken/duwen en/of
gooien/slepen aan/van die [slachtoffer], welk slaan/stompen en/of schoppen/trappen
en/of trekken/duwen en/of gooien/slepen zwaar, althans enig, lichamelijk
letsel (hersenletsel en/of hersenschudding en/of kneuzingen en/of blauwe
plekken en/of schrammen en/of een wond aan zijn lip en/of aan zijn hoofd) bij
die [slachtoffer] ten gevolge had;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 03 september 2001 (in de avond rond 22.00 uur) te Tilburg
(in de woning [adres]) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk M. [slachtoffer] van het leven te beroven, althans M.
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet:
- gewapend met, althans in het bezit van een mes en/of beitel en/of
breekijzer, althans (een) scherp(e) en/of hard(e) voorwerp(en) de/een woning
van die [slachtoffer] en/of diens moeder, S. [slachtoffer], heeft betreden en/of
(hebbende/zijnde die [slachtoffer] een (veilig) heenkomen gezocht, althans gevlucht
(op/in/naar de/een (slaap)kamer) in die woning en/of hebbende die [slachtoffer] zich
aldaar verscholen en/of verschanst althans de/een (slaap)kamerdeur
geblokkeerd, althans zijnde die [slachtoffer] aanwezig in die (slaap)kamer, althans
woning),
- die [slachtoffer] heeft gesommeerd de (slaap)kamer te verlaten, althans tevoorschijn
te komen en/of
- meermalen, althans eenmaal op de/een (slaapkamer)deur heeft
gebonkt/geklopt/geramd en/of
- meermalen, althans eenmaal met een breekijzer en/of beitel op en/of door
de/een (slaap)kamerdeur heeft gebonkt/geramd/geslagen/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Sr 287/302/45/47
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
A.
hij op of omstreeks 03 september 2001 (circa 22.00 uur) te Tilburg, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, M. [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend,
- de/een woning ([adres]) van die [slachtoffer] en/of diens moeder, S. [slachtoffer],
betreden en/of
(hebbende die [slachtoffer] een veilig heenkomen gezocht (op/in de/een (slaap)kamer)
in die woning en/of zich verscholen en/of verschanst althans de/een
(slaap)kamerdeur geblokkeerd, althans zijnde die [slachtoffer] aanwezig in die
(slaap)kamer, althans woning),
- meerdere, althans een ruit(en) van de woning [adres] vernield en/of
- (in de woning) lawaai gemaakt en/of
- de koelkast omver getrokken en/of
- de/een wandversiering van de muur getrokken/geslagen en/of
- meubelstuk(ken) omgegooid en/of opzij gezet/gesmeten en/of vernield en/of
- met/op (een) (voor/achter)deur(en) geslagen/gegooid en/of
- met/op een (slaapkamer)deur gebonkt/geklopt/geramd en/of
- met een breekijzer en/of beitel op en/of door de/een (slaap)kamerdeur
gebonkt/geramd/geslagen;
(Sr 285)
en/of
B.
hij op of omstreeks 03 september 2001 (circa 22.00 uur) te Tilburg tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een woning ([adres]), althans meerdere, althans een
ruit(en) en/of een deur(en) van die woning en/of (het) interieur van/in die
woning, althans meerdere, althans een meubelstuk(ken) en/of wandbekleding
en/of wandversiering en/of gordijnen, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan M. [slachtoffer] en/of S. [slachtoffer] en/of de woningstichting, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(Sr 350)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 04 september 2001 (te circa 01.00 uur) te Tilburg tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade M. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, in elk geval na een daartoe tevoren genomen
wilsbesluit,
- de woning ([adres]) van die [slachtoffer] en/of diens moeder S. [slachtoffer] betreden
(zijnde die [slachtoffer] (bewusteloos en/of slapend aanwezig in de/een (slaap)kamer
op de eerste verdieping en/of hebbende die [slachtoffer] zich aldaar verschanst en/of
ingesloten, althans een kast geschoven/gezet voor de slaapkamerdeur) en/of
- op meerdere, althans een plaats(en) in de/een (woon)kamer, althans die
woning, (een mengsel van) petroleum en/of benzine en/of dethol en/of alcohol,
althans een brandbare (vloei)stof(fen) (uit) gegoten en/of gesprenkeld op de
vloerbedekking (lynoleum) en/of een of meer meubelstukken en/of wandbekleding
