PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de economische politierechter in de bovengenoemde rechtbank, op 6 juni 2005.
Tegenwoordig: mr. Janssen, economische politierechter,
mr. Koolen, officier van justitie, en
Van den Goorbergh, griffier.
De economische politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
[naam vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats],
is aanwezig [naam bestuurder], directeur van verdachte.
Tevens is aanwezig de heer S. de Poter. Deze deelt mede dat hij een milieu-advies buro heeft en dat hij de adviseur van verdachte is. Hij verzoekt de economische politierechter in de gelegenheid gesteld te worden namens verdachte het woord te voeren. De economische politierechter stemt hiermee in.
De economische politierechter vermaant de heer [naam bestuurder] oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De economische politierechter deelt mondeling mede de korte inhoud van:
- een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte d.d. 4 april 2005;
- het proces-verbaal nr. 04U07363 van waterschap Brabantse Delta, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
De heer [naam bestuurder] verklaart, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat wij op ons bedrijf controle hebben gehad. Er is een steekmonster uit het afvalwater genomen.
Volgens de WVO-vergunning moeten wij dagelijks een monster nemen. Dat monster wordt vervolgens door ons geanalyseerd. Als er sprake is van een overschrijding, dan moeten wij dat melden. Wij hadden al eerder een overschrijding van de normen gehad. Daarvoor hebben wij toen een waarschuwing gekregen. Kort daarop vond de onderhavige overschrijding plaats.
Al het afvalwater wordt opgevangen en vervolgens gezuiverd. Daarna wordt het geloosd op het riool. Van die lozing worden monsters genomen. Indien wij een afwijking constateren, dan zetten we de lozing stop en dat moeten wij melden.
De heer S. de Poter deelt mede, zakelijk weergegeven:
Twee data zijn cruciaal. Op 8 april 2004 is een eerste monster genomen door het waterschap. Bij analyse van dat monster bleek dat het gehalte onopgeloste bestanddelen 310 mg/l bedroeg. Op 10 juni 2004 is [naam vennootschap] hierover bij brief geïnformeerd door het waterschap. [naam vennootschap] kreeg één maand de tijd om maatregelen te nemen om het probleem op te lossen.
Intussen is op 8 juni 2004 opnieuw door het waterschap een monster genomen.
[naam vennootschap] had zelf ook bemonsterd maar er werd geen overschrijding geconstateerd omdat uit stilstaand water was bemonsterd.
De heer [naam bestuurder] verklaart, zakelijk weergegeven:
Tegenwoordig maken wij de tanks periodiek schoon. Voordat wij dat deden lag er op de bodem van de tanks veel vuil. Het probleem is nu dus opgelost. Ik heb hierover gesproken met de heren [verbalisanten].
Het vuil lag onder in de tank. Tijdens het begin van het lozen werd bemonsterd, dat was dus het vuile water.
De heer S. de Poter deelt mede, zakelijk weergegeven:
Ik overhandig u de brieven van het waterschap met als verzenddata 10 juni 2004 en 7 september 2004 en het transactievoorstel van 6 september 2004. Uit deze brieven blijkt dat [naam vennootschap] op 8 juni 2004 niet op de hoogte was van de overschrijding op 8 april 2004.
De officier van justitie voert het woord. Aangevoerd wordt:
In hoeverre had er gedagvaard mogen worden? De eerste overschrijding is op 8 april 2004 geconstateerd. De mededeling aan verdachte omtrent deze overschrijding is gedaan bij brief van 10 juni 2004. In die brief is verdachte er op gewezen dat zij één maand de tijd heeft om het probleem te verhelpen. Verder is verdachte er in die brief op gewezen dat bij herhaling van een dergelijke overschrijding overwogen zal worden strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk op te treden.
Intussen was op 8 juni 2004 opnieuw een monster genomen. Bij brief van 7 september 2004 is verdachte een laatste waarschuwing gegeven. Naar aanleiding van de eerste overschrijding is verdachte op 6 september 2004 een transactievoorstel gestuurd. Ik concludeer dat de overheid hier dus met twee monden spreekt. Mijns inziens is de handelwijze van het Openbaar Ministerie echter niet zodanig dat sprake is van niet-ontvankelijkheid.
