ECLI:NL:RBBRE:2005:AS8846

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
4882-04
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Kok
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel na toewijzing schadevergoedingen aan benadeelde partijen

In de zaak met parketnummer 4882-04 heeft de rechtbank Breda op 1 maart 2005 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de officier van justitie. Tijdens de zitting is de officier van justitie gehoord, evenals de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. Van der Putten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere benadeelde partijen betrokken waren in de strafzaak tegen de verdachte. Een aanzienlijk deel van de vorderingen die door deze benadeelde partijen zijn ingediend, is door de rechtbank toegewezen, wat heeft geleid tot veroordelingen van de verdachte tot schadevergoeding aan deze partijen.

Gezien de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen ruimte meer is voor de toewijzing van de ontnemingsvordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die op 26 januari 2005 was ingediend, in zijn geheel afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Janssen als voorzitter, mr. Kok en mr. Van Gessel, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De griffier, Van den Goorbergh, was ook aanwezig tijdens deze zitting.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 4882-04
Beslissing op de vordering ex artikel 36e van het wetboek van strafrecht.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
heeft de officier van justitie de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het wetboek van strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 4882-04;
- het rapport van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting;
- de overige stukken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. Van der Putten, advocaat te Goirle.
2 De beoordeling.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in het rapport van berekening op zich juist is.
De rechtbank ziet echter aanleiding om de vordering van de officier van justitie in zijn geheel af te wijzen.
Hiertoe wordt het volgende overwogen.
In de strafzaak tegen verdachte heeft zich een aantal benadeelde partijen gesteld. Een gedeelte van de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen is door de rechtbank toegewezen waarbij verdachte telkens is veroordeeld tot betaling van de schade aan die benadeelde partijen. Gelet op de toewijzing van deze vorderingen ziet de rechtbank thans geen ruimte meer voor toewijzing van de ontnemingsvordering van de officier van justitie.
3 De beslissing.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 26 januari 2005, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Janssen, voorzitter, mr. Kok en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van den Goorbergh en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 maart 2005.