ECLI:NL:RBBRE:2003:AF3737
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van der Weide
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en onrechtmatige daad in relatie tot beëindigde vriendschappelijke relatie
In deze zaak vorderde eiser, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank gedaagde zou veroordelen tot betaling van € 12.000,- vermeerderd met wettelijke rente, alsook veroordeling van gedaagde in de proceskosten. De rechtbank heeft de vordering in conventie afgewezen, omdat deze te algemeen was gesteld en er geen aanleiding was om te vrezen voor voortzetting van het gedrag van eiser. In reconventie werd eiser veroordeeld tot betaling van € 1.022,19 aan gedaagde, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiser op basis van dwaling niet kon worden aanvaard, omdat gedaagde niet verplicht was om eiser in te lichten over haar werkzaamheden als gezelschapsdame. De rechtbank concludeerde dat de vordering in conventie niet kon slagen, omdat er geen sprake was van onrechtmatig handelen aan de kant van gedaagde. De rechtbank oordeelde dat eiser gedaagde had bedreigd en licht had mishandeld, wat leidde tot een schadevergoeding van € 1.000,- voor gedaagde. De kosten werden toegewezen aan gedaagde, zowel in conventie als in reconventie.