ECLI:NL:RBBRE:2003:AN8129

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
125987 / KG ZA 03-576
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie van column met denigrerende inhoud over publieke figuur

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 14 november 2003 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres [D.] en gedaagde [K.]. Eiseres vorderde dat gedaagde de column "Menselijk schild in Ramallah", gepubliceerd in de Metro en op zijn persoonlijke website, zou verwijderen. De column werd door eiseres als onrechtmatig en grievend ervaren, omdat zij daarin op denigrerende en seksistische wijze werd geportretteerd als een groupie van Yasser Arafat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de column de grenzen van het betamelijke overschreed en dat de inhoud onnodig kwetsend was. De rechter stelde vast dat de column geen andere bedoeling had dan eiseres te kwetsen en dat de vergelijking met een Israëlische vergeldingsaanval buiten proportie was. De rechter gelastte gedaagde de column te verwijderen en een naschrift te plaatsen op zijn website, waarin de onrechtmatigheid van de column werd erkend. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van EUR 30.000 en een dwangsom voor het niet naleven van de opgelegde maatregelen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt is en dat de persoonlijke integriteit van eiseres beschermd moest worden.

Uitspraak

125987 / KG ZA 03-576 RECHTBANK BREDA
Sector Handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[G. D.]
wonende te Amsterdam,
e i s e r e s bij dagvaarding
van 30 oktober 2003,
procureur: mr. R.A.H. Post,
advocaat : mr. O.G. Trojan,
t e g e n :
[L.J.A. K.],
wonende te Tilburg,
g e d a a g d e ,
advocaat : mr. J.C. Debije.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de pleitnota van mr. Trojan en de door hem in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. Debije en de door hem in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben voorts hun standpunten ter terechtzitting mondeling toegelicht.
2. Het geschil.
Eiseres, verder te noemen [D.] vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren, gedaagde:
1. te gebieden de column "Menselijk schild in Ramallah", inclusief reacties, waaronder begrepen de correspondentie met de raadsman van mevrouw [D.], te verwijderen van zijn persoonlijke website www.koelman.com;
2. te gebieden binnen drie dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis het naschrift zoals hierna weergegeven zonder enig bijschrift te publiceren op zijn persoonlijke website www.koelman.com en wel op de plaats waar thans voormelde column is geplaatst althans op een in het oog springende plaats, en voorts dit naschrift gedurende een aaneensluitende periode van zes maanden op deze website te handhaven;
"NASCHRIFT INZAKE [G.D.]
Op last van de rechtbank te Breda deel ik het volgende mede.
In de Metro van 16 oktober jl. is een column van mijn hand gepubliceerd met als titel "Menselijk schild in Ramallah". Het betreft een column waarin mevrouw [G.] [D.] door mij op denigrerende en seksistische wijze wordt geportretteerd als een groupie van Yasser Arafat.
In een door mevrouw [D.] tegen mij aangespannen kort geding heeft de rechter geoordeeld dat ik in de column over mevrouw [D.] de grenzen van het betamelijke heb overschreden. De rechter heeft geoordeeld dat de inhoud van de column onnodig grievend is en slechts de bedoeling heeft om te kwetsen. Om die reden heeft de rechter de column onrechtmatig jegens mevrouw [D.] geacht.
Naast plaatsing van deze mededeling heeft de rechter mij gelast de column over mevrouw [D.], inclusief ingezonden reacties, met onmiddellijke ingang van mijn website te verwijderen. Voorts heeft de rechter mij veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan mevrouw [D.] van EUR 30.000,=.
[K. ]"
3. te verbieden op enige wijze voormelde column en/of daarop betrekking hebbende reacties, waaronder begrepen reacties op het voormeld naschrift, openbaar te maken;
4. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 5.000,= voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft met voldoening aan het gevorderde onder 1 en 2;
5. te veroordelen tot betaling aan mevrouw [D.] van een voorschot terzake van immateriële schadevergoeding van EUR 30.000,=, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorschot;
6. te veroordelen tot betaling aan mevrouw [D.] van een voorschot terzake van buitengerechtelijke kosten van EUR 10.000,=;
7. te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Gedaagde, hierna te noemen [K. ], heeft daartegen verweer gevoerd.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Metro Holland B.V. is uitgeefster van het dagblad Metro, een gratis nieuwsblad op tabloidformaat dat landelijk wordt verspreid via displays op bijna alle NS-stations, de Rotterdamse metrostations, alle Martinair vluchten, Stena Line overtochten en enkele veerdiensten, universiteiten en ziekenhuizen.