en/of gordijnen en/of ruit(en)/ra(a)m(en) en/of (vervolgens)
- de/het (brand(bare)) (vloei)stof/mengsel tot ontbranding gebracht door/met
een brandende aansteker en/of lucifer en/of (open) vuur, en/of (open) vuur in
aanraking gebracht met de vloerbedekking en/of een meubel(s)(stuk) en/of
wandbekleding en/of gordijnen en/of ruit(en)/ra(a)m(en), ten gevolge waarvan
de benedenverdieping, althans de woonkamer van de woning, althans het/de
interieur/meubel(s)(stuk(ken)), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan, althans brand gesticht in die woning, tengevolge
waarvan rookgas(sen) en/of koolmonoxide is/zijn ontstaan en/of gekomen in de
woning en/of de (slaap)kamer, waardoor, althans tengevolge van welke brand
(en/of de gevolgen daarvan) voornoemde M. [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 september 2001 (te circa 01.00 uur) te Tilburg tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand
heeft gesticht in een woning ([adres]), immers heeft verdachte en/of
een of meer van zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk op meerdere, althans
een plaats(en) in de/een (woon)kamer, althans die woning (een mengsel van)
petroleum en/of benzine en/of dethol en/of alcohol, althans een brandbare
stof(fen) (uit) gegoten en/of gesprenkeld op de vloerbedekking (lynoleum)
en/of een of meer meubelstuk(ken) en/of wandbekleding en/of gordijn(en) en/of
ruit(en)/ra(a)m(en) en/of (vervolgens) de/het (brand(bare)) (vloei)stof/mengsel
tot ontbranding gebracht met/door een brandende aansteker en/of lucifer,
althans (open) vuur, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met de vloerbedekking en/of een meubel(s)(stuk) en/of wandbekleding
en/of gordijn(en) en/of ruit(en)/ra(a)m(en), althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan de benedenverdieping, althans woonkamer van de
woning, althans het/de interieur/meubel(s)(stuk(ken)), geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl dit feit (door de
ontstane rookgas(sen) en/of koolmonoxide-ontwikkeling) de dood van M. [slachtoffer]
ten gevolge had en/of daarvan gemeen gevaar voor de woning en/of het
interieur, althans meubels(stuk(ken)), en/of belendende perce(e)l(en), in elk
geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [bewoner] (en haar
dochter), althans een of meer bewoner(s) van [adres]), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Verdachte is onder feit 3, primair moord c.q. doodslag ten laste gelegd. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank de moord niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet
worden afgeleid dat tussen verdachte en zijn medeverdachten een vooraf beraamd plan bestond om [M.] [slachtoffer] door brandstichting te doden. De door de verdachte en zijn medeverdachten hierover afgelegde verklaringen, inhoudende dat zij, kort samengevat, [slachtoffer] door middel van die brandstichting uit zijn woning wilden jagen danwel zijn leven in die woning in de toekomst voorgoed onmogelijk wilden maken, zijn op dat punt consistent en eenduidig.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1, primair
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) op of omstreeks 03 september 2001
(in de middag en (vroege) avond) te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk M. [slachtoffer] van het leven te beroven,
althans M. [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen (telkens)
meermalen, althans eenmaal (telkens) met dat opzet met geschoeide voet(en)
heeft geschopt/getrapt en/of met een staaf/stok en/of met de
hand(en)/vuist(en) heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd en/of de armen
en/of benen en/of romp, althans het lichaam van die [slachtoffer] (ook terwijl die
[slachtoffer] op de grond lag) en/of heeft getrokken/geduwd aan die [slachtoffer] en/of heeft
gegooid/gesleept met die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Sr 287/302/45/47
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2, primair
hij op of omstreeks 03 september 2001 (in de avond rond 22.00 uur) te Tilburg
(in de woning [adres]) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk M. [slachtoffer] van het leven te beroven, althans M.
