ECLI:NL:RBBRE:2005:AU7651

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
8 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/004709-04
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Cohen-Koningsveld
  • J. de Bruijn
  • A. Zuidema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van kinderpornografie en ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 8 december 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het in bezit hebben en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal, alsook van ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De verdachte had een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit en had ontuchtige handelingen gepleegd bij een meisje van ongeveer 12 jaar oud. Daarnaast had hij een ander meisje van 6 jaar ontvoerd en ook bij haar ontuchtige handelingen verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere pogingen heeft ondernomen om andere kinderen te ontvoeren en heeft daarbij gebruik gemaakt van manipulatieve technieken om de meisjes naar zijn auto te lokken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten onderstreept, waarbij de psychische schade voor de slachtoffers en de impact op hun ontwikkeling zwaar zijn meegewogen. De verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, gezien zijn psychische problematiek, waaronder een pedofiele seksuele oriëntatie en een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft besloten tot het opleggen van tbs met dwangverpleging, gezien de kans op recidive en de noodzaak van behandeling. De vordering van de benadeelde partijen is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, met de maatregel van tbs, en heeft de tijd in voorlopige hechtenis in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 02/004709-04
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte],
geboren op [datum [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Breda, HvB De Boschpoort te Breda,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. J.L.G. Gerrits, advocaat te Waalwijk.
2 De tenlastelegging.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
1.
hij op meer, althans één, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 januari 2000 tot en met 5 oktober 2004 te Oisterwijk, in elk geval in
Nederland, en/of in de Verenigde Staten van Amerika, één of meermalen een
afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende een groot aantal (minimaal
ongeveer 9.593 beeldfiles) afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een
(beeld- en/of film)file/(computer)bestand en/of (een) videofilm(s), bij welke
vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd
van zestien jaar (van 1 januari 2000 tot 1 oktober 2002) en/of achttien jaar
(van 1 oktober 2002 tot en met 5 oktober 2004) nog niet had bereikt, was
betrokken of schijnbaar was betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in voorraad/in bezit heeft
gehad,
welke voornoemde (beeld- en/of film-)file(s)/(computer)bestand(en) en/of
videofilm(s) bevat(ten)
een afbeelding waarop (onder meer):
* een jongen van veertien jaar, althans kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar, zijn penis heeft in de mond van een meisje van negen jaar,
althans kennelijk jonger dan zestien en/of achttien jaar (afbeelding uit serie
"[serie]": [..].JPG) en/of
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar, nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (afbeelding uit de serie
"[serie]") en/of
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar (ongeveer vijf of zes jaar) nadrukkelijk in beeld zijn gebracht
en/of dat meisje een thermometer in haar anus heeft (serie van 13
afbeeldingen) en/of
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar, nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (onder andere [..].jpg,
[..].jpg, [..].jpg, [..].jpg) en/of
* een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of achttien jaar (ongeveer zes
of zeven jaar) haar handen en/of voeten heeft om/tegen de penis van een
volwassen man (onder andere [..].JPG) en/of
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar (namelijk ongeveer twaalf jaar) nadrukkelijk in beeld zijn
gebracht (serie van 64 afbeeldingen en de videoband met een weergave van het
maken van deze afbeeldingen) en/of
* een volwassen man zijn penis heeft in de vagina van een meisje kennelijk
jonger dan zestien en/of achttien jaar ([..].jpg, [..].jpg) en/of
* een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of achttien jaar (ongeveer negen
of tien jaar) een kunstpenis in haar anus en/of een vinger in haar vagina
heeft ([..].jpg),
van het plegen van welk(e) feit(en) hij, verdachte een beroep of gewoonte
heeft gemaakt;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 240b lid 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op meer, althans één, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
2 juli 1998 tot en met 31 december 2002 te Dongen en/of Oisterwijk, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met een tot dusver onbekend meisje (van ongeveer elf jaar oud, "[slachtoffer]"), die
toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
