ECLI:NL:RBBRE:2005:AT7841

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2660-04
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Rouwen
  • mr. Van Oijen
  • mr. De Bruijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op echtgenote tijdens echtscheidingsprocedure met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 20 juni 2005 uitspraak gedaan in een moordzaak waarbij de verdachte, E.J.C.M. Hijstek, zijn echtgenote Esmeralda Hijstek op 22 december 2004 in Tilburg met 47 messteken om het leven heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte al enige tijd het plan had om zijn echtgenote te doden, met name voor de datum van hun echtscheiding op 19 januari 2005. De verdachte had eerder uitlatingen gedaan over zijn intenties en had het mes meegenomen naar de woning van zijn echtgenote, wat duidt op een weloverwogen actie in plaats van een impulshandeling. Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich bedreigd voelde door de familie van zijn echtgenote, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet als rechtvaardiging kon dienen voor zijn daden.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door deskundigen, maar oordeelde dat de ernst van het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereiste. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak benadrukt de ernst van moord en de impact ervan op de nabestaanden, in dit geval het dochtertje van de verdachte en het slachtoffer, die met het verlies van haar moeder en de gevolgen van de daden van haar vader moet leven.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 2660-04
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
geboren [geboortedatum],
wonende [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Roermond,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsvrouw, mr. Marcus-Daniëls, advocaat te Rijen.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 22 december 2004 te Tilburg opzettelijk en met
voorbedachten rade E.J.C.M. Hijstek van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die Hijstek
meerdere malen met een (slagers)mes in de schouder en/of borst, althans in het
(boven)lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde Hijstek is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Op 22 december 2004 te Tilburg opzettelijk en met
voorbedachten rade E.J.C.M. Hijstek van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die Hijstek
meerdere malen met een mes in de schouder en/of borst, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde Hijstek is overleden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte gehandeld heeft in een opwelling, nu bij hem sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. Toen verdachte aanbelde bij het slachtoffer werd hij uitgescholden waarop bij hem “het licht uitging” en hij in een waas heeft gehandeld. De verdachte heeft geen volledige herinnering aan het gebeuren en kan zich alleen herinneren stekende bewegingen te hebben gemaakt, maar niet dat hij 47 messteken heeft toegebracht. Dit sluit volgens haar uit dat verdachte gehandeld heeft na kalm beraad en rustig overleg, zodat het bestanddeel met voorbedachten rade niet bewezen kan worden verklaard. De raadsvrouw vindt steun voor dit standpunt in de bevindingen van dr. Ligthart die verdachte heeft onderzocht: verdachte zou bij langdurige stress tot een onverwachte agressie-uitbarsting kunnen komen. Verdachte zou volgens haar dan ook vrijgesproken dienen te worden van het tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte is op 22 december 2004 met een mes in zijn broeksband naar de woning van zijn echtgenote Esmeralda Hijstek te Tilburg gereden en heeft haar daar met ongeveer 47 messteken van het leven beroofd.
Op 28 december 2004 heeft verdachte ten overstaan van de politie een verklaring afgelegd, waaruit samengevat weergegeven het volgende naar voren komt. In de maanden voorafgaande aan de fatale gebeurtenis speelde verdachte steeds vaker met de gedachte dat het beter zou zijn als zijn echtgenote dood zou zijn. Ook heeft hij bevestigd dat hij tegenover derden uitlatingen heeft gedaan die erop neerkwamen dat hij Esmeralda dood wilde hebben. Hij heeft letterlijk verklaard: “Ik heb wel gezegd dat ze gewoon “weg” moest. Ik bedoelde daar dus mee dat ze dood moest.” Verdachte wilde Esmeralda dood hebben voor 19 januari 2005. Dit was de dag waarop de echtscheiding tussen hen beiden uitgesproken zou worden. Hij hoopte daarbij volgens zijn zeggen op de hulp van Onze Lieve Heer, maar omdat die hulp uitbleef werd hij gedwongen tot actie over te gaan en heeft hij zelf voor Onze Lieve Heer gespeeld, aldus verdachte. Uiteindelijk is het volgens verdachte zover gekomen dat hij op 22 december 2004 gewapend met een mes helemaal over zijn toeren naar Tilburg is gereden. Hij heeft het mes vervolgens meegenomen vanuit de auto naar de woning van Esmeralda en ontplofte, naar eigen zeggen, bijna, op het moment dat hij vol opgekropte woede bij Esmeralda voor de deur stond. Op het moment dat zijn echtgenote de deur opende en hem meteen begon uit te schelden heeft hij zijn mes uit zijn broeksband gepakt en heeft hij haar in haar schouder en borst gestoken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bewuste dag een mes met zich meenam omdat hij zich reeds geruime tijd bedreigd voelde door familie en buren van zijn echtgenote als hij kwam om zijn dochter te halen en te brengen. Hij heeft echter ook aangegeven dat hij niet eerder een mes had meegenomen als hij naar zijn echtgenote ging.