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in
vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet:
- gewapend met, althans in het bezit van een mes en/of beitel en/of
breekijzer, althans (een) scherp(e) en/of hard(e) voorwerp(en) de/een woning
van die [slachtoffer] en/of diens moeder, S. [slachtoffer], heeft betreden en/of
(hebbende/zijnde die [slachtoffer] een (veilig) heenkomen gezocht, althans gevlucht
(op/in/naar de/een (slaap)kamer) in die woning en/of hebbende die [slachtoffer] zich
aldaar verscholen en/of verschanst althans de/een (slaap)kamerdeur
geblokkeerd, althans zijnde die [slachtoffer] aanwezig in die (slaap)kamer, althans
woning),
- die [slachtoffer] heeft gesommeerd de (slaap)kamer te verlaten, althans tevoorschijn
te komen en/of
- meermalen, althans eenmaal op de/een (slaapkamer)deur heeft
gebonkt/geklopt/geramd en/of
- meermalen, althans eenmaal met een breekijzer en/of beitel op en/of door
de/een (slaap)kamerdeur heeft gebonkt/geramd/geslagen/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Sr 287/302/45/47
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3, primair
hij op of omstreeks 04 september 2001 (te circa 01.00 uur) te Tilburg tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade M. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, in elk geval na een daartoe tevoren genomen
wilsbesluit,
- de woning ([adres]) van die [slachtoffer] en/of diens moeder S. [slachtoffer] betreden
(zijnde die [slachtoffer] (bewusteloos en/of slapend aanwezig in de/een (slaap)kamer
op de eerste verdieping en/of hebbende die [slachtoffer] zich aldaar verschanst en/of
ingesloten, althans een kast geschoven/gezet voor de slaapkamerdeur) en/of
- op meerdere, althans een plaats(en) in de/een (woon)kamer, althans die
woning, (een mengsel van) petroleum en/of benzine en/of dethol en/of alcohol,
althans een brandbare (vloei)stof(fen) (uit) gegoten en/of gesprenkeld op de
vloerbedekking (lynoleum) en/of een of meer meubelstukken en/of wandbekleding
en/of gordijnen en/of ruit(en)/ra(a)m(en) en/of (vervolgens)
- de/het (brand(bare)) (vloei)stof/mengsel tot ontbranding gebracht door/met
een brandende aansteker en/of lucifer en/of (open) vuur, en/of (open) vuur in
aanraking gebracht met de vloerbedekking en/of een meubel(s)(stuk) en/of
wandbekleding en/of gordijnen en/of ruit(en)/ra(a)m(en), ten gevolge waarvan
de benedenverdieping, althans de woonkamer van de woning, althans het/de
interieur/meubel(s)(stuk(ken)), geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan, althans brand gesticht in die woning, tengevolge
waarvan rookgas(sen) en/of koolmonoxide is/zijn ontstaan en/of gekomen in de
woning en/of de (slaap)kamer, waardoor, althans tengevolge van welke brand
(en/of de gevolgen daarvan) voornoemde M. [slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Hetgeen onder de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
* feit 1 primair - opzet
De rechtbank acht voor wat betreft[mededader]erst[mededader]nd[mededader]r meer de verklaringen van verdachte, [mededader], bewezen dat verdachte en zijn mededaders het slachtoffer [M.] [slachtoffer] tot tweemaal toe op buitensporige wijze hebben geschopt en geslagen tegen zijn hoofd, armen benen en romp, terwijl het slachtoffer werd vastgehouden c.q. zich in hulpeloze toestand op de grond bevond.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aldus blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] ten gevolge van vorenstaande handelingen van het leven zou worden beroofd. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat door het gedurende langere tijd met kracht slaan en schoppen op nagenoeg alle delen van het menselijk lichaam, waaronder ook het hoofd, dodelijk letsel kan worden veroorzaakt.
Verdachte heeft mitsdien steeds gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
* feit 1 primair - vrijwillige terugtred
De raadsman heeft ten aanzien van het eerste feit aangevoerd dat er sprake is van vrijwillige terugtred nu het niet intreden van het gevolg of de gevolgen zoals omschreven in de tenlastelegging slechts voortvloeit uit het besluit van verdachte en zijn mededaders de mishandeling van [slachtoffer] te staken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank kan van vrijwillige terugtred geen sprake zijn, omdat in het onderhavige geval sprake is van een voltooide poging, waarbij verdachte en zijn mededaders alle handelingen hebben verricht die konden leiden tot de dood van het slachtoffer [slachtoffer].
* feit 2 primair - begin van uitvoering
Ten aanzien van feit 2 is door de raadsman opgemerkt dat er geen sprake is van een begin van uitvoering van het delict van poging tot doodslag dan wel toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn mededaders, gewapend met messen, breekijzers en een beitel de woning van [slachtoffer] zijn binnengedrongen. Uit onder meer de verklaringen van respectievelijk verdachte en [mededader] blijkt [mededader]ededader] daarbij, kort vóór het naar binnengaan van de woning van [slachtoffer], tegen zijn mededaders heeft gezegd "Ik steek hem ([M.] [slachtoffer], de rechtbank) neer" en "Als [M.] direct weer komt dan pakken we hem weer of steken hem neer", waarbij h[mededader]ededader], een stekende beweging maakte met een mes in zijn handen.
