ECLI:NL:RBBRE:2002:AE8159

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1339/01
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Renneberg
  • J. Goossens
  • A. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van medische positie door arts met seksuele handelingen

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda op 29 augustus 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een arts die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een patiënte. De verdachte heeft, terwijl de patiënte in een kwetsbare toestand verkeerde, handelingen verricht die als seksueel van aard zijn gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn vinger in de vagina en anus van het slachtoffer is geweest, zonder dat dit medisch noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als arts en dat zijn ontkenning van de feiten als leugenachtig moet worden beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de onvoorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de teruggave van in beslag genomen medische boeken aan de verdachte gelast, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 242 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 1339/01
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
[geboortedatum en plaats],
wonende te [woonplaats],
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in de nacht van 18 op 19 februari
2001 te Tilburg door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slacht[slachtoffer] heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat
verdachte een van zijn, verdachtes, vingers in de vagina en/of de anus van die
[slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)
hierin dat verdachte, als dienstdoende arts-assistent, die [slachtoffer],
- die als patiente op de afdeling Intensive Care was opgenomen in verband met
verlammingsverschijnselen en/of
- die (op die/dat tijdstip(pen)) haar armen en/of benen niet kon bewegen en/of
- die aan zijn zorg was toevertrouwd
- aan een lichamelijk onderzoek heeft onderworpen waarbij hij, verdachte,
onder andere met een van zijn vingers in de vagina en/of anus van die [slachtoffer]
is gegaan en/of
- (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke en/of professionele
overwicht op die [slachtoffer];
art 242 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in de nacht van 18 op 19 februari
2001 te Tilburg, terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of
maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers
heeft hij, verdachte, (telkens) een van zijn vingers in de vagina en/of anus
van die [slachtoffer] gebracht en/of de borsten en/of tepels en/of clitoris en/of
schaamlippen van die [slachtoffer] gestreeld;
art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair
hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in de nacht van 18 op 19 februari
2001 te Tilburg door (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat
verdachte een van zijn, verdachtes, vingers in de vagina en/of de anus van die
[slachtoffer] duwde/bracht, en bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens)
hierin dat verdachte, als dienstdoende arts-assistent, die [slachtoffer],
- die als patiente op de afdeling Intensive Care was opgenomen in verband met
verlammingsverschijnselen en/of
- die (op die/dat tijdstip(pen)) haar armen en/of benen niet kon bewegen en/of
- die aan zijn zorg was toevertrouwd
- aan een lichamelijk onderzoek heeft onderworpen waarbij hij, verdachte,
onder andere met een van zijn vingers in de vagina en/of anus van die [slachtoffer]
is gegaan en/of
- (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijke en/of professionele
overwicht op die [slachtoffer];
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Gelet op de aangifte van het slachtoffer en de verklaringen van getuigen [X], vriend van aangeefster en [Y], IC-verpleegkundige, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de nacht van 18 op 19 februari 2002 zijn vinger in de anus en de vagina van het slachtoffer heeft gebracht en deze handeling voor wat betreft de vagina na een à anderhalf uur heeft herhaald. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verklaringen van [X], [Y] en het slachtoffer blijkt dat verdachte kort na de telastegelegde handelingen in het bijzijn van beide getuigen, met het slachtoffer een discussie heeft gevoerd over de aard van het onderzoek. Zo heeft getuige [X] verklaard dat hij hoorde dat verdachte zijn excuses aan het slachtoffer aanbood omdat hij zonder vooroverleg inwendige onderzoeken had verricht en daarbij geen handschoenen had gedragen, alsmede dat hij hoorde dat verdachte zei dat hij maar telkens een klein stukje met zijn vinger in haar vagina was gegaan. [X] heeft voorts bij de rechter-commissaris verklaard dat de discussie niet ging over de vraag òf verdachte in de anus en vagina van het slachtoffer was geweest, maar over de vraag hoever hij in de vagina was geweest. Getuige [Y] heeft verklaard dat zij hoorde dat de discussie tussen het slachtoffer en de verdachte ging over het inwendige onderzoek en dat verdachte ontkende zo diep met zijn vinger in de vagina van het slachtoffer te zijn geweest als zij stelde en dat verdachte toen niet heeft ontkend dat hij met zijn vinger in de vagina van het slachtoffer is geweest.
