ECLI:NL:RBBRE:2004:AP4601

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
132716 / KG ZA 04-234
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Nollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van misleidende reclame in kort geding tussen Euretco en Rijwielhandel D.V.

In deze zaak, die op 4 juni 2004 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda is behandeld, gaat het om een kort geding tussen Euretco Tweewielers B.V. en Rijwielhandel D.V. De zaak betreft een rectificatie op grond van artikel 6:167 BW naar aanleiding van misleidende reclame. Euretco had in haar weekinfo een brief geplaatst waarin de suggestie werd gewekt dat Rijwielhandel D.V. gestolen fietsen verhandelde. Rijwielhandel D.V. vorderde rectificatie van deze beschuldigingen, omdat deze schadelijk waren voor zijn reputatie. Euretco voerde aan dat er geen spoedeisend belang was en dat er geen onrechtmatig handelen had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de suggestie van Euretco in de weekinfo schadelijk was voor Rijwielhandel D.V. en dat er voldoende aanleiding was voor rectificatie. De rechter wees de vorderingen van Rijwielhandel D.V. grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot publicatie in landelijke dagbladen. Euretco werd veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in haar eerstvolgende informatiebulletin, met een dwangsom voor het geval zij hier niet aan voldeed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het publiceren van informatie die de reputatie van een onderneming kan schaden.

Uitspraak

132716 / KG ZA 04-234 RECHTBANK BREDA
4 juni 2004 Sector handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
advocaat: mr. G.J. Wilschut,
t e g e n :
de besloten vennootschap EURETCO TWEEWIELERS B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur: mr. T.M. Schraven.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende, door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding d.d. 11 mei 2004;
- de pleitnota met producties van mr. Wilschut;
- de pleitnota met producties van mr. Schraven.
Partijen hebben ter zitting van 25 mei 2004 hun stellingen nader toegelicht.
2. Het geschil.
2.1
Eiser in conventie, verweerder in reconventie, verder [verwe[V.]er], vordert in conventie om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder Euretco, te veroordelen om het in de dagvaarding onder punt 13 cursief weergegeven bericht, althans een door de voorzieningenrechter gewijzigde redactie daarvan, binnen vier dagen na dit vonnis, althans na betekening daarvan, te (doen) publiceren in een advertentie in de dagbladen De Telegraaf en Algemeen Dagblad, met bepaling van de omvang van de advertentie;
2. Euretco te veroordelen om het in de dagvaarding onder punt 13 cursief weergegeven bericht, aangevuld met de in de dagvaarding onder punt 14 weergegeven slotzin, althans een door de voorzieningenrechter gewijzigde redactie van dit bericht en/of deze slotzin, paginagroot te publiceren in haar eerstverschijnende wekelijkse bulletin na dit vonnis, althans na betekening daarvan,
3. een en ander op straffe van een dwangsom;
4. met veroordeling van Euretco in de kosten van dit geding.
2.2
Euretco heeft in reconventie gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair:
a. [verweerder] te veroordelen om in de eerst volgende zaterdageditie van de Telegraaf na betekening van dit vonnis met een advertentie qua omvang gelijk aan de litigieuze advertentie van [verweerder] d.d. 15 mei 2004 in De Telegraaf, een rectificatie van die advertentie te plaatsen waarmee ondubbelzinnig wordt gesteld dat [verweerder] niet over de gestelde partij Altra Basic fietsen model 2004 beschikt en/of heeft beschikt, hij die fietsen niet kan in- en verkopen en dat de gestelde korting onjuist is en hij die ook niet kan waarmaken, op straffe van een dwangsom;
b. [verweerder] het verbod op te leggen tot het openbaar maken of laten maken van misleidende mededelingen en/of reclame ten laste van Euretco, op straffe van een dwangsom, onverminderd het recht van Euretco om aanvullende schadevergoeding te vorderen.
subsidiair:
[verweerder] te veroordelen om na betekening van dit vonnis ondubbelzinnig bewijs te leveren van de materiële juistheid en volledigheid van de litigieuze advertentie in de Telegraaf van 15 mei 2004, op straffe van een dwangsom;
2. [verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding.