Binnengekomen in de woning van [slachtoffer], herke[mededader]ededader] de zich boven in het trapgat bevindende [slachtoffer], waarop [mededader] samen met verdachte en [mededader] naar boven is gelopen. Op de bovenverdieping heeft verdachte, na kort zoeken, de slaapkamerdeur waarachter [slachtoffer] verscholen zat, gevonden. Middels hard trappen en gebruikmakend van breekijzers, waarbij verdachte met zijn koevoet een aantal malen dwars door de deur heen heeft geramd, hebben verdachte en zijn mededaders gepoogd zich toegang te verschaffen tot de slaapkamer van [slachtoffer]. Hieromtrent is door verdachte verklaard dat hij op dat moment zo opgefokt was, dat indien hij de deur zou hebben opengekregen, de persoon die zich in de slaapkamer bevond, dood zou hebben kunnen slaan. [mededader] verklaart over het betreffende moment dat indien het gelukt zou zijn om de slaapkamerdeur van [slachtoffer] open te krijgen, [slachtoffer] op dat moment zijn hersens zouden zijn ingeslagen of [slachtoffer] aan het mes zou zijn geregen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de bewezenverklaarde poging tot doodslag zich wel degelijk door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Dat het misdrijf (doodslag) niet is voltooid is niet het gevolg geweest van enige omstandigheid die afhankelijk was van verdachte en zijn mededaders, maar van de omstandigheid dat [slachtoffer] er kennelijk in is geslaagd zijn slaapkamerdeur voor verdachte en zijn mededaders gesloten te houden.
* feit 3 primair - opzet
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet de bedoeling heeft gehad [M.] [slachtoffer] te doden, nu verdachte er op het moment van de brandstichting vanuit mocht gaan dat [slachtoffer] zich niet meer in het betreffende pand bevond.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu blijkens de bewijsmiddelen de navolgende feiten zijn vast te stellen:
- uit de verklaringen [mededader]ededader] en [mededader] volgt ondubbelzinnig dat verdachte en zijn mededaders door middel van brandstichting de intentie hadden om [slachtoffer] uit zijn woning te jagen;
- bij het binnentreden van de woning van [slachtoffer] door verdachte[mededader]ededader], heeft laatstgenoemde - nadat verdachte was gestruikeld over een stoel - verdachte direct gewaarschuwd dat hij stil moest zijn en niet zoveel lawaai moest maken;
- verdachte[mededader]ededader] hebben, nadat zij de woning hadden betreden, zich er op geen enkel moment en op geen enkele wijze van vergewist of er zich iemand in de woning bevond, hetgeen gelet op het nachtelijk tijdstip, waarop men gewoonlijk in bed pleegt te slapen, naar het oordeel van de rechtbank zeer zeker in de rede had gelegen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn mededaders tenminste het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] hebben gehad. Zij hielden naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het vorenstaande, terdege rekening met de mogelijkheid dat [slachtoffer] ergens in de woning aanwezig zou kunnen zijn. Hiermee hebben verdachte en zijn mededaders willens en wetens het risico genomen dat als gevolg van het in brand steken van de benedenwoning, [slachtoffer] zou komen te overlijden.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:
Feit 1, primair
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Feit 2, primair
Medeplegen van poging tot doodslag.
Feit 3, primair
Medeplegen van doodslag.
10 De strafbaarheid van verdachte.
In het psychiatrisch rapport d.d. 21 januari 2002 over verdachte, uitgebracht door prof. dr. E.J. Colon, wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde lijdende was aan afhankelijkheid van verschillende middelen, zijnde een ziekelijke stoornis in psychiatrische zin. Als gevolg van deze drugsafhankelijkheid was verdachte ten tijde van het ten laste gelegde licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Colon acht, indien verdachte drugsafhankelijk blijft, de recidivekans zeer groot en adviseert derhalve, kort samengevat, oplegging van TBS met verpleging van overheidswege.
In het rapport d.d. 28 januari 2002 over verdachte, uitgebracht door forensisch psycholoog drs. E.D. Wassenaar, wordt geconcludeerd dat er bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hoogstens sprake kan zijn van licht verminderde toerekeningsvatbaarheid, omdat verdachte, door het vele drugsgebruik, ten tijde van het brandstichten niet in staat was om weloverwogen de gevolgen van zijn handelen te kunnen overzien.
