ECLI:NL:RBBRE:2005:AT8966

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
146231 / KG ZA 05-288
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontbinding huurovereenkomst wegens hennepkwekerij

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Breda, betreft het een executiegeschil naar aanleiding van de ontbinding van een huurovereenkomst. De huurder, aangeduid als eiser, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom, waarin de huurovereenkomst is ontbonden vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning. De huurder verzoekt om schorsing van de executie van dit vonnis. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de huurder toewijsbaar is, omdat er nieuwe feiten zijn gepresenteerd die niet eerder aan de kantonrechter zijn voorgelegd. Dit betreft een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de kwestie van de hennepteelt in een andere context is behandeld. De voorzieningenrechter stelt vast dat het onthouden van dit arrest aan de kantonrechter een onrechtmatige situatie heeft gecreëerd, waardoor de huurder niet in staat was om zijn belangen adequaat te verdedigen. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe en verbiedt de verhuurder om uitvoering te geven aan het eerdere vonnis totdat er een eindbeslissing is genomen in de hoger beroep procedure. Tevens wordt de verhuurder veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

146231 / KG ZA 05-288 RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
Voorzieningenrechter
23 mei 2005
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser],
wonende te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
e i s e r bij dagvaarding van 18 mei 2005,
procureur: mr. W.J.G. Schröder,
t e g e n :
DE STICHTING WONINGBOUW ZEVENBERGEN,
gevestigd te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
g e d a a g d e ,
procureur: mr. A.P.E. de Brouwer.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de door mr. Schröder in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. De Brouwer en de door hem in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben voorts hun standpunten ter terechtzitting van 23 mei 2005 mondeling toegelicht.
2. Het geschil.
Eiser, verder te noem[eiser]] vordert,
A. dat door de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda rechtsprekend in kort geding, gedaagde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt verboden om uitvoering te geven aan het vonnis dat op 27 april 2005 door de kantonrechter Bergen op Zoom onder nummer 04/6254 is gewezen.
B. onder veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure inclusief het procureurssalaris.
Gedaagde, verder te noemen De Stichting, heeft daartegen verweer gevoerd.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- [eiser] is huurder van de woning, staande en gelegen te [woonplaats + adres]
- Op of omstreeks 23 september 2004 is er in de woning van [eiser] door de politie een inval gedaan waarbij een hennepkwekerij is ontmanteld.
- Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom van 27 april 2005, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd, is, onder meer, het navolgende bepaald:
De kantonrechter:
-ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning, staande en gelegen te [woonplaats + adres];
-veroordeelt [eiser] om gemelde woning binnen 2 weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van De Stichting te stellen;
-machtigt De Stichting om in geval van weigering of nalatigheid van [eiser] om aan die ontruiming te voldoen, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van politie en justitie;
-(…)
- Voormeld vonnis is op 10 mei 2005 aan [eiser] betekend.
- [eiser] heeft tegen voormeld vonnis bij het gerechtshof te
‘s-Hertogenbosch hoger beroep ingesteld bij dagvaarding van 18 mei 2005.
- De Stichting heeft de ontruiming van de woning aangezegd tegen 26 mei 2005.
- Op 24 maart 2005 heeft het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch een arrest gewezen, waarin de kwestie van de hennepteelt in de woning van [eiser] aan de orde is geweest in verband met zijn schuldsaneringsregeling.
3.2
[eiser] legt in de eerste plaats aan zijn vordering ten grondslag dat tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter jegens hem onrechtmatig is. Tegenover het belang van De Stichting bij tenuitvoerlegging staat het belang van [eiser] om in de woning te blijven wonen. De uitkomst van deze belangenafweging noopt tot het oordeel dat ontruiming misbruik van bevoegdheid oplevert. Bovendien is sprake van een nieuw (juridisch) feit, te weten het arrest van het gerechtshof d.d. 24 maart 2005, hetgeen een andere beoordeling van de zaak rechtvaardigt.
3.3
De Stichting heeft zakelijk weergegeven het verweer gevoerd dat van misbruik van bevoegdheid tot executie geen sprake is, omdat niet is voldaan aan de in de jurisprudentie gehanteerde criteria voor schorsing c.q. staking van de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis.
3.4