- Metro kent de rubriek genaamd 'Column', waarin bijdragen worden geplaatst van verschillende auteurs, onder wie journalisten en wetenschappers.
- Metro beschikt over een aantal vaste columnisten die regelmatig een column produceren, onder wie [K. ].
- [K. ] levert sinds 1999 tweewekelijks bijdragen aan Metro, welke bijdragen [K. ] tevens publiceert op zijn persoonlijke website www.koelman.com.
- In de Metro van 16 oktober 2003 is een column van [K. ] verschenen over [D.] met als titel "Menselijk schild in Ramallah".
- De raadsman van [D.] heeft bij fax van 21 oktober 2003 Metro Holland B.V. te kennen gegeven, dat de column van [K. ] met de titel "Menselijk schild in Ramallah" een onrechtmatig karakter heeft, aangezien de grenzen van het betamelijke op grove wijze worden overschreden. Hij verzoekt Metro Holland B.V. het navolgende hoofdredactioneel naschrift in Metro te plaatsen:
"Naschrift inzake [G.] [D.]
In de Metro van 16 oktober jl. is een column gepubliceerd van onze vaste columnist[K. ] met als titel "Menselijk schild in Ramallah". Het betreft een column waarin mevrouw [G.] [D.] op denigrerende en seksistische wijze wordt geportretteerd als een groupie van Yasser Arafat.
Hoewel de hoofdredactie van Metro erkent dat aan een columnist een zekere vrijheid van meningsuiting moet worden gegund, is zij van mening dat in de column over mevrouw [D.] de grenzen van het betamelijke worden overschreden. De hoofdredactie neemt dan ook afstand van de column. Voorts biedt de hoofdredactie namens Metro mevrouw [D.] excuses aan voor de inbreuk op haar persoonlijke integriteit."
- Metro Holland B.V. heeft in haar fax van 24 oktober 2003 aangegeven dat zij in de Metro van donderdag 30 oktober onder de column van[K. ] de volgende verklaring zal opnemen:
"Naschrift inzake [G.] [D.]
In Metro van 16 oktober is een column gepubliceerd van onze vaste columnist Luuk
[K. ] met als titel "Menselijk schild in Ramallah". Het betreft een column waarin mevrouw [G.] [D.] op denigrerende en seksistische wijze wordt geportretteerd als een groupie van Yasser Arafat. Mevrouw [D.] ervaart de inhoud van deze column als grievend en een ontoelaatbare inbreuk op haar persoonlijke integriteit. De hoofdredactie van Metro betreurt dit.
De hoofdredactie."
- In de Metro van 30 oktober 2003 is voornoemd naschrift daadwerkelijk geplaatst.
- De raadsman van [D.] heeft bij brief en tevens bij e-mail, van 22 oktober 2003 ook aan [K. ] te kennen gegeven dat zijn column "Menselijk schild in Ramallah" een onrechtmatig karakter kent, aangezien de grenzen van
het betamelijke op grove wijze worden overschreden. In de brief wordt [K. ] dan ook verzocht de column per omgaande van de website te verwijderen en het volgende redactioneel naschrift te plaatsen:
'Naschrift inzake [G.] [D.]
In de Metro van 16 oktober jl. is een column van mijn hand gepubliceerd met als titel "Menselijk schild in Ramallah". Het betreft een column waarin mevrouw [G.] [D.] op denigrerende en seksistische wijze wordt geportretteerd als een groupie van Yasser Arafat.
Hoewel ik van mening ben dat aan een columnist een zekere vrijheid van meningsuiting moet worden gegund, heb ik in de column over mevrouw [D.] de grenzen van het betamelijke overschreden. Ik heb mevrouw [D.] excuses aangeboden voor de inbreuk op haar persoonlijke integriteit en de column van mijn website verwijderd."
- [K. ] heeft voornoemde brief c.q. e-mail beantwoord bij e-mail d.d. 23 oktober 2003, doch geen gevolg gegeven aan het verzoek de column te verwijderen, dan wel een redactioneel naschrift te plaatsen. Hij heeft zowel de brief van 22 oktober 2003 als zijn reactie daarop woordelijk, onder zijn column op zijn website, weergegeven en daarnaast een link opgenomen naar de gescande versie van de brief met daarin de adres- en e-mailgegevens van de raadsman van [D.].
- De gescande versie van de brief is inmiddels wel van de website verwijderd.
