ECLI:NL:RBBRE:2003:AF4651

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 februari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116769/KG ZA 03-57
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren tegen de executie van een ontruimingsvonnis in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 4 februari 2003, betreft het een kort geding waarin de deurwaarder, C.M.P. Jonkers, verzoekt om een beslissing van de voorzieningenrechter over een bezwaar tegen de executie van een ontruimingsvonnis. Dit vonnis was eerder uitgesproken door de kantonrechter op 4 december 2002, waarbij de gedaagden, [gedaagden], hoofdelijk waren veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en ontruiming van hun woning. De deurwaarder had de opdracht gekregen van Woningmaatschappij XXX om het vonnis ten uitvoer te leggen, maar de gedaagden hadden de huurachterstand inmiddels volledig voldaan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de deurwaarder, ondanks de instructies van Woningmaatschappij XXX om de ontruiming door te laten gaan, aan de gedaagden had toegezegd dat de ontruiming kon worden voorkomen door betaling van de achterstand. Dit leidde tot de vraag of de deurwaarder bevoegd was om deze toezegging te doen en of de gedaagden hierop mochten vertrouwen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het vertrouwen van de gedaagden in de toezegging van de deurwaarder onterecht maakten. Hierdoor wordt de verdere executie van het ontruimingsvonnis ontoelaatbaar geacht.

De voorzieningenrechter compenseert de kosten van het geding, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, met mr. D.G.E.C.Th. Schütz als griffier aanwezig. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van deurwaarders en de rechten van huurders in het kader van ontruimingen, vooral wanneer er sprake is van betaling van achterstanden.