In het dossier bevinden zich getuigenverklaringen van [getuige] en [getuige] waaruit blijkt dat verdachte tegen hen in verschillende gesprekken heeft aangegeven dat hij zijn vrouw iets aan wilde doen. De getuige [getuige] verklaart onder meer dat zij zich nog een uitspraak van verdachte kan herinneren waarbij hij zei dat Esmeralda zou sterven als een [verdachte]. Op haar vraag aan hem wat hij daar dan mee zou opschieten omdat hij dan de rest van zijn leven zou moeten vluchten voor de politie had verdachte tegen haar gezegd: “hoezo vluchten? Als ik dat gedaan heb bel ik de politie gewoon op en blijf ik wachten”. Het treft de rechtbank dat verdachte dit uiteindelijk ook exact zo heeft gedaan.
Noch bij de politie noch ter terechtzitting heeft verdachte een andere aannemelijke uitleg kunnen geven aan bovenstaande uitlatingen, zodat die naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie kunnen leiden dan dat verdachte een vooropgezet plan had zijn echtgenote van het leven te beroven. Op 22 december 2004 is verdachte naar zijn echtgenote gegaan. Hij heeft doelbewust een mes meegenomen om zijn plan ten uitvoer te brengen. Verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg en heeft derhalve met voorbedachten rade zijn echtgenote van het leven beroofd. Het feit dat verdachte op dat moment verkeerde in een zeer gespannen toestand staat aan dit oordeel niet in de weg.
Het verweer van de raadsvrouw treft derhalve geen doel.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
moord.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het tenlastegelegde op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van het voorarrest.
Verdachte heeft op 22 december 2004 te Tilburg zijn echtgenote Esmeralda Hijstek vermoord. Er bestonden tussen verdachte en het slachtoffer al geruime tijd huwelijksproblemen. Esmeralda heeft op 5 mei 2004 samen met hun dochtertje [naam] de echtelijke woning verlaten en wilde een scheiding. Verdachte kon dit niet verkroppen. Bovendien maakte hij zich zorgen over het welzijn van hun dochtertje [naam]. Op 19 januari 2005 zou de rechtbank de echtscheiding uitspreken en verdachte wilde heel graag de voogdij over [naam]. Hij was zich er echter terdege van bewust dat dit wel eens anders zou kunnen lopen en meende daarom voor 19 januari 2005 een oplossing voor zijn problemen te moeten vinden. De spanningen tussen verdachte en het slachtoffer liepen steeds verder op en uiteindelijk heeft een en ander geleid tot de gewelddadige dood van Esmeralda Hijstek op 22 december 2004.
Moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als het ernstigste commune misdrijf dat we kennen. Het doden van een medemens is onomkeerbaar. Dieper ingrijpen in een mensenleven dan door dat leven te beëindigen is niet denkbaar. Het spreekt voor zich dat een misdrijf als het onderhavige een enorme schok teweeg heeft gebracht bij de nabestaanden en in de samenleving, terwijl het voor de nabestaanden bijzonder moeilijk moet zijn om een dergelijk zwaar verlies te dragen. Het dochtertje van verdachte en het slachtoffer is niet alleen haar moeder verloren, maar zal ook grotendeels opgroeien zonder haar vader en zij zal bovendien moeten leven met de wetenschap dat het haar vader is geweest die haar moeder heeft omgebracht.
Over de persoon van verdachte zijn een tweetal rapporten uitgebracht. Dr. Ligthart stelt in zijn rapport dat verdachte ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van een reactie depressieve stoornis, die mogelijk gepaard ging met prepsychotische verschijnselen. Daarnaast was sprake van een langdurige insomnia die aan deze stoornis was gerelateerd. Dit beïnvloedde de gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van het delict in die zin dat uitgegaan moet worden van een duidelijk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Prof. dr. Colon komt eveneens tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. Hij stelt dezelfde ziekelijke stoornis vast bij verdachte ten tijde van het plegen van het delict als dr. drs. Ligthart. Als gevolg van deze ernstige stoornis waren er bij verdachte verminderde mogelijkheden tot oordeel en kritiek op eigen en andermans handelen. In zijn rapport vermeldt prof. dr. Colon voorts dat het feit dat verdachte bewust het mes meenam naar zijn echtgenote en wist dat dit een gevaar inhield, inhoudt dat geen sprake was van een impulshandeling.
De rechtbank neemt de conclusies van de rapporten over en maakt die tot de hare. De adviezen ten aanzien van de strafoplegging en behandeling van verdachte legt zij uitdrukkelijk naast zich neer, nu bij een dergelijk ernstig delict de strafoplegging geen ruimte biedt voor een voorwaardelijk deel van de op te leggen straf.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening genomen met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet volstaan kan worden met oplegging van een andere sanctie dan een sanctie die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De ernst van het feit leidt ertoe dat verdachte veroordeeld dient te worden tot een langdurige vrijheidsbenemende straf. De door de officier van justitie gevorderde straf doet voldoende recht aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van na te melden duur.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 289 van het wetboek van strafrecht.
13 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen, voorzitter, mr. Van Oijen en mr. De Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van Beijsterveldt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2005.