ECLI:NL:RBBRE:2003:AL7764
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Römers
- Rechtspraak.nl
Cumulatie van vorderingen bij vervroegde opeisbaarheid van consumentenkrediet
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 23 juli 2003, gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Finata Bank N.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De bank vordert een boeterente naast de vertragingsrente na vervroegde opeisbaarheid van een consumentenkrediet. De rechtbank oordeelt dat artikel 44 lid 2 van de Wet op het consumentenkrediet zich verzet tegen de cumulatie van deze vorderingen. De rechtbank wijst erop dat, hoewel de bank voorwaardelijk de boeterente vordert, dit niet betekent dat er geen sprake is van een verboden cumulatie. De rechtbank stelt vast dat de vordering van de bank voor de vertragingsvergoeding van 0,782% per maand, te rekenen vanaf 14 september 2002, toewijsbaar is, terwijl de voorwaardelijk ingestelde vordering ter zake van de boeterente wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt de gedaagde in de proceskosten en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J. Römers en is een belangrijke uitspraak in het kader van consumentenkredieten en de regels omtrent cumulatie van vorderingen.