ECLI:NL:RBBRE:2003:AU2270

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 357 WET
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.J.M. Volkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen uitspraak over onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die betrekking heeft op de wijze van afdoening van een beroep door de rechtbank. De rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, en dit gebeurde middels een vereenvoudigde behandeling zonder zitting. De verzetrechter beoordeelt of deze beslissing terecht was, waarbij hij gebonden is aan de gronden die in het beroepschrift zijn aangevoerd. Opposant heeft in verzet aangevoerd dat de rechtbank niet op zijn argumenten is ingegaan en dat het Koninklijk Huis Archief (KHA) als een bestuursorgaan moet worden beschouwd. Hij betoogt dat de Algemeen Secretaris van de Koningin ook als bestuursorgaan moet worden aangemerkt en dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het KHA een particulier archief is.

De verzetrechter stelt vast dat de argumenten van opposant betrekking hebben op de inhoudelijke beoordeling van het geschil, terwijl de verzetprocedure enkel de wijze van afdoening door de rechtbank betreft. De verzetrechter concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel bestond over haar onbevoegdheid. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak vastgesteld dat de Directeur van het KHA en de Algemeen Secretaris geen bestuursorganen zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het KHA een particulier archief is en niet met publiekrechtelijke taken is bekleed. De verzetrechter bevestigt dat de rechtbank bevoegd was om het beroep van opposant af te doen zonder zitting, en dat de argumenten die in verzet zijn aangevoerd niet kunnen slagen.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het verzet ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J.M. Volkers en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2003. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

03 / 357 WET RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op het verzet van
[[opposant]], wonende te [woonplaats], opposant.
1. Het procesverloop
Bij uitspraak vereenvoudigde behandeling als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 21 maart 2003 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen.
Bij brief van 28 april 2003 is tegen deze uitspraak verzet gedaan. Opposant heeft aangegeven over het verzet gehoord te willen worden.
Opposant is in de gelegenheid gesteld ter zitting van 27 juni 2003 te worden gehoord, van welke gelegenheid opposant gebruik heeft gemaakt.
2. De beoordeling
2.1 Opposant heeft – samengevat - in verzet aangevoerd dat de rechtbank in haar uitspraak niet op zijn argumenten in het beroepschrift is ingegaan. Naar zijn mening heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom het Koninklijk Huis Archief (KHA) een particulier archief is. Volgens opposant is “de Koning”een persoon met openbaar gezag bekleed en een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het KHA functioneert namelijk op aanwijzing en onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan “de Koning” en heeft daarmee een publiekrechtelijke grondslag. Het KHA valt - aldus opposant – dan ook onder de werking van de Archiefwet. In de uitspraak van de rechtbank is voorts niet ingegaan op zijn subsidiaire verzoek om met toepassing van artikel 10 Archiefwet het dossier-Beel te doen overdragen aan het archief van het departement van Algemene Zaken. Voorts heeft de rechtbank – aldus opposant – onvoldoende gemotiveerd waarom de Algemeen Secretaris van de Koningin niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Naar zijn mening treedt de Algemeen Secretaris op als vertegenwoordiger van het bestuursorgaan “de Koning”. Het beroepschrift had zijns inziens niet mogen worden afgehandeld middels een vereenvoudigde procedure door een enkelvoudige kamer. Opposant verzoekt het verzet gegrond te verklaren en de behandeling van zijn beroepschrift te verwijzen naar de meervoudige kamer.
2.2. De verzetrechter stelt vast dat de argumenten die opposant in verzet heeft aangevoerd betrekking hebben op de inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het geschil. De verzetprocedure ziet echter niet op heroverweging van de inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het geschil. In de verzetprocedure oordeelt de verzetrechter alleen over de wijze van afdoening van het beroep door de rechtbank. Daarbij is slechts de vraag aan de orde of de rechtbank het beroep terecht middels een vereenvoudigde behandeling – dat wil zeggen zonder zitting - heeft afgedaan. Die bevoegdheid heeft de rechtbank alleen indien er in redelijkheid geen enkele twijfel bestaat dat de rechtbank onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De verzetrechter dient dit te beoordelen aan de hand van de gegevens die voorhanden waren op het tijdstip waarop de rechtbank de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb heeft gedaan. Dit heeft tot gevolg dat de verzetrechter gebonden is aan de gronden die in het beroepschrift naar voren zijn gebracht. (Inhoudelijke) argumenten die voor het eerst in verzet naar voren worden gebracht en die volgens de betrokkene een ander licht op de zaak werpen kunnen in de verzetprocedure dan ook niet slagen.
2.3 De rechtbank heeft in het beroepschrift van eiser aanleiding gezien het onderzoek te sluiten omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is aangezien de rechtbank kennelijk onbevoegd is. Voor de overwegingen daartoe verwijst de verzetrechter naar de uitspraak van 21 maart 2003. Daarin is overwogen dat de Directeur van het KHA en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin geen bestuursorganen zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb, omdat het KHA een particulier archief is, niet krachtens publiekrecht is ingesteld en niet met enig openbaar gezag is bekleed. Genoemde Directeur en de Algemeen Secretaris hebben in deze dan ook geen publiekrechtelijke taken en bevoegdheden. De in het bestreden besluit opgenomen rechtshandeling vindt geen grondslag in een publiekrechtelijk voorschrift, zodat dit niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden beschouwd.
2.4 De verzetrechter stelt vast dat opposant in zijn beroepschrift heeft gemotiveerd waarom het KHA moet worden gezien als een overheidsorgaan dat valt onder de werking van de Archiefwet en geen particulier archief is. Naar het oordeel van de verzetrechter heeft de rechtbank uit dit beroepschrift terecht geconcludeerd dat het door opposant gevraagde dossier zich bevindt in een archief dat als een persoonlijk huisarchief van Hare Majesteit de Koningin moet worden aangemerkt. Dit archief is niet krachtens een publiekrechtelijk voorschrift ingesteld. De Directeur van het KHA en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin oefenen bij het weigeren van verzoeken tot inzage in een zich in het KHA bevindend dossier ook geen overheidstaken of overheidsbevoegdheden uit, maar treden op namens Hare Majesteit de Koningin als particulier persoon. Daaruit volgt dat (de Directeur van) het KHA en de Algemeen Secretaris geen bestuursorganen zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Alleen tegen schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, kan beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. De verzetrechter verwijst hiervoor naar de artikelen 8:1, eerste lid, en 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dan ook terecht geconstateerd dat er geen enkele twijfel bestond over de strekking van de uitspraak, namelijk dat de rechtbank onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen. Aan het kennelijkheidsvereiste is voldaan, zodat de rechtbank bevoegd was om het beroep van opposant middels de weg van artikel 8:54 van de Awb af te doen.
2.5 Het verzet dient ongegrond te worden geoordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J.M. Volkers, rechter, en in aanwezigheid van T.C.A. Ruinaard, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2003.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: 23 juli 2003.