ECLI:NL:RBBRE:2004:AP6192

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
16 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
306946 AZ 04-361
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de verzoekster de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst met de verweerster te ontbinden op basis van gewichtige redenen. De verzoekster stelt dat er sprake is van een zodanige verandering van omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn dient te worden beëindigd, zonder toekenning van een vergoeding aan de verweerster. De verweerster heeft verweer gevoerd en stelt dat zij niet zonder opgaaf van redenen is weggelopen en dat er geen sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter heeft de procesgang en de argumenten van beide partijen in overweging genomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verweerster sinds 1 januari 2003 in dienst is van de verzoekster en dat zij op 19 mei 2003 ziek is gemeld. De verzoekster heeft aangevoerd dat de arbeidsrelatie verstoord is geraakt door een meningsverschil op 19 mei 2003, waarna de verweerster het huis heeft verlaten. De verzoekster heeft geprobeerd de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, maar dit is door de ziekmelding van de verweerster niet doorgegaan. De verweerster heeft echter betwist dat zij heeft meegewerkt aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een bijzondere situatie, gezien de aard van de arbeidsovereenkomst en de zorgrelatie tussen partijen. De kantonrechter is van mening dat de arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst uitgesloten is. Daarom heeft de kantonrechter besloten om de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 september 2004. De verzoekster is in de gelegenheid gesteld om haar verzoek tot ontbinding in te trekken tot 25 juni 2004. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector Kanton - Locatie Bergen op Zoom
B E S C H I K K I N G in de zaak van
[verzoekster], wonende te [adres]
verzoekster, nader te noemen “[verzoekster]”,
gemachtigde: mw. mr. M. Heemskerk,
tegen
[verweerster], wonende te [adres],
verweerster, nader te noemen “[verweerdster]”,
gemachtigde: mr. W.H. Lindhout.
1. Procesgang
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties,
- de mondelinge behandeling van het verzoek ter te-rechtzitting van dinsdag 8 juni 2004, waarbij eveneens de dagvaarding in kort geding van de zijde van [verweerdster] is behandeld, en waarbij aanwezig waren [verzoekster], bijgestaan door mr. Heemskerk, en [verweerdster] bijgestaan door mr. Lindhout.
De inhoud van genoemde stukken en de daarbij behorende producties geldt hier als ingelast. Op die inhoud en hetgeen partijen overigens ter zitting hebben aangevoerd, wordt voor zover nodig, hierna teruggekomen.
2. Geschil
[verzoekster] heeft de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerdster] te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande uit een zodanige verandering van omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn dient te worden beëindigd, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerdster].
[verweerdster] voert verweer.
3. Beoordeling
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken het navolgende vast:
- De thans 33-jarige [verweerdster] is sedert 1 januari 2003 in dienst van [verzoekster] op basis van een arbeidsovereenkomst in het kader van een Persoonsgebonden Budget (PGB)
- Laatstelijk was zij werkzaam in de functie van huishoudelijk verzorgster tegen een salaris van
€ 2.000,00 bruto per maand, inclusief vakantiegeld.
- Op 19 mei 2003 hebben partijen een verschil van mening gehad.
- Op vrijdag 23 mei 2003 heeft [verweerdster] zich ziek gemeld welke arbeidsongeschiktheid tot op heden voortduurt.
3.2
[verzoekster] grondt haar verzoek op gewichtige redenen bestaande uit een verstoorde arbeidsrelatie. [verzoekster] stelt dat zij en [verweerdster] op 19 mei 2003 een ernstig meningsverschil hebben gehad over privé-omstandigheden waarop [verweerdster] het huis heeft verlaten. Voorts stelt [verzoekster] dat zij vervolgens een gesprek heef gehad met [verweerdster] waarin is afgesproken de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen met ingang van 31 mei 2003 daar duidelijk was geworden dat de relatie tussen partijen ernstig verstoord was geraakt, hetgeen echter door de ziekmelding van [verweerdster] op 23 mei 2003 geen doorgang kon vinden. [verzoekster] stelt dat door het gedrag van [verweerdster], het weglopen uit het huis van [verzoekster], het meewerken in eerste instantie aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en vervolgens de ziekmelding enkele dagen later, bij haar ieder vertrouwen in een vruchtbare samenwerking is komen te vervallen. Tenslotte stelt [verzoekster] dat zij niet in staat is [verweerdster] een beëindigingsvergoeding aan te bieden daar het Persoonsgebonden Budget van het SVB hier geen ruimte over laat.
3.3
[verweerdster] verweert zich en stelt dat zij op maandag 19 mei 2003 niet zonder opgaaf van redenen is weggelopen en dat zij nimmer heeft meegewerkt aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Zij voert -kort gezegd- aan dat zij door het gebeuren in die betreffende week in mei 2003 zo overstuur is geraakt dat zij zich op advies van haar behandelend psycholoog op vrijdag 23 mei 2003 ziek heeft gemeld. [verweerdster] voert voorts aan dat [verzoekster] in het jaar gedurende haar arbeidsongeschiktheid niet heeft meegewerkt aan haar reïntegratieverplichtingen als werkgeefster zijnde. Zij verzoekt de kantonrechter de verzochte ontbinding dan ook af te wijzen nu er sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte en indien de kantonrechter een ontbinding van de arbeidsovereenkomst mocht uitspreken, dan verzoekt [verweerdster] om een toekenning van een vergoeding daaronder begrepen een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.000,-- exclusief BTW.
