ECLI:NL:RBBRE:2004:AO9533

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
132638 / KG ZA 04-223
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A. van Andel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handelwijze van gemeente Etten-Leur met betrekking tot de komst van een factory outlet centre

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de eiseressen, MDG Europe Roosendaal B.V. en McMahon Development Group (MDG LLC), de gemeente Etten-Leur aangeklaagd. De eiseressen vorderen dat de gemeente zich onthoudt van het gebruikmaken van een opgestarte inspraakprocedure in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De voorzieningenrechter heeft op 14 mei 2004 uitspraak gedaan na een zitting op 11 mei 2004, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. De gemeente heeft de vorderingen bestreden en de voorzieningenrechter heeft de gevorderde voorzieningen geweigerd.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente Etten-Leur bevoegd was om de inspraakprocedure te starten en dat er geen sprake was van een flagrante schending van de procedurevoorschriften. De rechter oordeelt dat de gemeente, door de inspraakprocedure te voeren, niet in strijd handelt met het delegatiebesluit van de gemeenteraad en dat er geen onrechtmatig handelen jegens MDG kan worden vastgesteld. De voorzieningenrechter benadrukt dat de gemeente handelt vanuit het publieke belang en dat de concurrentie tussen MDG en de exploitant van het factory outlet centre niet als oneerlijke mededinging kan worden aangemerkt.

De rechter concludeert dat de gevorderde voorzieningen niet kunnen worden toegewezen, omdat er geen bewijs is dat de gemeente opzettelijk de procedurevoorschriften heeft geschonden. De voorzieningenrechter heeft de kosten van het geding aan de eiseressen opgelegd, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gemeente niet kan wachten met de uitvoering van de beslissing, ondanks een mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

132638 / KG ZA 04-223 RECHTBANK BREDA
14 mei 2004 Sector handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
MDG EUROPE ROOSENDAAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de privaatrechtelijke rechtspersoon naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika (Californië)
MCMAHON DEVELOPMENT GROUP (MDG LLC),
gevestigd te Solana Beach, Californië (Verenigde Staten van Amerika),
e i s e r e s s e n,
procureur: mr. F. Wubbena,
advocaat: mr. A.R. Klijn te Amsterdam,
t e g e n :
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ETTEN-LEUR,
zetelend te Etten-Leur,
g e d a a g d e,
procureur: mr. B.F.J. Bollen,
e n t e g e n :
1. STABLE INTERNATIONAL DEVELOPMENT VII B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
2. G. VAN HEMERT TRIVIUM B.V.,
gevestigd te Giessen,
gevoegde partijen aan de zijde van gedaagde,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
advocaat: mr. H.J. Breeman te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende, door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding d.d. 6 mei 2004;
- de pleitnota’s en producties van mr. Klijn;
- de pleitnota en producties van mr. Bollen.
Stable International Development VII B.V. en G. van Hemert Trivium B.V. hebben verzocht om zich in het geding te mogen voegen aan de zijde van gedaagde. De voor-zieningenrechter heeft deze verzoeken ingewilligd.
Partijen hebben ter zitting van 11 mei 2004 hun stellingen nader toegelicht.
2. Het geschil.
Eiseressen, tezamen verder te noemen: MDG, vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te bevelen binnen één dag na betekening van dit vonnis:
- zich te onthouden van het gebruikmaken van de opgestarte inspraakprocedure als wettelijke inspraakprocedure in het kader van artikel 19 lid 1 WRO juncto artikel 19a lid 2 WRO juncto artikel 6a WRO, en
- de inspraakprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO juncto artikel 19a lid 2 WRO juncto artikel 6a WRO eerst op te starten nadat aan de voorwaarden is voldaan zoals in het raadsbesluit van 29 maart 2004 is vermeld,
zulks onder verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Gedaagde, verder te noemen: de gemeente, heeft de vorderingen bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- MDG heeft op 19 maart 2003 met de gemeente Roosendaal een overeenkomst gesloten betreffende de vestiging en exploitatie van een factory outlet centre in de gemeente Roosendaal, gevolgd door een samenwerkingsovereenkomst en een door de gemeenteraad van Roosendaal goedgekeurde realiseringsovereenkomst.
- Ter uitvoering van voornoemde overeenkomsten loopt een procedure tot verlening van vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan ex artikel 19 WRO, welke procedure in een vergevorderd stadium verkeert. Verder heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal een aanvraag van MDG van een vergunning voor de bouw van een factory outlet centre in behandeling genomen.