3.2
[D.] legt aan haar vordering ten grondslag dat publicatie van de column "Menselijk schild in Ramallah" onrechtmatig is nu deze column de grenzen van het betamelijke overschrijdt. [D.] stelt dat de column onnodig grievend is en geen andere bedoeling heeft dan haar te kwetsen. Zij stelt op een denigrerende en seksistische wijze geportretteerd te worden als groupie van Yasser Arafat die met hem intiem contact zoekt. Hierbij wordt de suggestie gewekt dat zij Yasser Arafat verkiest boven haar eigen man. In het tweede gedeelte van de column wordt beschreven hoe Arafat rilt bij de gedachte aan intiem contact met deze 'heks'. Intiem contact met haar zou de gruwelijkste beproeving uit zijn leven zijn, nog erger dan een Israëlische vergeldingsaanval. [D.] stelt met name zeer beledigd en gegriefd te zijn door deze laatste zin. Naast de vergelijking met de Israëlische vergeldingsaanval maakt ook de erotische context dat de column de grenzen van het betamelijke overschrijdt. Van belang is hierbij dat [D.] geenszins aanleiding heeft gegeven tot een parodie, waarbij haar erotische gedachten centraal staan. Zelfs bij een column, waar het een columnist binnen zekere grenzen vrij staat bepaalde aspecten op te blazen, moet het wel gaan om aspecten die steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
3.3
[K. ] betwist dat zijn column de grenzen van het betamelijke overschrijdt. [K. ] stelt dat hij met zijn satirische column zijn mening heeft willen ventileren en het publieke debat heeft willen prikkelen en betwist uitdrukkelijk dat hij 'geen andere bedoeling heeft gehad dan mevrouw [D.] te kwetsen', zoals in de dagvaarding wordt gesteld. [K. ] stelt dat hij gefingeerde situaties beschrijft en dat hij dit op zodanige wijze doet dat het degenen die zijn stukken lezen direct duidelijk is dat de beschreven situaties fictief, uitvergroot en overdreven zijn en dat er dus sprake is van satire. De bestreden column is ook in deze 'traditie' geschreven. Hij suggereert dan ook uiteraard niet dat [D.] Arafat verkiest boven haar eigen echtgenoot, maar wil met deze zinsnede slechts verwijzen naar het feit dat [D.] voornamelijk publiciteit via de bekendheid van haar man genereert. Met de afwijzende reactie van Arafat in het laatste stuk van de column heeft [K. ] de tegenstellingen tussen [D.] en Arafat willen symboliseren en de zinsnede "nog erger dan een Israëlische vergeldingsaanval" is een satirische verwijzing naar de publieke uitspraak van [D.], dat de Israëlische bezetting erger is dan de nazi-bezetting in Nederland. [K. ] stelt voorts dat de 'erotische context', via de stijlfiguur van overdrijving, een logische metafoor is van de naïeve en blinde bewondering die [D.] voor Arafat en de Palestijnse zaak laat blijken. Met name de verkondiging van [D.] dat zij bereid was te fungeren als menselijk schild voor Yasser Arafat, nu deze (volgens sommigen) door de Israëlische regering met de dood werd bedreigd, geeft hiertoe voldoende aanleiding. Met deze uitdrukking geeft zij immers aan bereid te zijn haar leven te willen geven. Zij had geen grotere blijk van liefde kunnen geven. Ten slotte voert [K. ] aan dat [D.] een zogenaamd 'public figure' is en dat zij in deze hoedanigheid een grotere tolerantie dient op te brengen ten opzichte van uitlatingen over haar dan een private persoon, ofwel dat hij als columnist dientengevolge verder mag gaan in zijn uitingen.
