ECLI:NL:RBBRE:2002:AE1926

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
001087-02
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Geloven
  • J. Bakx
  • A. Tempelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wapenbezit en geld van criminele herkomst

Op 23 april 2002 heeft de Rechtbank Breda een vonnis gewezen in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in bezit hebben van wapens en munitie zonder vergunning, alsook van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid geld waarvan de herkomst vermoedelijk crimineel was. De rechtbank heeft de gedingstukken en het verweer van de verdachte en haar raadsman in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gelden uit enig misdrijf afkomstig waren, en sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten. Echter, het bezit van wapens en munitie werd wel bewezen verklaard. De rechtbank overwoog dat het zonder vergunning in bezit hebben van wapens een ernstig feit is, maar hield rekening met de geringe rol van de verdachte, haar schone strafblad en haar zorg voor drie jonge kinderen. Daarom werd een werkstraf van 120 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, die niet ten uitvoer zou worden gelegd tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. De rechtbank gelastte ook de teruggave van bepaalde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en haar medeverdachte, en verklaarde andere voorwerpen onttrokken aan het verkeer. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 001087-02
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [GEBOORTEPLAATS EN DATUM]
wonende te [woonplaats], [adres],
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
1.
zij op of omstreeks 18 januari 2002 te Tilburg tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, een wapen van categorie II, te weten een
volautomatisch vuurwapen (merk Zagi) en/of munitie van de categorie II te
weten twee houders (voor dat vuurwapen) met daarin (in totaal) 55 patronen
en/of 66 patronen (totaal in 3 doosjes) en/of een wapen van de categorie III
te weten een pistool (merk Browning, type Luger), en/of munitie van categorie
III te weten 2 houders met (totaal) 25 patronen (voor dat pistool) en/of 4
patronen (.22mm), voorhanden heeft gehad;
2.
zij in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 18 januari
2002, in elk geval op of omstreeks 18 januari 2002 te Tilburg, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(van) een (grote) hoeveelheid geld, althans meerdere bankbiljetten, te weten:
- 100.000 US Dollar(s), althans duizend, althans een aantal Amerikaanse
(honderd)dollar(s)(biljetten) en/of
- 999 US Dollar(s), althans een aantal dollars en/of
- 4.800 en/of 150 en/of 26.280 (totaal 31.230,- euro), althans een aantal
eurobankbiljetten en/of
- f 6.000,-, althans zes, althans een aantal bankbiljetten van duizend
(Nederlandse) guldens en/of
- Antilliaans en/of Arubaans geld,
* de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van genoemd
geld en/of genoemde bankbiljet(ten) en/of
genoemd geld en/of genoemde bankbiljet(ten) voorhanden heeft/hebben gehad
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) althans
redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden
dat dat geld en/of die bankbiljetten -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk geval afkomstig
was van enig misdrijf;
en/althans
* heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven
en/of of het voorhanden krijgen en/of overdragen en/of omzetten van dat geld,
althans die bankbiljetten wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat dat geld en/of die bankbiljetten -onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, in elk
geval afkomstig was van enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 18 januari
2002, in elk geval op of omstreeks 18 januari 2002 te Tilburg, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een
(grote) hoeveelheid geld, althans meerdere bankbiljetten, te weten:
- 100.000 US Dollar(s), althans duizend, althans een aantal Amerikaanse
(honderd)dollar(s)(biljetten) en/of
- 999 US Dollar(s), althans een aantal dollars en/of
- 4.800 en/of 150 en/of 26.280 (totaal 31.230,- euro), althans een aantal
eurobankbiljetten en/of
- f 6.000,-, althans zes, althans een aantal bankbiljetten van duizend
(Nederlandse) guldens en/of
- Antilliaans en/of Arubaans geld,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij,
verdachte, en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van dat geld, althans die bankbiljetten wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof.
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Om tot een bewezenverklaring van artikel 420bis, dan wel artikel 420 quater van het wetboek van strafrecht (hierna: Sr) te komen dient, gelet op de vergelijkbare bewoordingen in de artikelen 416 en 417 Sr, onder aanlegging van dezelfde maatstaven als bij laatsgenoemde artikelen bewezen te worden dat het voorwerp van enig misdrijf afkomstig is. Vervolgens dient te worden bewezen dat betrokkene dit wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden. Deze uitleg is in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever (MvT, Tweede Kamer 1999-2000, 27 159, nr. 3 p. 9 en nr. 5 p. 11).
Uit de Memorie van Toelichting (MvT, Tweede Kamer 1999-2000, 27 159, nr. 3 p. 8) met betrekking tot voornoemde artikelen kan worden afgeleid dat de minister de oorspronkelijke bedoeling had om de bewijslast met betrekking tot de vraag of een voorwerp van misdrijf afkomstig is te verlichten door het woord "kennelijk" in dit verband in de tekst op te nemen. Door de invoeging van dit woord zou de rechter mogen afgaan op de naar buiten blijkende omstandigheden die, naar de ervaring leert, wijzen op de criminele herkomst van het voorwerp. De wetgever is hierop naar het oordeel van de rechtbank echter teruggekomen.