- Bij brief van 23 februari 2004 aan het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur (verder ook: B&W) heeft G. van Hemert Trivium B.V., eigenaar van het bedrijventerrein Trivium te Etten-Leur, verzocht om medewerking aan het verlenen van vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan Parklaan-Oost, zulks ten behoeve van het gebruik van detailhandelruimte op het bedrijventerrein Trivium als factory outlet centre, dat Stable International Development VII B.V. aldaar wenst te exploiteren.
- In haar vergadering van 29 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Etten-Leur zich positief uitgelaten over de vestiging van een factory outlet centre in Etten-Leur. De gemeenteraad heeft onder meer besloten om de bevoegdheid inzake de besluitvor-ming ex artikel 19a lid 2, 5 en 11 van de WRO voor de vestiging van een factory outlet centre op het bedrijventerrein Trivium overeenkomstig de in dat besluit ge-noemde voorwaarden te delegeren aan het college van B&W.
- In een publicatie van de Etten-Leurse Bode van 4 april 2004 heeft het college van B&W medegedeeld dat gelegenheid wordt gegeven om in te spreken op het initiatief tot vestiging van een factory outlet centre op het bedrijventerrein Trivium en dat in dat kader op woensdag 21 april 2004 een voorlichtingsbijeenkomst over het initiatief zal plaatsvinden voor alle belangstellenden. Ook is de mogelijkheid geboden schriftelijk te reageren.
- Bij brief van 23 april 2004 aan het college van B&W heeft de raadsvrouw van MDG zich op het standpunt gesteld dat het college van B&W nog niet heeft voldaan aan alle voorwaarden in het besluit d.d. 29 maart 2004 van de gemeenteraad en dat het college derhalve nog niet bevoegd is om in het kader van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO reeds nu een inspraakprocedure te starten. De raadsvrouw heeft verzocht haar brief aan te merken als een klacht op grond van de Inspraakverordening 1995, inhoudende dat totaal onduidelijk is wat het object is van de inspraak, dat niet duidelijk is wat de aanvraag om vrijstelling precies behelst en dat geen enkel inzicht is gegeven hoe het project past binnen de toekomstige bestemming van het Trivium. De raadsvrouw heeft het college van B&W tot slot verzocht uiterlijk woensdag 28 april 2004 vóór 12:00 uur te bevestigen dat, kort samengevat, de gestarte inspraak-procedure niet plaats vindt in het kader van de procedure van artikel 19 WRO.
- Bij brief van 28 april 2004 aan de raadsvrouw van MDG heeft het college van B&W de ontvangst van de klachtbrief bevestigd. Verder wordt daarin medegedeeld dat de voorlichtingsavond van 21 april 2004 moet worden gezien als een inspraakavond, vooruitlopend op de procedure tot het verlenen van vrijstelling van het bestemmings-plan, en dat de klachtbrief wordt beschouwd als een schriftelijke reactie in het kader van de inspraakprocedure.
- Stellende dat het college van B&W behoudens een ontvangstbevestiging niet heeft gereageerd op haar brief van 23 april 2004, heeft de raadsvrouw van MDG bij brief van eveneens 28 april 2004 aan het college van B&W bezwaar gemaakt tegen de fictieve weigering op haar klacht.
- Bij brief van 29 april 2004 heeft de raadsvrouw van MDG bezwaar gemaakt tegen voornoemde brief d.d. 28 april 2004 van het college van B&W.
- In de raadsvergadering van 17 mei 2004 zal de gemeenteraad van Etten-Leur aan de hand van rapportage van het college van B&W een definitieve go/no go-beslissing nemen omtrent de vestiging van een factory outlet centre op het bedrijventerrein Trivium.
3.2
De vorderingen van MDG zijn gebaseerd op de stelling dat de wijze waarop de gemeente de procedures voert in strijd is met het delegatiebesluit van de gemeenteraad en in strijd met de Inspraakverordening, waarmee de gemeente ongeoorloofde mededinging pleegt en onrechtmatig jegens MDG handelt. Volgens MDG handelt de gemeente tevens in strijd met geschreven (of ongeschreven) regels van publiekrecht.
3.3
De gemeente heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van MDG in haar vorderingen dan wel tot ongegrondverklaring van deze vorderingen.