Aan verdachtes nadien ontkennende verklaringen hecht de rechtbank geen geloof. Indien verdachte daadwerkelijk van het begin af aan gemeend had dat hij in het geheel niet met zijn vinger in de vagina en anus was geweest, zou het immers voor de hand hebben gelegen dat verdachte, geconfronteerd met de beschuldigingen door het slachtoffer, aanstonds en met klem zou hebben ontkend. Daar is de rechtbank niet van gebleken. De rechtbank kent voorts betekenis toe aan het feit dat verdachte omtrent twee feiten inconsistente verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft hij blijkens de verklaring van de getuige [S], intensivist, aan die getuige verteld dat de handelingen die hij bij het slachtoffer had uitgevoerd bestonden uit het masseren van de clitoris waarbij gekeken wordt of er een zwelling optreedt bij de zwellichamen, terwijl verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij gedurende 1 seconde de clitoris heeft aangedrukt of erin heeft geknepen om te zien of er een spierreflex optreedt. Voorts heeft verdachte eerst ter zitting verklaard dat hij de handeling aan de anus van het slachtoffer heeft uitgevoerd met een wattenstaafje, terwijl hij dit, voor de beoordeling van de feiten belangrijke detail, niet eerder in zijn verklaringen genoemd heeft. Dit laatste is voor de rechtbank temeer opmerkelijk omdat verdachte de verbalisanten wel heeft gewezen op het feit dat zij aanvankelijk in zijn verklaring hadden opgetekend dat hij de vagina van het slachtoffer had betast, terwijl hij had aangegeven haar geslachtsorgaan te hebben betast. Dit betrof voor de verdachte een wezenlijk verschil en de verklaring is hierop aangepast. De raadsman heeft ter zitting opgemerkt dat reeds eerder in het dossier het met een stokje aanprikken van de anus wordt genoemd. Dit kan de verdachte echter niet baten omdat het niet verdachte maar getuige [S] was die zulks heeft beweerd ter nadere aanduiding van een werkwijze zoals hij die onder de omstandigheden zou doen.
Nu voor de rechtbank vaststaat dat verdachte met zijn vinger tweemaal (zonder handschoenen) in de vagina en eenmaal in de anus van het slachtoffer is geweest en verdachte verklaard heeft dat het voor medisch onderzoek niet nodig was om dit te doen, concludeert de rechtbank dat deze handelingen een seksuele lading hadden, waarbij het slachtoffer in deels verlamde toestand verkeerde en aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat verdachtes ontkenning van het feit dat hij in de vagina en anus van het slachtoffer is geweest, als kennelijk leugenachtig moet worden beschouwd en tot het bewijs van het telastegelegde doet meewerken, nu deze leugenachtige verklaring kennelijk door verdachte is afgelegd met het doel de waarheid te verhullen dat het binnendringen seksueel getint was, zoals het door het slachtoffer, zo blijkt uit haar verklaring, ook is ervaren. Verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van zijn overwicht dat hij als behandeld arts op het slachtoffer, zijn patiënte, had.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
primair:
Verkrachting, meermalen gepleegd.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Door te handelen zoals hiervoor is bewezenverklaard, heeft verdachte op zeer ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn positie. De rechtbank is van oordeel dat juist voor artsen als verdachte, die handelingen rechtstreeks op het lichaam en in of rond de geslachtsorganen verrichten, een bijzondere plicht rust elke schijn van misbruik van de situatie te vermijden. Patiënten verkeren immers in een kwetsbare en afhankelijke positie en moeten er op kunnen vertrouwen dat artsen strikt professioneel handelen. Verdachte heeft hierop in ernstige mate inbreuk gepleegd en aldoende de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast, alsmede het slachtoffer, als wel haar directe omgeving maar ook patiënten in het algemeen, een gevoel van onveiligheid gegeven. De ernst van de feiten en de omstandigheden waarbinnen zich deze hebben afgespeeld alsmede gelet op de gevolgen voor de loopbaan van de verdachte, rechtvaardigen de hierna te vermelden straf.
De vordering van de officier van justitie om verdachte, bij bewezenverklaring, als bijkomende straf tevens voorwaardelijk te ontzetten uit het recht het beroep van arts uit te voeren, dient de rechtbank af te wijzen, aangezien de wetgever dit niet als zodanig heeft geregeld.
12 De overwegingen omtrent het beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten
- een medisch boekje "Neurologie",
- een medisch zakboek "Spoedeisend medisch handelen",
- een medisch boek "Intensive Care",
- een medische handleiding "Traumatologie", en
- een medisch boek "Oxford handbook of accident & emergency medicin",
aan verdachte, aangezien die voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en deze onder verdachte in beslag zijn genomen.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7. is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9. vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot ZES MAANDEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij gelast de teruggave aan verdachte van de hierboven onder 12. omschreven voorwerpen.
Zij heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Renneberg, voorzitter, mr. Goossens en mr. Rouwen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Moonen-Scheepens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 augustus 2002.