3.4
Tussen partijen staat vast dat [verweerdster] thans arbeidsongeschikt is. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat de verzochte ontbinding geen verband houdt met de ziekte van [verweerdster], maar puur ziet op de verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen. Van belang is dat ontbinding tijdens ziekte wel mogelijk is, doch dat van de ontbindingsbevoegdheid in dat geval een terughoudend gebruik dient te worden gemaakt, bijvoorbeeld in het geval zich er een bijzondere situatie voordoet. De kantonrechter is van oordeel dat zo’n bijzondere situatie zich thans voordoet. Tussen partijen is sprake van een heel bijzondere arbeidsovereenkomst met een zorgkarakter waarbij werkgeefster en werkneemster dicht op elkaar zitten. Op grond van hetgeen tussen partijen over en weer is gesteld is de kantonrechter voldoende gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking in de toekomst uitgesloten moet worden geacht. Op grond hiervan is de kantonrechter reeds van oordeel dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen gerechtvaardigd is. Hij is dan ook voornemens het verzoek van [verzoekster] in te willigen en wel met ingang van 1 september 2004.
3.5
Nu de kantonrechter voornemens is de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden dient de vraag te worden beantwoord of hieraan een vergoeding moet worden verbonden en zo ja, hoe hoog die dan moet zijn. Zoals reeds is overwegen betreft het hier een bijzondere arbeidsovereenkomst met een zorgkarakter. In het kader van de voorzieningen uit het Persoonsgebonden Budget (PGB) ontstaat er een situatie waarbij particulieren, om in hun zorgbehoefte te kunnen voldoen, gedwongen worden zich als werkgever op de markt te begeven zonder zich bewust te zijn van de arbeidsrechtelijke gevolgen die samenhangen met de positie van werkgever. In onderhavige situatie staat vast dat [verweerdster] arbeidsongeschikt is en dat [verzoekster] zich niet dan wel onvoldoende heeft ingespannen om tot reïntegratie van [verweerdster] in het arbeidsproces te komen. De kantonrechter heeft ter zitting kennis genomen van het standpunt van [verzoekster] stellende dat zij voor medewerking aan de reïntegratie van [verweerdster] afhankelijk is van het SVB, die te kennen heeft gegeven geen gelden beschikbaar te stellen voor reïntegratie en dat gekeken moest worden naar beëindiging van de arbeidsovereenkomst via een zogenoemde exit-mediation. Voorts heeft [verzoekster] ter zitting aangegeven dat het SVB uitsluitend gelden beschikbaar stelt indien er daadwerkelijk zorg wordt verleend en dat als gevolg daarvan [verzoekster] niet in staat is [verweerdster], indien de kantonrechter daartoe beslist, een ontbindingsvergoeding aan te bieden. De kantonrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, alhoewel het SVB in deze geen partij is, zij door haar beslissingen een grote invloed heeft op de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. De beslissing van het SVB om alleen gelden beschikbaar te stellen indien er daadwerkelijke zorg wordt verleend en daarmede zich niets gelegen laat liggen aan de arbeidsrechtelijke gevolgen die horen bij een arbeidsovereenkomst is naar het oordeel van de kantonrechter niet redelijk en wenselijk naar [verweerdster] toe.
3.6
De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst leent zich door haar korte duur niet voor een vergoeding in het kader van de zogeheten kantonrechtersformule. De kantonrechter zal gezien hetgeen hiervoor is overwogen en de bijzondere omstandigheden waaronder de arbeidsovereenkomst is gesloten de arbeidsovereenkomst ontbinden op termijn en wel met ingang van 1 september 2004.
De door [verweerdster] verzochte vergoeding ad € 1.000,00 exclusief BTW terzake bijdrage in de kosten van rechtsbijstand wordt afgewezen.
3.6
De kantonrechter zal [verzoekster] nog in de gelegenheid stellen gebruik te maken van haar recht het verzoek alsnog in te trekken.
4. De kosten
Gelet op de omstandigheden van het geval, zowel bij handhaving als bij intrekking van het verzoek, ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5. Beslissing
De kantonrechter:
- gunt [verzoekster] een termijn tot uiterlijk vrijdag 25 juni 2004 te 17.00 uur om haar verzoek desgewenst alsnog in te trekken door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier en aan de gemachtigde van [verweerdster];
Voor het geval [verzoekster] van haar recht geen gebruik wensen te maken:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van 1 september 2004;
- ontzegt het meer of anders gevorderde.
Zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek:
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 juni 2004 door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.