ECLI:NL:RBBRE:2002:AE9966
Rechtbank Breda
- Hoger beroep
- Toekoen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk verklaard wegens onjuiste instelling door raadsman
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda, is het hoger beroep van de verdachte niet ontvankelijk verklaard. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter, maar de raadsman heeft dit op onjuiste wijze gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de raadsman ter griffie van het kantongerecht is verschenen en een volmacht rechtsmiddel heeft opgesteld, die door hem is ondertekend. Echter, de rechtbank oordeelt dat de raadsman niet op de juiste wijze heeft gehandeld volgens de wettelijke vereisten van artikel 450 juncto 449 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Deze artikelen vereisen dat een advocaat ter griffie verklaart door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn om hoger beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat de raadsman had moeten weten wat de formele eisen zijn en had dienovereenkomstig moeten handelen. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om een griffiemedewerker als getuige te horen af, omdat dit niet noodzakelijk is voor de zaak. De rechtbank heeft de gedingstukken bekeken en de zaak onderzocht ter terechtzitting, waarbij de vordering van de officier van justitie en het verweer van de raadsman zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding in eerste aanleg aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. De rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van het ten laste gelegde. Gezien het feit dat het hoger beroep niet op de voorgeschreven wijze is ingesteld, verklaart de rechtbank de verdachte niet ontvankelijk in haar hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken op 18 oktober 2002 door mr. Toekoen, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier Pot.