Daarbij merk ik op dat je ook niet opzettelijk dit tenlastegelegde feit kun plegen. Dan is geen sprake van een misdrijf maar van een overtreding. Er is sprake van een aanzienlijke overschrijding.
De officier van justitie leest zijn vordering voor en legt die aan de economische politierechter over.
De heer S. de Poter wordt in de gelegenheid gesteld het woord te voeren. Hetgeen hij aanvoert is neergelegd in de pleitnota, die wordt overgelegd. Deze pleitnota is aan dit proces-verbaal gehecht en de inhoud ervan dient als hier ingelast en herhaald te worden beschouwd. Voorts wordt aangevoerd:
De officier van justitie doet nu allerlei pogingen om iets verwijtbaars te vinden. Het bedrijf van [naam bestuurder] was op 8 juni 2004 totaal onkundig, het bedrijf valt dus niets te verwijten. Zodra bekend werd dat sprake was van een overschrijding, is adequaat gereageerd.
Ik verzoek u [naam vennootschap] te ontslaan van alle rechtsvervolging met veroordeling van het waterschap in de kosten.
De officier van justitie wordt de gelegenheid geboden te repliceren. Van die gelegenheid wordt geen gebruik gemaakt.
Aan [naam bestuurder] wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De economische politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven. De economische politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
RECHTDOENDE beslist de economische politierechter als volgt.
1 Inhoud van de tenlastelegging.
Overeenkomstig de dagvaarding.
2 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie overweegt de economische politierechter het volgende.
Op 8 april 2004 heeft een medewerker van het waterschap een steekmonster genomen op het bedrijf van verdachte. Eerst op 10 juni 2004 is verdachte door het waterschap per brief op de hoogte gesteld van de geconstateerde overtreding. In die brief is uiteengezet welke handelingen van verdachte worden verwacht door het waterschap. Aangegeven is dat verdachte binnen één maand na dagtekening van de brief (lees: 9 juni 2004) de oorzaak van de overschrijding schriftelijk dient mede te delen. Daarbij diende verdachte tevens aan te geven welke maatregelen genomen worden om nieuwe overschrijdingen te voorkomen. Verdachte is er vervolgens op gewezen dat bij herhaling van (een) dergelijke overschrijding(en) overwogen zal worden om strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk op te treden.
Intussen heeft op 8 juni 2004 een medewerker van het waterschap een steekmonster genomen op het bedrijf van verdachte. De uitslag van de analyse van dit monster is verdachte op 7 september 2004 toegezonden. De economische politierechter stelt vast dat verdachte op 8 juni 2004 niet bekend was met de door haar op 8 april 2004 begane overtreding.
De economische politierechter constateert dat direct na de ontvangst van de op 10 juni 2004 door het waterschap verzonden brief namens verdachte is gezocht naar een oplossing.
Verdachte heeft gehandeld naar de eisen van het waterschap, zoals gesteld in de op 10 juni 2004 verzonden brief; verdachte heeft maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen. Het had meer voor de hand gelegen eerst weer een controle uit te voeren nadat verdachte op de hoogte was gebracht van de overtreding.
De economische politierechter is van oordeel dat het waterschap niet heeft gehandeld conform de door haar uitgezette lijn, zoals verwoord in haar op 10 juni 2004 verzonden brief aan verdachte. Weliswaar heeft het Openbaar Ministerie een eigen verantwoordelijkheid in deze, maar die gaat naar het oordeel van de economische politierechter niet zover dat in dit geval tot vervolging had mogen leiden.
Gelet hierop dient de officier van justitie in zijn vervolging niet ontvankelijk te worden verklaard.
De economische politierechter verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vervolging.
De economische politierechter geeft aan de heer [naam bestuurder] kennis dat binnen veertien dagen hoger beroep kan worden instellen tegen dit vonnis en maakt hem opmerkzaam op het recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de economische politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.