In het onderhavige geval zijn naar het oordeel van de rechtbank in de gedingstukken geen bewijsstukken voor handen die erop duiden dat de gelden uit enig misdrijf afkomstig zijn. De wijze waarop het geld door verdachte en haar medeverdachte werd bewaard en de hoeveelheid geld die onder hen is aangetroffen, is daartoe onvoldoende.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 18 januari 2002 te Tilburg tezamen en in vereniging met
een ander een wapen van categorie II, te weten een
volautomatisch vuurwapen (merk Zagi) en munitie van de categorie II te
weten twee houders voor dat vuurwapen met daarin in totaal 55 patronen
en 66 patronen totaal in 3 doosjes en een wapen van de categorie III
te weten een pistool (merk Browning, type Luger), en munitie van categorie
III te weten 2 houders met totaal 25 patronen voor dat pistool en 4
patronen (.22mm), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Feit 1 Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie II en een wapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te haar laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die haar strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens een huiszoeking zijn in de woning van verdachte onder meer twee wapens en munitie aangetroffen. De partner van verdachte heeft de wapens en munitie meegebracht en in de woning van verdachte verstopt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het zonder vergunning in bezit hebben van wapens met bijbehorende munitie een zeer ernstig feit, waarvoor zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats acht. Gelet op de geringe rol van verdachte in voornoemd delict, alsmede de omstandigheid dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat zij de zorg heeft over haar drie jonge kinderen, zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van na te noemen duur. Naast deze straf zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om haar ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
12 De overwegingen omtrent het beslag.
12.1 Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen:
17 bankbiljetten van € 20,
1 bankbiljet van € 10,
1 briefje van honderd van de Centrale Bank van Aruba,
1 briefje van vijfentwintig van de Centrale Bank van Aruba,
1 briefje van tien van de Bank van de Nederlandse Antillen,
1 briefje van honderd van de Bank van de Nederlandse Antillen en
10 florin Centrale Bank van Aruba.
12.2 Teruggave aan verdachte en de medeverdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte en haar medeverdachte [MEDEVERDACHTE] (parketnummer 001088-02), aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder de verdachten in beslag zijn genomen:
1 mobiele telefoon, merk Philips, type BHR155/P,
1 mobiele telefoon, merk Ericson, type 1101002 BV,
1 fototoestel, merk Ricoh, type AF66,
1 agenda, merk Filo, type Flair,
1 mobiele telefoon, merk Nokia, type 3330,
1 mobiele telefoon, merk Nokia, type 3310,
1 mobiele telefoon, merk Nokia, type 8260,
1 mobiele telefoon, merk Siemens, C25,
1 mobiele telefoon, Nokia, type NSC-3NX,
2 adapters,
1 mobiele telefoon, merk Nokia, type 3310,
1 mobiele telefoon, merk Nokia, type 3310,
1 mobiele telefoon, merk Nokia, type 3310,
2 rooksignalen, merk Comet, type Los 1080,
2 valschermsignalen, merk Comet, type Los 94,
1 valschermsignaal, merk Comet, type Los 625,
1 handfakkel, merk Comet, type L 352,
3 rooksignalen, merk Pains-Wessex, type MK3,
11 handfakkels, merk Pains-Wessex, type RED MK6,
14 vuurbalsignalen, merk Koryo Fireworks, type K-11 en
1 bankbiljet van € 5.
12.3 De overwegingen omtrent de onttrekking aan het verkeer.
De volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer:
9 mm para pistoolmitrailleur, merk Zagi M91, type B7717,
2 patroonhouders voor pistoolmitrailleur Zagi M91,
2 houders pistoolmitrailleur Zagi M91 met daarin 55 patronen, merk S&B, type Luger 9 mm,
3 munitiedoosjes met daarin 22 9 mm patronen, merk S&B, type Luger 9 mm,
24 patronen .22 munitie,
9 mm pistool, merk Browning, type cal 9 mm Luger,
2 patroonhouders met daarin 25 patronen, merk Browning en
25 patronen volmantel munitie, merk Luger/Para, type 9 mm.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat het bewezen verklaarde feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen. Voorts zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
12.4 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt:
3 bankbiljetten van $ 1,
72 bankbiljetten van € 200,
45 bankbiljetten van € 100,
124 bankbiljetten van € 10,
307 bankbiljetten van € 20,
500 bankbiljetten van $ 100,
500 bankbiljetten van $ 100,
$ 999 (6x$100+3x$50+7x$20+9x$10+1x$5+14x$1) en
96 bankbiljetten van € 50.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van
het wetboek van strafrecht en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 120 uren, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
De termijn binnen welke de taakstraf moet worden voltooid bedraagt een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis, met dien verstande dat de termijn wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, alsmede de tijd dat hij zich aan een zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Zij beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij gelast de teruggave aan verdachte van de onder 12.1 genoemde voorwerpen.
Zij gelast de teruggave aan verdachte en de medeverdachte [MEDEVERDACHTE] (parketnummer 001088-02) van de onder 12.2 genoemde voorwerpen.
Zij verklaart aan het verkeer onttrokken de onder 12.3 omschreven voorwerpen.
Zij gelast de bewaring van de onder 12.4 genoemde voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Geloven, voorzitter, mr. Bakx en mr. Tempelaar, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Den Haan-van Balkom en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 april 2002, zijnde mr. Bakx buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.