ECLI:NL:RBBRE:2004:AR4954

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
700461-04
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.G. Bruns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met motorvoertuig op de Rijksweg A16 te Moerdijk

In deze zaak stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit dat hij op of omstreeks 26 augustus 2003 te Moerdijk, als bestuurder van een motorvoertuig (trekker met oplegger), van rijstrook is gewisseld op de Rijksweg A16 zonder de bestuurder van een op die rechterrijstrook rijdend motorvoertuig (personenauto, Opel) voor te laten gaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldeed en dat de rechtbank bevoegd was om van het ten laste gelegde kennis te nemen. Tijdens de zitting zijn de vordering van de officier van justitie en het verweer van de verdachte en zijn raadsvrouwe gehoord. De kantonrechter heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden, omdat de verdachte niet strafbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste datum van rijstrook wisselde, maar dat er geen bewijs was dat hij de Opel had kunnen waarnemen. De verklaringen van de betrokkenen en het forensisch onderzoek gaven geen eenduidig beeld van de situatie. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen reële mogelijkheid was voor de verdachte om het delict te vermijden en dat het niet zien van de Opel niet verontschuldigbaar was. De verdachte werd vrijgesproken van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA, SECTOR KANTON - LOCATIE BERGEN OP ZOOM
Parketnummer: 700461-04
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
[geboortedatum] te [geboorteplaats],
[adres]
heeft de kantonrechter het volgende vonnis gewezen.
De kantonrechter heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting.
Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsvrouwe.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat hij op of omstreeks 26 augustus 2003 te Moerdijk, althans in de gemeente Moerdijk, als bestuurder van een motorvoertuig (trekker met oplegger) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, van rijstrook is gewisseld, immers van de middelste rijstrook van de door hem bereden rijbaan van die weg (richting Dordrecht) naar de rechterrijstrook van voormelde rijbaan is gereden zonder de bestuurder van een op die rechterrijstrook rijdend motorvoertuig (personenauto, Opel) voor te laten gaan.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan bij of krachtens het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Artikel 54 juncto artikel 92 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de kantonrechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de kantonrechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 augustus 2003 te Moerdijk, als bestuurder van een motorvoertuig (trekker met oplegger) op de voor het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, van rijstrook is gewisseld, immers van de middelste rijstrook van de door hem bereden rijbaan van die weg (richting Dordrecht) naar de rechterrijstrook van voormelde rijbaan is gereden zonder de bestuurder van een op die rechterrijstrook rijdend motorvoertuig (personenauto, Opel) voor te laten gaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
- de verklaring van verdachte ter zitting;
- de inhoud van het proces-verbaal met nummer 2003018419;
- het forensisch technisch onderzoek met nummer 03-185489.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende overtreding op:
Het als bestuurder uitvoeren van een bijzondere manoeuvre, zonder daarbij het overige verkeer voor te laten gaan in de zin van artikel 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Uit het forensisch technisch onderzoek (pag 7.) blijkt, dat het verdachte toegestaan was om van rijbaan te wisselen met zijn voertuig. Er was geen weefvlak en geen doorgetrokken streep bij de desbetreffende samenvoeging van de A16 en de A17. Verdachte heeft ter zitting verklaard naar de meest rechtse rijstrook te hebben willen gaan om het achteropkomend verkeer niet te hinderen bij het opgaan van de helling van de Moerdijkbrug. De bestuurder van de opel, [bestuurder], verklaart direct na het ongeval (p.v.2003018419-10) dat hij van de A17 kwam en in de richting Rotterdam reed ter hoogte van de plaats waar twee rijstroken van Breda komen, dat de vrachtwagen geladen met heipalen op de middelste rijstrook reed en dat hij ([bestuurder]) met zijn voertuig (de opel) ter hoogte van het rechtervoorwiel van de vrachtwagen reed. Dit wordt ook door zijn mede-inzittende [mede-inzittende] verklaard. [bestuurder] verklaart echter de volgende ochtend (p.v.2003018419-3) dat hij ter hoogte van de samenvoeging van de A17 en de A16 ter hoogte van de achterwielen van de trekker reed en dat hij het voertuig van verdachte dat iets langzamer reed met een gering snelheidsverschil rechts heeft ingehaald.
Uit het forensisch technisch onderzoek (pag 19.) blijkt, dat de opel in één of meerdere spiegels zichtbaar was totdat de voorzijde van de opel zich ter hoogte van de voorzijde van de trekker bevond. Daarbij werd uitgegaan van evenwijdig aan elkaar lopende rijbanen. Niet is gebleken, dat bij dit onderzoek rekening is gehouden met het feit dat voordat de A17 en de A16 samenkwamen de rijbanen niet evenwijdig liepen. Er is ook geen onderzoek gedaan naar de vraag met welke snelheid de opel met als bestuurder [bestuurder] de samenvoeging naderde en naast het voertuig van verdachte reed.
Dit heeft tot gevolg, dat als zoals [mede-inzittende] en - aanvankelijk ook - [bestuurder] verklaren de opel ter hoogte van het rechtervoorwiel van het voertuig van verdachte reed, verdachte het voertuig van [bestuurder], de opel, volgens het forensisch rapport niet heeft kunnen waarnemen, terwijl als zoals [bestuurder] in zijn tweede verklaring aangeeft hij ter hoogte van de achterwielen de trekker zou hebben gereden - hetgeen [mede-inzittende] overigens niet bevestigt - verdachte hem mogelijk een fractie van en seconde heeft kunnen waarnemen. Dit laatste is echter niet met zekerheid vast te stellen nu niet vaststaat of de rijbanen toen reeds geheel evenwijdig liepen, terwijl evenmin de snelheid waarmee het voertuig van [bestuurder] (de opel) naderde en naast het voertuig van verdachte reed is vastgesteld.
Tot slot is door [getuigen], die in een personenauto achter het voertuig van verdachte reden, waargenomen, dat door verdachte tijdig richting naar rechts werd aangegeven.
Op grond van het vorenstaande moet geoordeeld worden dat niet kan worden vastgesteld, dat er een reële mogelijkheid is geweest voor verdachte om het delict te vermijden, terwijl ook niet kan worden vastgesteld dat het niet gezien hebben van de opel door verdachte bij het naar rechts rijden gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden niet verontschuldigbaar is geweest.
11 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de kantonrechter als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7. is omschreven.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9. vermelde strafbare feit.
Zij verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Bruns, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier C.A. Gobbens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op donderdag 21 oktober 2004.