2.3
Partijen hebben elkaars vordering over en weer bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
In conventie en reconventie
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- [verweerder] is eigenaar van een rijwielzaak te Zwanenburg met de naam Rijwielhandel [D. V.]. [verweerder] staat bekend als een zogenaamde “prijsbreker”, hetgeen betekent dat [verweerder] merkfietsen verkoopt tegen een beduidend lagere prijs dan de adviesprijs van de fabrikant.
- Euretco exploiteert een tweetal soft-franchise formules in de tweewielersbranche. Een van die formules is Profile “de fietsspecialist”. Bij die formule zijn 268, waarvan 245 in Nederland, zelfstandige ondernemers aangesloten. Euretco en de bij haar aangesloten ondernemers hebben een vergaande mate van samenwerking,
bijvoorbeeld op het gebied van in- en verkoop, betalingen, marketing, fiscale aangelegenheden, vestigingsplaatsen en marktontwikkeling.
- Euretco stelt wekelijks een weekinfo samen en verspreidt dit onder de bij haar aangesloten ondernemers.
- In weekinfo 15 van Euretco (uitgekomen in de eerste helft van april 2004) is een brief geplaatst van [V.d.L.] “Profile De Fietsspecialist” te Almere, met de navolgende inhoud: “ (…) Wij worden de laatste tijd erg vaak geconfronteerd met het volgende: Klanten komen voor een Koga Myata fiets. Vervolgens wordt deze fiets gekocht bij [V.] in Zwanenburg. Af en toe krijgen wij een fiets terug, omtrent de slechte afmontage bij de Fa. [V.]. Onze bedrijfsleider, Richard, heeft vervolgens een frame nummer genoteerd en Koga Myata hiervan op de hoogte gebracht. Nu blijkt dat deze fietsen geleverd zijn aan de Fa. [H.] te Bergen op Zoom. Daar zijn de fietsen gestolen en nu worden deze verkocht bij de Fa. [V.] (…)”.
- In deze weekinfo is daarnaast een brief geplaatst van Euretco aan de Koga Miyata B.V. waarin Euretco als volgt bericht:” Bijgaand treft u een fax aan die wij hebben ontvangen van Profile [V.d. L.] “de Fietsspecialist” te Almere. De inhoud van deze fax laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Graag zien wij uw reactie hieromtrent tegemoet en uw advies hoe de bij Euretco Tweewielers B.V. aangesloten ondernemers hiermee om moeten gaan (…). “
- In weekinfo 16 is een brief geplaatsts van Koga B.V. naar aanleiding van eerder genoemde brief van Euretco met de volgende inhoud: “(…) Dit is inderdaad een vervelende kwestie. Er spelen hier twee zaken. Enerzijds het feit dat de firma [V.]-Zwanenburg een niet door ons aangestelde Koga-dealer, af en toe aan hem doorgeleverde fietsen verkoopt, en anderzijds dat de fiets in kwestie mogelijkerwijs gestolen is bij [H.]s in Bergen op Zoom. Vanzelfsprekend is dit laatste geval (ook door Koga) gemeld bij de politie die deze zaak momenteel behandelt (…) ”.
- Euretco heeft (de raadsman van) [verweerder] bij brief d.d. 23 april 2004 desgevraagd de mogelijkheid geboden om via de weekinfo te reageren. Bij brief d.d. 28 april 2004 heeft Euretco (de raadsman van) [verweerder] bericht dat Euretco alleen bereid is de door [verweerder] in dat kader opgestelde brief in de weekinfo te plaatsen als door [verweerder] wordt afgezien van verdere maatregelen tegen zowel Euretco als [V.d.L.].
- [verweerder] heeft in de Telegraaf van 15 mei 2004 een advertentie doen plaatsen waarin hij (onder meer) een “Partij 50 stuks 2004 Altra Basic” fietsen aanbiedt met 50 % korting.