Uitspraak

116769/KG ZA 03-57 RECHTBANK BREDA
4 februari 2003 Sector Handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de stichting STICHTING WONINGMAATSCHAPPIJ XXX,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
t e g e n :
1. [gedaagde],
2. [gedaagde],
beiden wonende te [woonplaats].
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit het op 28 januari 2003 ter griffie van deze rechtbank ingekomen proces-verbaal met producties van C.M. P. Jonkers, gerechtsdeurwaarder bij deze rechtbank, kantoorhoudende te Tilburg, optredende als executerende deurwaarder voor Woningmaatschappij XXX.
Partijen hebben zich ter zitting over het gerezen bezwaar uitgelaten, waarbij de heer [gedaagde] namens gedaagden en mr. H. Holland namens Woningstichting XXX het woord hebben gevoerd.
2. Het geschil.
De deurwaarder verzoekt de voorzieningenrechter op de voet van art. 438 lid 4 Rv te beslissen op het gerezen bezwaar bij de executie van het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 4 december 2002, gewezen tussen Woningmaatschappij XXX enerzijds en [gedaagden] anderzijds.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 4 december 2002, gewezen tussen partijen:
a. zijn [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 3.665,35, te vermeerderen met wettelijke rente;
b. is de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] te [woonplaats] ontbonden;
c. zijn [gedaagden] veroordeeld tot ontruiming van voornoemde woning binnen 14 dagen na betekening van dat vonnis.
- Woningmaatschappij XXX heeft bij brief van 16 december 2002 de deurwaarder opdracht gegeven om voornoemd vonnis te betekenen en de ontruiming aan te zeggen.
- Bij brief van 9 januari 2003 heeft [gedaagde] aan de deurwaarder medegedeeld:
Hiermee verzoek ik u vriendelijk om ons 4 weken uitstel te verlenen inzake dosnr. 22275. In die extra 4 weken zal ik minimaal Euro 4.000,-- kunnen betalen. Het restant in een nader overeengekomen betalingsregeling. Wij willen heel graag op dit adres blijven wonen, maar zien wel de noodzaak in om gezien onze leeftijd (man 64 jaar -vrouw 63 jaar) naar een goedkopere woning uit te zien. Staan bijna 2 jaar ingeschreven bij "CASADE" woondiensten te Kaatsheuvel-Loon op Zand.
- B&D juristen deelde namens Woningmaatschappij XXX per faxbericht van 9 januari 2003 aan de deurwaarder onder meer mede:
Indien er geen betaling volgt van de heer [gedaagde] krijgt u van ons niet de opdracht om verhaalsinformatie aan te vragen. Mochten wij tot verhaal willen overgaan dan zullen wij zelf zorgen voor een verhaalsonderzoek. Voorts kan ik u mededelen dat wij ons in eerste instantie richten op de ontruiming. Deze dient dan ook doorgang te vinden op de door u gemelde datum van 21 januari a.s.
- De deurwaarder heeft [gedaagde] bij brief van 9 januari 2003 medegedeeld:
N.a.v. uw fax van hedenmiddag kan ik u mededelen dat mijn cliënt niet akkoord gaat met uw voorstel, u kunt enkel ontruiming van de woning op dinsdag 21 januari a.s. voorkomen door integrale betaling voor ontruimingsdatum van het openstaande saldo ad € 8.174,33 inclusief de huur van januari 2003.
- [gedaagde] heeft op vrijdag 17 januari 2003 de vordering van Woningmaatschappij XXX integraal aan de deurwaarder voldaan, waarop de deurwaarder de op 21 januari 2003 aangezegde ontruiming heeft afgeblazen.
3.2
De deurwaarder stelt zich op het standpunt dat hij ondanks, ofwel juist door, zijn foutieve handelen van toezegging aan [gedaagden] niet zonder toestemming van de voorzieningenrechter tot daadwerkelijke ontruiming kan overgaan. Volgens de deurwaarder maakt Woningmaatschappij XXX misbruik van recht door ondanks volledige betaling van de huurachterstand over te gaan tot ontruiming van de woning. Hij voert hiertoe aan dat het, gelet op het belang van de te ontruimen huurders, mede gelet op hun leeftijd, om over huisvesting te beschikken, in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om een ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen in het geval de gehele achterstand is betaald.
3.3
Woningmaatschappij XXX stelt dat de deurwaarder zijn opdracht te buiten is gegaan door zonder haar instructies [gedaagden] de toezegging te doen van uit- en/of afstel van de aangezegde ontruiming indien [gedaagden] de volledige huurachterstand zouden voldoen. Woningmaatschappij XXX stelt zich op het standpunt dat in het te executeren vonnis onafhankelijk van de veroordeling tot betaling tevens de ontruiming is toegewezen en de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst is uitgesproken, zodat er geen sprake van kan zijn dat door voldoening aan de veroordeling tot betaling de ontruiming en/of de ontbinding zijn komen te vervallen. Woningmaatschappij XXX betoogt voorts dat zij op commerciële basis woningen verhuurt zonder wettelijk opgelegde taak en derhalve een commercieel belang heeft bij ontruiming van de onderhavige woning.
3.4
[gedaagde] stelt dat hij de afspraak met de deurwaarder is nagekomen door tijdig de volledige vordering van de Woningmaatschappij XXX aan de deurwaarder te voldoen en de ontruiming dus, zoals door de deurwaarder toegezegd, van de baan is.
3.5
Vast is komen te staan dat de deurwaarder, ondanks heldere instructies van Woningmaatschappij XXX om de ontruiming doorgang te laten vinden, aan [gedaagden] de toezegging heeft gedaan dat ontruiming door betaling kon worden voorkomen. Als uitgangspunt heeft te gelden dat degene aan wie een deurwaarder een regeling als waarvan in het onderhavige geval sprake is heeft aangeboden, gelet op de functie die de deurwaarder in het rechtsverkeer ter zake van de executie van ontruimingsvonnissen vervult, er in het algemeen op mag vertrouwen dat de deurwaarder bevoegd is een dergelijke regeling te treffen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat zodanig vertrouwen niet zonder meer gerechtvaardigd is. Nu in het onderhavige geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld, wordt geconcludeerd dat [gedaagden] er op mochten vertrouwen dat de deurwaarder vertegenwoordigingsbevoegd was. Nu [gedaagde] tijdig de gehele vordering heeft voldaan dient de door de deurwaarder gedane toezegging aan Woningstichting XXX te worden tegengeworpen, hetgeen met zich brengt dat verdergaande executie ontoelaatbaar is.
3.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt geconcludeerd dat de deurwaarder zich terecht op de voet van artikel 438 lid 4 Rv tot de voorzieningenrechter heeft gewend.
4. De kosten.
Gelet op onderstaande beslissing bestaat geen aanleiding voor een kostenveroordeling.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter :
stelt vast dat is gebleken van een bezwaar tegen de executie van het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 4 december 2002, gewezen tussen de stichting Woningmaatschappij XXX en [gedaagden].
compenseert de kosten van het geding aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.E. Poerink, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van dinsdag 4 februari 2003, in tegenwoordigheid van mr. D.G.E.C.Th. Schütz als griffier.