In een executiegeschil als het onderhavige kan de Voorzieningenrechter slechts schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis bevelen als hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid. Dit zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien zich nieuwe feiten na het wijzen van het vonnis hebben voorgedaan of bekend zijn geworden, die aannemelijk maken dat aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.5
[eiser] stelt dat de hennepteelt niet zodanig ernstig en toerekenbaar is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Voor wat betreft de overlast is onvoldoende gesteld noch gebleken dat er sprake is van voortdurende en ernstige overlast. [eiser] is van oordeel dat de aangevoerde gronden in de procedure in eerst aanleg de beslissing van de kantonrechter niet kunnen dragen.
De argumenten die [eiser] aanvoert zijn inhoudelijke bezwaren tegen het vonnis van de kantonrechter waarover het gerechtshof in hoger beroep dient te oordelen. De vraag of voormelde bezwaren door het gerechtshof zullen worden gehonoreerd is een kwestie van bewijswaardering. Daarop kan in kort geding niet worden geanticipeerd. Het kort geding is niet de geëigende weg om op te komen tegen een niet-welgevallige beslissing van de kantonrechter, zulks zou een verkapt appel betekenen.
3.6
Als nieuwe feit dat aan de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het vonnis in de weg staat, voert [eiser] het arrest van het gerechtshof d.d. 24 maart 2005 aan. [eiser] heeft nog getracht om het arrest van het gerechtshof, hetwelk was gewezen nadat in de procedure voor de kantonrechter reeds was gedupliceerd, in te brengen in de procedure bij de kantonrechter. De gemachtigde van De Stichting heeft echter geen toestemming willen geven om dit arrest alsnog ter beoordeling aan de kantonrechter voor te leggen. Zodoende kon de kantonrechter in zijn vonnis geen rekening houden met de beoordeling door het gerechtshof van de ernst van de tekortkoming in relatie tot de persoon van eiser, aldus [eiser].
3.7
De Voorzieningenrechter is van oordeel dat het onthouden van bovengenoemd arrest aan de kantonrechter geen blijk geeft van fair play ten opzichte van [eiser]. Het arrest werpt een andere visie op de interpretatie van de feiten en de toerekenbaarheid van de tekortkoming, van welke visie de kantonrechter nu geen kennis heeft kunnen nemen en die hem mogelijk tot een ander oordeel had kunnen brengen. Daarbij komt dat [eiser] wegens persoonlijke omstandigheden ook niet ter zitting heeft kunnen zijn, zodat de kantonrechter zich ook geen beeld van de persoon van [eiser] heeft kunnen vormen.
3.8
Indien De Stichting de ontruiming doorzet, staat vast dat [eiser] niet meer over huisvestiging zal beschikken. Dat brengt ook het einde van de effectieve begeleiding door GGZ/MEE en het einde van het schuldsaneringtraject met zich mee en [eiser] zal dientengevolge in een noodsituatie komen te verkeren. [eiser] heeft aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van nieuwe feiten die eerst na het wijzen van het vonnis bekend zijn geworden en die tot schorsing van de executie nopen.
3.9
De Voorzieningenrechter begrijpt dat De Stichting er met het oog op de precedentwerking belang bij heeft om hard op te treden wanneer het gaat om hennepkwekerijen in haar woningen. Echter, in het geval van een noodsituatie als de onderhavige dient dat belang van De Stichting te wijken.
3.1
De Voorzieningenrechter zal de vordering toewijzen, doch hierbij de veroordeling aldus aanpassen dat zij heeft te gelden voor de periode tot het gerechtshof te
‘s-Hertogenbosch eindarrest heeft gewezen, omdat alsdan in hoogste feitelijke instantie alle feiten en omstandigheden, waaronder die welke in dit geding door [eiser] zijn gepresenteerd, zijn meegewogen.
4. De kosten.
De Stichting dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
verbiedt gedaagde om uitvoering te geven aan het vonnis dat op 27 april 2005 door de kantonrechter Bergen op Zoom onder nummer 04/6254 is gewezen totdat in hoogste feitelijke instantie een eindbeslissing is genomen op de oorspronkelijke vordering van gedaagde op basis van het inleidend exploit van dagvaarding d.d. 19 november 2004;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding deze voor zover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 1.131,93, waaronder begrepen een bedrag van € 816,- aan procureurssalaris;
bepaalt, nu die wederpartij een toevoeging tot kosteloze rechtsbijstand heeft aangevraagd en in het geval deze zal worden verleend, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening
A. aan de griffier van deze rechtbank, door middel van overschrijving op bankrekening-nummer 192325779, Rabobank Nederland N.V. ten name van DS 535 Breda
- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 183,-
- wegens exploitkosten € 71,93
- wegens procureurssalaris € 816,-
- met welke bedragen de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 243 Rv;
B. aan eiser het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad € 61,-.
bepaalt, dat in het geval de toevoeging mocht worden geweigerd betaling van die kosten dient plaats te vinden rechtstreeks aan de wederpartij;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.G.M. Ides Peeters, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 23 mei 2005, in tegenwoordigheid van partijen en mr. W.J. Theuws, waarnemend griffier.