ECLI:NL:RBBRE:2003:AF4651
Rechtbank Breda
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bezwaren tegen de executie van een ontruimingsvonnis in kort geding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 4 februari 2003, betreft het een kort geding waarin de deurwaarder, C.M.P. Jonkers, verzoekt om een beslissing van de voorzieningenrechter over een bezwaar tegen de executie van een ontruimingsvonnis. Dit vonnis was eerder uitgesproken door de kantonrechter op 4 december 2002, waarbij de gedaagden, [gedaagden], hoofdelijk waren veroordeeld tot betaling van een huurachterstand en ontruiming van hun woning. De deurwaarder had de opdracht gekregen van Woningmaatschappij XXX om het vonnis ten uitvoer te leggen, maar de gedaagden hadden de huurachterstand inmiddels volledig voldaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de deurwaarder, ondanks de instructies van Woningmaatschappij XXX om de ontruiming door te laten gaan, aan de gedaagden had toegezegd dat de ontruiming kon worden voorkomen door betaling van de achterstand. Dit leidde tot de vraag of de deurwaarder bevoegd was om deze toezegging te doen en of de gedaagden hierop mochten vertrouwen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het vertrouwen van de gedaagden in de toezegging van de deurwaarder onterecht maakten. Hierdoor wordt de verdere executie van het ontruimingsvonnis ontoelaatbaar geacht.
De voorzieningenrechter compenseert de kosten van het geding, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, met mr. D.G.E.C.Th. Schütz als griffier aanwezig. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van deurwaarders en de rechten van huurders in het kader van ontruimingen, vooral wanneer er sprake is van betaling van achterstanden.