ECLI:NL:RBBRE:2002:AE1014

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
3 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/4869
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid proeftijd in de CAO voor de Optiekbedrijven

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, gaat het om de beëindiging van een arbeidsovereenkomst tussen eiseres, een 23-jarige verkoopmedewerkster, en haar werkgever, Specsavers Opticiens B.V. Eiseres was sinds 17 april 2001 in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 12 maanden, met een proeftijd van 2 maanden. Na een ziekmelding op 21 mei 2001 heeft Specsavers de arbeidsovereenkomst per 6 juni 2001 beëindigd. Eiseres heeft de nietigheid van deze beëindiging ingeroepen, stellende dat de proeftijd van 2 maanden niet rechtsgeldig was, omdat de CAO voor de Optiekbedrijven slechts een proeftijd van maximaal 1 maand toestaat voor arbeidsovereenkomsten van minder dan 2 jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de CAO in artikel 6 de mogelijkheid biedt om een proeftijd van maximaal 2 maanden schriftelijk overeen te komen, wat in dit geval ook is gebeurd. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd binnen de proeftijd en dat eiseres geen recht heeft op doorbetaling van het loon na de beëindiging. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

De uitspraak is gedaan door kantonrechter J.J. Minnaar op 3 april 2002, waarbij de rechtbank de argumenten van beide partijen heeft gewogen en tot de conclusie is gekomen dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door Specsavers rechtmatig was.