3.2
De vordering in conventie is in essentie gebaseerd op de stelling dat Euretco onrecht-matig jegens [verweerder] handelt en heeft gehandeld door een ongeverifiëerd en voor de reputatie van [verweerder] schadelijk gerucht te verspreiden en vervolgens [verweerder] desgevraagd niet onvoorwaardelijk in de gelegenheid te stellen dit gerucht in hetzelfde orgaan te weerspreken. [verweerder] heeft voorts aangevoerd dat de voor hem te verwachten schade groter dreigt te worden naarmate Euretco langer wacht met het tegenspreken van dit gerucht en het aannemelijk is dat dit gerucht zich inmiddels zal hebben verspreid buiten de kring van ontvangers van het bulletin, zodat het redelijk is dat tevens rectificatie plaatsvindt in enkele landelijke dagbladen. [verweerder] doet vervolgens tekstvoorstellen voor een advertentie in de landelijke dagbladen en de weekinfo.
3.3
Euretco heeft primair het verweer gevoerd dat een spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt, omdat [verweerder] op geen enkel wijze heeft aangetoond dat er een reële mogelijkheid bestaat dat de inhoud van de drie brieven aan derden kenbaar wordt gemaakt en dat [verweerder] door die bekendmaking ook nog schade zou kunnen lijden. Subsidiair heeft Euretco aangevoerd dat [verweerder] niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat uit de stellingen van [verweerder] blijkt dat er geen sprake is van schadeplichtig handelen. Meer subsidiair heeft Euretco aangevoerd dat [verweerder] op geen enkele wijze heeft onderbouwd, aangetoond of gesteld op grond waarvan Euretco onrechtmatig jegens hem zou handelen of heeft gehandeld en dat [verweerder] daardoor schade lijdt.
3.4
De vordering in reconventie is gebaseerd op de stelling dat de door [verweerder] met de in de advertentie van 15 mei 2004 in de Telegraaf gemaakte reclame misleidend is.
Euretco voert daartoe aan dat zowel de aard van de producten als de omvang van de voorraad onjuist zijn en daardoor misleidend. Op grond van het bepaalde in artikel 6:194
B.W. handelt [verweerder] door het plaatsen van de onderhavige advertentie onrechtmatig jegens Euretco, aldus Euretco.
3.5
[verweerder] heeft gemotiveerd betwist dat de aard en de omvang van de producten genoemd in de advertentie onjuist zijn.
In conventie voorts
3.6
Het gaat in dit kort geding om de vraag of de door Euretco in haar weekinfo geplaatste brieven een rectificatie op grond van artikel 6:167 B.W. rechtvaardigen.
3.7
Het primaire verweer van Euretco dat een spoedeisend belang bij de vordering ontbreekt, treft geen doel, nu uit de aard van het geschil het spoedeisend belang reeds voortvloeit.
3.8
Evenmin gaat op het subsidiaire verweer van Euretco dat [verweerder] niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat uit de stellingen van [verweerder] blijkt dat er geen sprake is van schadeplichtig handelen van Euretco. Allereerst kan dit naar het voorlopig oordeel niet uit de stellingen van [verweerder] worden afgeleid. Bovendien zou, indien voorshands mocht blijken dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van Euretco, zulks niet leiden tot een niet-ontvankelijk verklaring doch tot afwijzing van de vordering.
3.9
Resteert de vraag of Euretco onrechtmatig jegens [verweerder] heeft gehandeld door het plaatsen van de brieven. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, waartoe als volgt wordt overwogen. Naar het voorlopig oordeel wordt in de brief van [V.d.L.] in weekinfo 15 de suggestie gewekt dat [verweerder] in gestolen fietsen handelt, welke suggestie in de brief van Euretco en de brief van Koga Miyata lijkt te worden bevestigd, althans in ieder geval niet wordt weersproken. Het moge zo zijn dat de brieven een andere strekking hebben, zoals Euretco nog heeft aangevoerd, maar in dat geval had het op de weg van Euretco gelegen de brieven van [V.d.L.] en Koga B.V. (gedeeltelijk) te censureren en haar eigen brief anders te formuleren. Euretco heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door [verweerder] niet althans onvoldoende aangetoond dat de in de brieven gewekte suggestie op juistheid berust. Nu derhalve voorshands moet worden aangenomen dat sprake is van publicatie van een onjuist gerucht, welk gerucht gezien haar inhoud schadelijk is voor [verweerder], ligt een rectificatie reeds daarom in de rede. Voor zover uit de stellingen van [verweerder] moet worden afgeleid dat zijn schade (uitsluitend) gelegen is in de (mogelijke) verdere verspreiding van het gerucht door de ondernemers (en niet door Euretco), kan dit, anders dan Euretco meent, niet tot het oordeel leiden dat Euretco hiervoor niet aansprakelijk is. Immers, Euretco heeft door plaatsing van de brieven het risico van verdere verspreiding in het leven heeft geroepen. Slotsom is dat Euretco zal worden veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie. De voorzieningenrechter ziet in de ter zitting geschetste omstandigheden echter slechts aanleiding voor een rectificatie in de weekinfo van Euretco en niet in de landelijke dagbladen, zodat slechts het sub 2 gevorderde zal worden toegewezen. De medegevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals in het dictum nader aan te geven.