3.4
In onderhavige zaak staan twee, op zich gelijkwaardige grondrechten centraal. [K. ] beroept zich op vrijheid van meningsuiting en de daaruit voortvloeiende persvrijheid en [D.] doet een beroep op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het recht op bescherming van eer en goede naam. Voor beoordeling van de publicatie moeten voornoemde belangen tegen elkaar worden afgewogen. Van belang daarbij is dat de bestreden publicatie in de vorm van een column is geschreven, een journalistiek genre, waarin aan auteurs een grotere mate van vrijheid toekomt om hun persoonlijke mening te geven over gebeurtenissen en personen dan in andere journalistieke genres. De vrijheid van meningsuiting is echter ook in een column gebonden aan grenzen, welke blijkens jurisprudentie worden overschreden in het geval dat de uitingen zijn gedaan met de bedoeling de ander te kwetsen en de met het oog op het te dienen belang gebezigde bewoordingen nodeloos grievend zijn. Daarnaast is blijkens jurisprudentie sprake van overschrijding van grenzen wanneer columnisten bij het uiten van hun persoonlijke mening over personen kwalificaties bezigen of vergelijkingen treffen waartoe de feiten in redelijkheid geen aanleiding geven. Bepaalde aspecten mogen dus wel worden uitvergroot in een column, maar moeten wel steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
3.5
De voorzieningenrechter is van oordeel, dat de eventuele bewondering van [D.] voor Yasser Arafat en haar verkondiging dat zij bereid is te fungeren als menselijk schild voor deze Palestijnse leider, overduidelijk betrekking hebben op de Palestijnse kwestie en niet op de persoon Arafat. De voorzieningenrechter acht dan ook geen basis voor het plaatsen van [D.] in een 'erotische context' in het beschikbare feitenmateriaal aanwezig, waardoor de wijze waarop [D.] in deze context wordt geplaatst als onnodig grievend dient te worden aangemerkt. Met name de vergelijking met de Israëlische vergeldingsaanval acht de voorzieningenrechter buiten proportie en mitsdien objectief beledigend. Het verweer van [K. ] dat een columnist verder mag gaan in zijn uitingen wanneer het onderwerp van zijn column een 'public figure' betreft doet hier niet aan af. Weliswaar is steun te vinden voor de opvatting dat een persoon die zich in het publieke debat mengt in beginsel meer moet tolereren dan een private persoon, maar dit ziet vooral op publicaties die betrekking hebben op het publieke optreden van de persoon. Het publieke optreden van [D.] heeft weliswaar reeds veel stof doen opwaaien, maar kan een column als de onderhavige niet rechtvaardigen. De column is dus jegens haar onrechtmatig.
3.6
Uit het voorgaande volgt dat [K. ] zijn column zal moeten verwijderen van zijn website en zich tevens dient te onthouden van openbaarmaking op enige andere wijze van de column, dan wel van reacties hierop. Daarnaast zal [K. ] worden veroordeeld tot het plaatsen van na te noemen naschrift. De dwangsommen zullen evenwel worden gematigd en gemaximeerd.
3.7
Voor toewijzing van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding is geen grond, nu het spoedeisend belang ontbreekt bovendien niet aannemelijk is gemaakt, dat [D.] enige immateriële schade heeft geleden. Ook voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten geldt het ontbreken van spoedeisend belang. Voorts geldt hier dat niet is gebleken dat de eisende partij andere werkzaamheden heeft verricht dan die waarvoor de in de artikelen 237 en 239 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4. De kosten.
Gedaagde dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
beveelt gedaagde de column "Menselijk schild in Ramallah", inclusief reacties, waaronder begrepen de correspondentie met de raadsman van mevrouw [D.], te verwijderen van zijn persoonlijke website www.koelman.com, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van
een dag dat gedaagde in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
beveelt gedaagde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het hierna weergegeven naschrift zonder enig bijschrift te publiceren op zijn persoonlijke website www.koelman.com en wel op de plaats waar thans voormelde column is geplaatst en voorts dit naschrift gedurende een aaneensluitende periode van zes maanden op deze website te handhaven, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,-;
"NASCHRIFT INZAKE [G.D.]
Op last van de rechtbank te Breda deel ik het volgende mede.
In de Metro van 16 oktober jl. is een column van mijn hand gepubliceerd met als titel "Menselijk schild in Ramallah". Het betreft een column waarin mevrouw [G.] [D.] door mij op denigrerende en seksistische wijze wordt geportretteerd als een groupie van Yasser Arafat.
In een door mevrouw [D.] tegen mij aangespannen kort geding heeft de rechter geoordeeld dat ik in de column over mevrouw [D.] de grenzen van het betamelijke heb overschreden. De rechter heeft geoordeeld dat de inhoud van de column onnodig grievend is. Om die reden heeft de rechter de column onrechtmatig jegens mevrouw [D.] geacht.
Naast plaatsing van deze mededeling heeft de rechter mij gelast de column over mevrouw [D.], inclusief ingezonden reacties, met onmiddellijke ingang van mijn website te verwijderen.
[K. ]"
verbiedt gedaagde op enige wijze voormelde column en/of daarop betrekking hebbende reacties, waaronder begrepen reacties op het voormeld naschrift, openbaar te maken, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde hiermee in strijd handelt, met een maximum van € 50.000,-;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 989,16 waaronder begrepen een bedrag van € 703,- aan procureurssalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 14 november 2003, in tegenwoordigheid van mr. Van der Maas, waarnemend griffier.