Uitspraak

Rolnr.: 01/4869
Vonnis d.d.: 3 april 2002
Typ.: et
Coll.:
RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - locatie Bergen op Zoom
VONNIS
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [adres],
eiseres,
gemachtigde: mr. M. van Schaik te Roosendaal,
tegen:
de besloten vennootschap SPECSAVERS OPTICIENS B.V.,
gevestigd te Bergen op Zoom aan de Wouwsestraat 23,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K.R. Bakker, advocaat te Houten.
Partijen worden aangeduid als "[eiseres]" en "Specsavers".
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 19 oktober 2001, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
2. Het geschil.
[eiseres] vordert, verkort weergegeven, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat het door Specsavers aan haar gegeven ontslag nietig is en veroordeling van Specsavers tot betaling van f. 3.000,00 bruto per maand, met ingang van 6 juni 2001 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 50%, alsmede met de wettelijke rente en met proceskosten.
Specsavers weerspreekt de vordering.
3. De beoordeling.
3.1 De volgende feiten staan in rechte vast:
-2-
01/4869
- [eiseres], geboren op [geboortedatum] en thans 23 jaar oud, is sinds 17 april 2001 krachtens een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 12 maanden met een proeftijd van 2 maanden in dienst getreden van Specsavers, in de functie van aankomend verkoopmedewerkster tegen een salaris van f. 3.000,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten;
- op deze arbeidsovereenkomst is de (nawerking van de) CAO voor de Optiekbedrijven van toepassing (hierna: CAO);
- per 21 mei 2001 heeft [eiseres] zich ziek gemeld;
- bij brief van 5 juni 2001 heeft Specsavers de arbeidsovereenkomst per 6 juni 2001 beëindigd;
- [eiseres] heeft de nietigheid van deze beëindiging ingeroepen.
3.2 [eiseres] grondt de vordering op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de werkgeversverplichting om het loon op tijd te betalen. [eiseres] stelt dat de arbeidsovereenkomst door Specsavers niet rechtsgeldig -binnen de proeftijd- is geëindigd en derhalve nog voortduurt. Volgens [eiseres] is het proeftijd beding van 2 maanden -waarop Specsavers zich beroept- nietig aangezien tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten voor de bepaalde tijd van 12 maanden waarbij op grond van de wettelijke bepalingen slechts een proeftijd kan worden overeengekomen van één maand. Volgens [eiseres] geeft het bepaalde in artikel 6 van de CAO slechts een nadere uitwerking van het schriftelijkheidsvereiste en biedt de CAO geen mogelijkheid om bij een dergelijk contract als het onderhavige een langere proeftijd dan een maand overeen te komen.
3.3 Specsavers verweert zich door aan te voeren dat de overeengekomen proeftijd van 2 maanden tussen partijen rechtsgeldig is overeengekomen, nu de CAO hiervoor de ruimte biedt. Volgens Specsavers is de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig, want binnen de proeftijd, beëindigd per 6 juni 2001 en is zij terzake loon niets meer aan [eiseres] verschuldigd. Als reden voor de beëindiging voert Specsavers aan dat [eiseres] niet voldeed als verkoop medewerkster. Indien de kantonrechter mocht oordelen dat het proeftijdbeding nietig is en het ontslag zodoende niet rechtsgeldig is geweest, meent Specsavers na 6 juni 2001 geen loon, wettelijke verhoging of wettelijke rente aan [eiseres] verschuldigd te zijn, nu [eiseres] na 6 juni 2001 de bedongen arbeid niet heeft verricht, terwijl geen sprake is geweest, althans niets is gebleken van ziekte. Meer subsidiair verzoekt Specsavers om de vorderingen van [eiseres] te matigen.
3.4 Het geschil spitst zich toe op de vraag of artikel 6 van de CAO voor de Optiekbedrijven de mogelijkheid biedt om af te wijken van de wettelijke bepalingen dat 'bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van korter dan twee jaren een proeftijd van ten hoogste een maand kan worden overeengekomen'. Artikel 6 staat in de CAO onder de kop "proeftijd, voortzetting en beëindiging" waarvan lid 1 -voor zover van belang- luidt:
"…ongeacht de vraag of de arbeidsovereenkomst schriftelijk is vastgelegd, kan een proeftijd van maximaal twee maanden schriftelijk worden overeengekomen …".
3.5 Uit de wet vloeit voort dat bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van ten hoogste twee jaren -zoals in het onderhavige geval- een proeftijd kan worden overeengekomen van ten hoogste een maand. Van deze bepaling kan slechts ten nadele van de werknemer worden afgeweken bij cao. Hierbij is niet bepaald hoe de afwijking in de cao dient te geschieden en evenmin is hierbij bepaald dat expliciet vermeld dient te worden dat er afgeweken wordt. Nu artikel 6 van de toepasselijke CAO voor de Optiekbedrijven duidelijk en ondubbelzinnig de mogelijkheid biedt om een proeftijd van maximaal 2 maanden overeen te komen en deze proeftijd ook schriftelijk in artikel 2.2. van de individuele -door partijen ondertekende- arbeidsovereenkomst is vastgelegd, kan dit tot geen andere conclusie leiden dan dat rechtsgeldig tussen partijen een proeftijd van 2
-3-
01/4869
maanden is overeengekomen, welke liep tot 17 juni 2001. De stelling van [eiseres] dat dit artikel een nadere uitwerking geeft van het schriftelijkheidsvereiste wordt verworpen. In de brief van haar gemachtigde d.d. 7 augustus 2001 wordt immers gesteld dat daarmee wordt bedoeld dat dit artikel regelt dat de proeftijd ook schriftelijk bij CAO mag worden overeengekomen, maar artikel 6 regelt nu juist dat werkgever en werknemer een proeftijd schriftelijk moeten overeenkomen. Nu Specsavers de arbeidsovereenkomst binnen de proeftijd -te weten per 6 juni 2001- heeft opgezegd, is er sprake van een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
3.6 Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen en behoeven de overige geschilpunten tussen partijen geen bespreking meer.
3.7 Als de in het ongelijk gestelde partij, wordt [eiseres] verwezen in de proceskosten.
4. De beslissing.
De kantonrechter:
- wijst de vorderingen van [eiseres] af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Specsavers gevallen en tot op heden begroot op € 500,00, als salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Minnaar, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.