ECLI:NL:RBBRE:2005:AT8229
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Breeman
- mr. Kooijman
- mr. Sutorius-Van Hees
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de officier van justitie en bewezenverklaring van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak, behandeld door de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda, stond de verdachte terecht op beschuldiging van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de gedingstukken bekeken en de zaak onderzocht ter terechtzitting, waar de vordering van de officier van justitie en het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. J.H.P.M. Verhagen, aan de orde kwamen. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden voor schorsing van de vervolging waren en dat de dagvaarding geldig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2004 tot en met 29 maart 2005 te Breda opzettelijk cocaïne heeft verkocht en aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 21 maanden had geëist, in overweging genomen. Na afweging van de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens zijn er verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, waaronder mobiele telefoons en geldbedragen, die als opbrengst van de bewezen verklaarde feiten zijn aangemerkt. De rechtbank heeft ook de teruggave van een mobiele telefoon aan de ex-vriendin van de verdachte gelast, aangezien zij als rechthebbende kon worden aangemerkt. Dit vonnis is uitgesproken op 23 juni 2005.