ECLI:NL:RBBRE:2005:AT7941
Rechtbank Breda
- Kort geding
- E.W.J.M. Nollen
- C.H.D.M. van de Kar
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil over Belgische rechterlijke uitspraak en de gevolgen van kantonnement
In deze zaak, die op 8 juni 2005 door de Rechtbank Breda werd behandeld, ging het om een executiegeschil met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een door de Belgische rechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. Eiser, h.o.d.n. DEMATE, vorderde een verbod op de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 juni 2004, gewezen door de 13e Kamer van de Rechtbank van Koophandel van het Gerechtelijk Arrondissement Antwerpen. Eiser stelde dat hij had voldaan aan het vonnis door middel van kantonnement, maar gedaagde, VIBRO-WELFSELS N.V., voerde verweer aan en stelde dat er geen rechtsgeldig kantonnement had plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het kantonnement, dat volgens de Belgische wet als voldoening aan het vonnis wordt beschouwd, niet rechtsgeldig was omdat de betaling niet aan een erkende sekwester in België was gedaan, maar aan een Nederlandse deurwaarder. Hierdoor werd geconcludeerd dat eiser niet had voldaan aan het vonnis en dat gedaagde gerechtigd was om over te gaan tot executie. De gevraagde voorziening werd geweigerd en eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedure bij het uitvoeren van buitenlandse vonnissen in Nederland en de voorwaarden waaronder kantonnement kan worden erkend. De voorzieningenrechter wees erop dat aan een buitenlandse beslissing niet meer gezag kan worden verleend dan zij in de staat van herkomst heeft, en dat de Belgische wetgeving bepalend is voor de erkenning van het kantonnement.