ECLI:NL:RBBRE:2004:AO4843
Rechtbank Breda
- Kort geding
- H. Koopman
- Rechtspraak.nl
Verbod op invoering nieuwe dienstregelingen door BBA Personenvervoer NV
In deze zaak vorderden de Ondernemingsraad (OR) van BBA Personenvervoer NV en de FNV Bondgenoten in kort geding een verbod op de invoering van nieuwe dienstregelingen per 29 februari 2004. De OR stelde dat BBA zonder de vereiste instemming van de OR en in strijd met de CAO Openbaar Vervoer handelde door nieuwe werktijdregelingen en dienstroosters in te voeren. De OR en de FNV vorderden primair een verbod op de voorgenomen dienstregelingen en subsidiair op de werktijdregelingen, met een dwangsom van € 5.000 per dag voor elke dag dat BBA deze zou laten rijden zonder instemming.
De rechtbank Breda oordeelde dat de OR en de FNV niet ontvankelijk waren in hun primaire vordering, omdat BBA geen instemming van de OR behoeft voor de invoering van een nieuwe dienstregeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat BBA weliswaar de intentie had om de nieuwe dienstregelingen in te voeren, maar dat de OR niet aannemelijk had gemaakt dat de bezwaren tegen de nieuwe werktijdregelingen van zodanig gewicht waren dat de kantonrechter aan wie BBA vervangende toestemming zou vragen, deze hoogstwaarschijnlijk zou weigeren. De voorzieningenrechter beperkte het verbod op de invoering van de nieuwe dienstregelingen tot een maand na de uitspraak, of vanaf het moment dat BBA geen vervangende toestemming zou verkrijgen.
De rechtbank besloot dat de proceskosten gecompenseerd zouden worden, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het totaal aan te verbeuren dwangsommen werd beperkt tot € 150.000. Dit vonnis werd uitgesproken op 25 februari 2004 door mr. H. Koopman, in aanwezigheid van de griffier.