In reconventie voorts
3.1
Volgens Euretco wordt in de advertentie in de Telegraaf van 15 mei 2004 door [verweerder] misleidende reclame gemaakt, omdat [verweerder] niet over de partij fietsen zoals genoemd in de advertentie beschikt c.q. heeft beschikt. Euretco heeft daartoe met name aangevoerd dat [verweerder] niet over deze partij fietsen kan beschikken omdat de exclusieve dealers van Altra Basic, aangesloten bij Euretco, desgevraagd hebben meegedeeld dat zij een dergelijke partij fietsen niet aan [verweerder] hebben verkocht. De voorzieningenrechter kan Euretco hierin niet volgen. Ter zitting is door Euretco immers gesteld dat doorverkoop door de exclusieve dealers verboden is op straffe van een boete, zodat niet valt uit te sluiten dat de dealers ingeval van doorverkoop dit niet aan Euretco zullen melden. Bovendien heeft [verweerder] onder verwijzing naar ter zitting getoonde nota’s van aankoop voorshands aannemelijk gemaakt dat hij reeds in maart 2004 in totaal 51 fietsen van het merk Altra Basic heeft gekocht, waarbij hij heeft meegedeeld dat alle fietsen inmiddels zijn verkocht. Nu Euretco de juistheid hiervan niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist - de enkele stelling van Euretco dat op de nota’s niet staat dat het om fietsen uit 2004 gaat, is daartoe onder de gegeven
omstandigheden onvoldoende - is voorshands niet althans onvoldoende aannemelijk geworden dat [verweerder] niet over de in de advertentie genoemde partij fietsen heeft
beschikt, zodat voorshands evenmin kan worden aangenomen dat er sprake is geweest van misleidende reclame. Het onder 1 primair sub a gevorderde zal dan ook worden afgewezen, terwijl gezien het hiervoor overwogene evenmin aanleiding is voor een algemeen verbod als onder 1 primair sub b gevorderd en de onder 1 subsidiair gevorderde veroordeling tot bewijslevering.
4. De kosten.
Als de in conventie en in reconventie in het ongelijk te stellen zal Euretco worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
in conventie
veroordeelt gedaagde na betekening van dit vonnis het navolgende bericht paginagroot te publiceren in haar eerstverschijnende wekelijkse nieuwsbulletin:
“Euretco Tweewielers B.V. heeft in enkele publicaties in de door haar geredigeerde weekinfo’s van april 2004 de suggestie gewekt dat in de winkel van Rijwielhandel [D. V.] te Zwanenburg van diefstal afkomstige fietsen zouden worden verhandeld, maar heeft deze suggestie vervolgens niet kunnen waarmaken. De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Breda heeft Euretco daarom opgedragen dit bericht te plaatsen in haar eerstvolgende informatiebulletin. Euretco Tweewielers B.V. verzoekt u dan ook dringend het betreffende gerucht niet verder te verspreiden.”, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke zou blijven aan dit vonnis te voldoen, zulks met een maximum van € 25.000,-;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 1.029,78, waaronder begrepen een bedrag van € 705,- aan procureurssalaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
in reconventie
weigert de gevraagde voorzieningen;
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 705,- aan procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. Nollen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van vrijdag 4 juni 2004, in tegenwoordigheid van mr. J.A.I. Verheijen-van Gool, waarnemend griffier.