ECLI:NL:RBBRE:2002:AE9969
Rechtbank Breda
- Hoger beroep
- Toekoen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk verklaard wegens onjuiste instelling door raadsman
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda, is het hoger beroep van de verdachte niet ontvankelijk verklaard. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de kantonrechter, maar de raadsman had dit hoger beroep op onjuiste wijze ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de raadsman niet op de juiste manier had gehandeld volgens de wettelijke vereisten van artikel 450 juncto 449 van het Wetboek van Strafvordering. Deze artikelen vereisen dat een advocaat ter griffie verklaart dat hij door de verdachte specifiek is gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen. De raadsman had een volmacht rechtsmiddel opgesteld, maar deze volmacht voldeed niet aan de formele eisen. De rechtbank oordeelde dat, zelfs als de griffiemedewerker de raadsman had geïnstrueerd, de raadsman er niet op had mogen vertrouwen dat de vereisten niet van toepassing waren. De rechtbank heeft ook het verzoek van de raadsman om een griffiemedewerker als getuige te horen afgewezen, omdat dit niet noodzakelijk was voor de zaak. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding in eerste aanleg geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Uiteindelijk werd de verdachte niet ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, en dit vonnis werd uitgesproken op 18 oktober 2002 door rechter mr. Toekoen, in aanwezigheid van griffier Pot.