Wassenaar adviseert eveneens, kort samengevat, oplegging van TBS met verpleging van overheidswege.
Ter terechtzitting heeft Wassenaar desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat afhankelijkheid van drugs nimmer de oorzaak kan zijn van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dit betekent, aldus Wassenaar, dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, in de technische zin van het woord, niet leed aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Het TBS-advies is evenwel ontstaan vanuit de gedachte om verdachte in een TBS-setting af te helpen van zijn drugsverslaving en op die manier in de toekomst de kans op herhaling bij verdachte zoveel mogelijk te beperken. Vanuit juridisch perspectief kan aan verdachte echter zonder meer een gevangenisstraf worden opgelegd, aldus Wassenaar. Wassenaar heeft tenslotte verklaard dat ook Colon bekend is met het gegeven dat drugsafhankelijkheid nimmer de oorzaak kan zijn van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank is, mede gelet op hetgeen door Wassenaar ter terechtzitting is gesteld, van oordeel dat zowel Wassenaar als Colon in de door hen uitgebrachte rapportages zich ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank zal om die reden de adviezen, inhoudende TBS met verpleging van overheidswege, niet overnemen en acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor zijn daden.
Verdachte is, gelet op vorenstaande, strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich op 3 en 4 september 2001 in Tilburg, onder invloed van excessief gebruik van drugs, schuldig gemaakt aan een explosie van geweld, intimidatie en uiteindelijk brandstichting jegens hun Somalische buurtbewoner, psychiatrisch patiënt, [M.] [slachtoffer].
Bij de brandstichting, welke gepleegd werd in de woning van [slachtoffer], is deze [slachtoffer] via verstikkingsdood om het leven gekomen.
Aanleiding voor het uiterst gewelddadige gedrag zou volgens verdachte en zijn mededaders zijn gelegen in het lastige gedrag dat [slachtoffer] reeds geruime tijd jegens hen en de buurtbewoners zou vertonen en waaraan verdachte en zijn mededaders zich zodanig ergerden dat besloten werd [slachtoffer] een lesje te leren en hem uit de wijk te jagen. Dit "lesje" escaleerde vervolgens in de middag van 3 september 2001 tot twee extreem brute geweldplegingen jegens die [slachtoffer] in een brandgang. [slachtoffer] bevond zich daarbij telkens in een toestand waarin hij zich op geen enkele wijze kon verdedigen; hij werd vastgehouden c.q. lag in hulpeloze toestand op de grond. [slachtoffer] werd op die manier tot tweemaal toe op een beestachtige wijze door verdachte, [mededader] en [mededader] afgetuigd.
Dat [slachtoffer] niet reeds tijdens die mishandelingen het leven heeft gelaten, mag naar het oordeel van de rechtbank een wonder heten.
Na deze geweldplegingen zijn verdachte en zijn mededaders in de avond van 3 september 2001, gewapend met breekijzers, messen en een beitel naar de woning van [slachtoffer] gegaan, alwaar zij [slachtoffer] op de bovenverdieping, verschanst achter een slaapkamerdeur, aantroffen. Hierop hebben verdachte en zijn mededaders getracht zich met fors geweld, daarbij gebruik makende van de meegenomen breekijzers, toegang te verschaffen tot de slaapkamer van [slachtoffer], hetgeen hen echter niet lukte.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich daarna in een auto teruggetrokken om vervolgens in de avond en nacht van 3 op 4 september 2001, onder invloed van verder drugsgebruik, het plan te ontwikkelen om de woning van [slachtoffer] in brand te steken, om [slachtoffer] op die manier uit zijn huis te verjagen. Tevens zou deze brandstichting het [slachtoffer] voor de verdere toekomst onmogelijk moeten maken om nog in de woning te kunnen blijven wonen. De tenuitvoerlegging van deze plannen heeft uiteindelijk geresulteerd in de dood van [slachtoffer], die zich op het moment van de brandstichting nog steeds op zijn slaapkamer bevond. [slachtoffer] is bij deze brand omgekomen door koolmonoxidevergiftiging en rookgassen.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis van 14 jaar gevangenisstraf het standpunt ingenomen dat moord jegens [slachtoffer] bewezen kan worden. De rechtbank is in haar bewezenverklaring niet uitgegaan van dit doelbewuste handelen, hetgeen in de strafoplegging ook tot uiting zal worden gebracht. Dit neemt niet weg dat de doelbewuste brandstichting die verdachte samen met anderen pleegde, hem zwaar dient worden aangerekend. Verdachte mag dan naar het oordeel van de rechtbank niet de dood hebben beraamd van [slachtoffer], maar hij heeft door deze brandstichting wel gevolgen in het leven geroepen die voorzienbaar waren, omdat brand zich immers onbeheersbaar kan ontwikkelen. Voorts heeft verdachte zich er op geen enkele wijze van vergewist of er ten tijde van het aansteken van de brand nog bewoners in de betreffende woning aanwezig waren. Verdachte had daarmee rekening moeten houden en daarom acht de rechtbank de verwijtbaarheid zeer hoog.
