ECLI:NL:RBBRE:2005:AU2766

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
5 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
993055-05
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Oijen
  • A. Peters
  • J. Zuidema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van Griekse chauffeur in cocaïnezaak na gebrek aan bewijs

In de zaak met parketnummer 993055-05 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda op 5 september 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een Griekse chauffeur, die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer vijf kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader, die een transport naar Griekenland uitvoerden, bij een douanecontrole in hun vrachtauto een plastic zak met cocaïne aantroffen. De verdachte ontkende echter elke betrokkenheid bij de cocaïne.

Tijdens de zitting is de vordering van de officier van justitie besproken, evenals het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. Gimbrère, en de advocaat mr. Kyritzis. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen omstandigheden gebleken die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg stonden, en er waren geen gronden voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie had geprobeerd aan te tonen dat de overdracht van de cocaïne had plaatsgevonden op basis van fotoprints van video-opnames van een tankstation. De rechtbank oordeelde echter dat deze beelden niet voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Oostlander-Vink, en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. Zuidema, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 993055-05
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (plaats onbekend),
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Grave,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Gimbrère, advocaat te Breda, en de advocaat mr. Kyritzis, advocaat te Thessaloniki (Griekenland).
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 24 mei 2005 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland te brengen/heeft gebracht, als bedoeld in
artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer vijf (5) kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel
als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of zijn
medeverdachte(n) opzettelijk die cocaine in een (vracht)auto, met bestemming
Belgie, Frankrijk, Duitsland en/of Griekenland, vervoerd;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2005 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer vijf (5) kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In de vrachtauto, waarmee verdachte en zijn mededader [mededader] als chauffeurs een transport naar Griekenland verrichtten, bleek bij een douanecontrole dat zich tussen de lading een witte plastic zak met circa 4,5 kg cocaïne bevond. Beiden hebben hun betrokkenheid daarbij ontkend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er zich in de gedragingen van de verdachte en zijn mededader een aantal merkwaardigheden hebben voorgedaan. Zij is echter van oordeel dat een bewezenverklaring van het feit valt of staat met hetgeen is waar te nemen op de fotoprints van de video-beelden van het tankstation in Venlo, waar verdachte en zijn mededader korte tijd zijn geweest en geld hebben gepind. De officier van justitie heeft aan de hand van de fotoprints gesteld dat daar de overdracht van de witte plastic zak heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft deze conclusie niet getrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is op de fotoprints niet te zien dat er op een bepaald moment een witte plastic tas verborgen is onder de jas van mededader [mededader], te meer daar deze bij de behandeling ter terechtzitting dezelfde jas droeg en de rechtbank de vorm en kleuren van die jas heeft kunnen waarnemen.
Nu ook anderszins de betrokkenheid van verdachte niet is vastgesteld dient hij te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
8 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr Van Oijen, voorzitter, mrs Peters en Zuidema, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr Oostlander-Vink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 september 2005, zijnde mr Zuidema buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.