ECLI:NL:RBBRE:2005:AT3983
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Cohen-Koningsveld
- J. Luijks
- A. de Bruijn
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en vrijspraak in moordzaak met betrekking tot Tinka van Rooij
In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de moord op Tinka van Rooij, heeft de Rechtbank Breda op 14 april 2005 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten uitvoerig plannen hebben beraamd om het slachtoffer te doden. Op 26 mei 2004 werd Tinka van Rooij daadwerkelijk vermoord, waarbij zij meermalen met een hamer op haar hoofd werd geslagen. Haar lichaam werd vervolgens in De Biesbosch gedumpt. De rechtbank heeft de gedingstukken en het verweer van de verdediging zorgvuldig bestudeerd. De officier van justitie had een vordering ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de moord. Hoewel de verdachte op de hoogte was van de moordplannen, was er onvoldoende bewijs voor actieve betrokkenheid bij de uitvoering van de misdaad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat de vereiste bewuste en nauwe samenwerking niet bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafrechtelijk kon worden verweten dat zij niets had gedaan om de misdrijven te voorkomen, ondanks de morele verwerpelijkheid van haar gedrag. De vordering tot gevangenneming van de verdachte werd afgewezen, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.