3.4
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de door MDG gevorderde voorzieningen ertoe strekken dat de rechter in feite op voorhand aan een bestuursorgaan oplegt welk besluit deze dient te nemen, hetgeen in strijd is met de beleidsvrijheid die bestuursorganen toekomt en met het systeem van posterieure toetsing van besluiten van bestuursorganen door de daartoe in eerste instantie bevoegde bestuursrechter. Om deze redenen zullen de gevorderde voorzieningen uitsluitend worden toegewezen indien de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat de gemeente kennelijk voornemens is om voorschriften op flagrante wijze te schenden.
3.5
Kern van het geschil is de vraag of de gemeente gerechtigd is om de door het college van B&W gevoerde inspraakprocedure aan te merken als inspraakprocedure ex artikel 19a lid 4 WRO in het kader van de verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan om het bedrijventerrein Trivium te kunnen gebruiken ten behoeve van een factory outlet centre.
3.6
Uit artikel 6a WRO juncto artikel 2 van de Inspraakverordening 1995 blijkt dat het college van B&W bevoegd is tot het verlenen van inspraak met betrekking tot onder meer beleidsvoornemens betreffende de voorbereiding of herziening van ruimtelijke plannen. Het college van B&W was derhalve bevoegd tot het starten van de door MDG gewraakte inspraakprocedure waarbij zowel mondeling als schriftelijk inspraakmogelijkheden geboden werden. In beginsel mag deze inspraakronde worden aangemerkt als de in artikel 19a lid 4 WRO voorgeschreven procedure. Uit het raadsbesluit van 29 maart 2004 kan de voorzieningenrechter niet eenduidig opmaken dat ook de inspraakprocedure pas mag worden gestart nadat aan alle in dat raadsbesluit genoemde voorwaarden is voldaan. In de aankomende raadsvergadering zal blijken welk standpunt de gemeenteraad terzake zal innemen en welke consequenties zij daaraan zal verbinden. Ook is het aan de gemeente-raad te bepalen of de inspraakprocedure deugdelijk is (uit)gevoerd en aan de daaraan te stellen eisen inhoudelijk is voldaan. Van een opzettelijke en flagrante schending van delegatie- of procedurevoorschriften lijkt op voorhand echter geen sprake te zijn.
3.7
Ook indien de gemeente opzettelijk aan procedurevoorschriften zou voorbijgaan teneinde op de kortst mogelijke termijn een factory outlet centre te kunnen laten vestigen in Etten-Leur, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gemeente zelf, handelend vanuit het publieke belang, zich niet schuldig maakt aan oneerlijke mededinging jegens MDG, nu niet de gemeente maar de exploitant van het nog te vestigen factory outlet centre als concurrent van MDG is aan te merken. Van onrechtmatig handelen door de gemeente jegens MDG kan ook geen sprake zijn, nu genoemde procedurevoorschriften niet beogen om de financiële belangen van marktpartijen te beschermen.
3.8
Ter zitting is nog ter sprake gekomen dat de gemeente, door alsnog medewerking te verlenen aan de vestiging van een factory outlet centre binnen haar gemeentegrenzen, afspraken heeft geschonden die zijn gemaakt in het overleg tussen de SES-gemeenten, inhoudende dat alle aangesloten gemeenten de vestiging van een factory outlet centre in Roosendaal ondersteunen en geen medewerking zullen verlenen aan de vestiging van een dergelijk bedrijf in de eigen gemeente. Zijdens de gemeente is echter gemotiveerd gesteld dat zij vanaf het begin terzake een voorbehoud heeft gemaakt in verband met de ontwik-keling van haar eigen stadskern en de invulling van het Trivium. Ter zitting heeft MDG niet kunnen aantonen dat met de gemeente voormelde bindende afspraak is gemaakt, zodat niet aannemelijk is geworden dat de gemeente met het verlenen van medewerking aan de vestiging van een factory outlet centre binnen haar grenzen bindende afspraken inzake de vestiging van een factory outlet centre heeft geschonden. Ook in dit opzicht is niet gebleken van onrechtmatig handelen zijdens de gemeente Etten-Leur.
3.9
Gelet op het voorgaande zullen de gevorderde voorzieningen worden geweigerd.
4. De kosten.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal MDG worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt eisende partij in de kosten van het geding, voorzover gevallen aan de zijde van de wederpartij, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 944,-, waar-onder begrepen een bedrag van € 703,- aan salaris, en aan de zijde van de gevoegde partijen tot op heden begroot op een bedrag van € 944,-, waaronder begrepen een bedrag van € 703,- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Andel, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van vrijdag 14 mei 2004, in tegenwoordigheid van mr. M.A.M. de Baar, waarnemend griffier.