Psycholoog Wassenaar omschrijft verdachte als een zwakke en labiele jongen, die weinig zeker is van zichzelf, die slecht tegen leegte kan, voortdurend op zoek is naar spanning maar er niet mee overweg kan en het risico loopt om zich in de richting van een borderline stoornis te ontwikkelen. Verder is verdachte een boven gemiddeld begaafde jongen die bekend is met verslavingsproblemen, aldus Wassenaar. Ten aanzien van deze verslavingsproblemen geeft
psychiater Colon in zijn rapportage onder meer aan dat verdachtes persoonlijkheid jarenlang "vervormd" is door drugs en dat verdachte niet in staat is dit drugsgebruik zelfstandig te stoppen. Voorts is het door verdachte vertoonde criminele gedrag zeer waarschijnlijk het gevolg van verdachtes drugsafhankelijkheid.
Indien verdachte van drugs afhankelijk blijft is de recidivekans volgens beide deskundigen zeker aanwezig.
Voor wat betreft de strafoplegging ziet de rechtbank zich ten aanzien van verdachte voor een zeker dilemma geplaatst. Zoals reeds eerder is besproken, acht de rechtbank oplegging van een TBS-maatregel uitgesloten.
Eventuele toepassing van het minderjarigenstrafrecht, gelet op verdachtes jeugdige leeftijd, acht de rechtbank evenmin opportuun, nu de rapportages van Wassenaar en Colon en ook de persoonlijkheid van verdachte daartoe geen aanleiding geven.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat aan deze jeugdige verdachte, die overigens niét eerder ter zake het plegen van strafbare feiten is veroordeeld en ter zitting blijk heeft gegeven van oprecht berouw over de dood van het slachtoffer, een zodanige straf dient te worden opgelegd dat voor hem niet alle toekomstverwachtingen worden weggevaagd.
Bij de strafoplegging dient de rechtbank echter ook rekening te houden met het zeer gewelddadige karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke verontrusting die mede daarvan het gevolg is, alsmede de mate waarin het bewezenverklaarde bij de Somalische gemeenschap in Tilburg in het algemeen en de nabestaanden van het slachtoffer in het bijzonder leed teweeg heeft gebracht. De rechtbank wenst in dit verband nog te overwegen dat van enige racistische motieven van de zijde van verdachte en zijn mededaders niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank zal derhalve, gelet op de voorgaande overwegingen, verdachte veroordelen tot een lagere vrijheidsstraf dan de officier van justitie vorderde.
12 De overwegingen omtrent het beslag.
12.1 Onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, genoemd onder de nummers 2 tot en met 11 op de aan dit vonnis gehechte lijst, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Voorts behoren deze voorwerpen aan verdachte toe en zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
12.2 Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het in beslag genomen voorwerp, genoemd onder nummer 12 op de aan dit vonnis gehechte lijst, te weten een groene boormachine (merk Bosch), aangezien thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
13 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij S. [slachtoffer] heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van
€ 11.586,80 terzake van hetgeen onder feit 3 primair is bewezen verklaard. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
14 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36d, 45, 47, 57 en 287 van het wetboek van strafrecht.
15 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart ten aanzien van feit 3 primair niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord en spreekt hem daarvan vrij. Zij verklaart het overige ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN JAAR.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij verklaart aan het verkeer onttrokken de onder 12.1 omschreven voorwerpen.
Zij gelast de bewaring van het onder 12.2 omschreven voorwerp ten behoeve van de rechthebbende.
Zij bepaalt dat de benadeelde partij S. [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil. (BP.16)
Dit vonnis is gewezen door mr. Lameijer, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Tilman-Knoester, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Roelandt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 maart 2002.