en/of
met [sla[slachtoffer] (geboren op 7 maart 1992), die toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat/die
meisje(s), hebbende verdachte een thermometer in de vagina en/of anus van
dat/die meisje(s) geduwd/gebracht en/of de schaamlippen van dat/die meisje(s)
betast/aangeraakt en/of opengehouden
en/of
met een tot dusver onbekend meisje (tussen elf en veertien jaar oud, "[slachtoffer]"),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
en/of
met [sla[slachtoffer] (geboren op 7 maart 1992), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit het in de vagina en/of anus van dat/die meisje(s) duwen/brengen van een
thermometer en/of het betasten/aanraken en/of openhouden van de schaamlippen
van dat/die meisje(s);
art 244 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 2 juli 1998 te Dongen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [sla[slachtoffer] (geboren op 7
maart 1992) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn
mededader(s) met dat opzet die (5-jarige) [slachtoffer] (aan haar arm) vastgepakt
en/of opgetild en/of in zijn auto meegenomen en/of naar een onbekende plaats
gebracht (en daar kinderpornografische foto's van haar gemaakt);
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op meer, althans één, tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
29 juni 1998 tot en met 12 augustus 2003:
1. (op 29 juni 1998) te 's-Gravenmoer, gemeente Dongen, en/of
2. (op 1 juli 1998 te 's-Gravenmoer, gemeente Dongen, en/of
3. (op 9 augustus 2001) te Hapert, gemeente Bladel en/of
4. (op 5 april 2002) te Bladel en/of
5. (op 25 april 2002) te Horst en/of
6. (op 28 augustus 2002) te Roosendaal en/of
7. (op 12 augustus 2003) te Wernhout, gemeente Zundert,
althans in Nederland,
ter uitvoering van de/het door hem voorgenomen misdrijven/misdrijf om
opzettelijk:
1. [slachtoffer] (geboren op 24 maart 1986) en/of [slach[slachtoffer] (geboren
op 8 september 1989) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd
te houden, met dat opzet (de arm van) die [slachtoffer] heeft
vastgepakt en/of die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of (de arm
en/of de nek) van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] heeft
meegetrokken en/of
2. [slacht[slachtoffer] (geboren op 10 mei 1985) wederrechtelijk van de vrijheid te
beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet (de arm van) die
[slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of
doende is geweest die [slachtoffer] in zijn auto te trekken en/of
3. [slachtoffer] (geboren op 2 mei 1986) wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet (de arm van) die
[slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die Van de
Huijgevoort van haar fiets heeft getrokken en/of die [slachtoffer] heeft
meegetrokken en/of
4. [slachtoffer] (geboren op 24 oktober 1983) wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet een deken, althans
een voorwerp, over die [slachtoffer] heeft gegooid en/of
5. [slachtoffer] (geboren op 4 december 1989) en/of [slachtoffer] (geboren
op 3 april 1995) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te
houden, met dat opzet (op dreigende en/of luide toon) tegen die [slachtoffer]
en/of die [slachtoffer] heeft gezegd: "Meekomen jullie", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of (de arm van) die [slachtoffer] heeft
vastgepakt en/of die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of (de arm van) die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] heeft meegetrokken en/of in
(de kofferbak van) zijn auto heeft gezet/gestopt en/of
6. [slachtof[slachtoffer] (geboren op 9 februari 1991) wederrechtelijk van de vrijheid
te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet op die [slachtoffer] is toegelopen
en/of een zak over haar hoofd heeft gedaan en/of
7. [slachtoffer] (geboren op 17 april 1993) wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet voor de fiets van
die [slachtoffer] is gaan staan en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of een
zak over het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijven/misdrijf niet is
voltooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
----op -------------------tijdstip-pen --gelegen in -------------de periode van 1 januari 2000 tot en met 5 oktober 2004 ----------------------------in
Nederland-------------------------------------------------- -meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende een groot aantal (minimaal ongeveer 9.593 beeldfiles) afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een
(beeld- en/of film)file/(computer)bestand en/of (een) videofilm(s), bij welke
vorenbedoelde afbeelding-en---telkens--een persoon die kennelijk de leeftijd
van zestien jaar (van 1 januari 2000 tot 1 oktober 2002) en/of achttien jaar
(van 1 oktober 2002 tot en met 5 oktober 2004) nog niet had bereikt, was
betrokken ------------------------------telkens--heeft ----------------vervaardigd en/of -------------------------------- in voorraad/in bezit heeft gehad,
welke voornoemde (beeld- en/of film-)file(s)/(computer)bestand(en) en/of
videofilm(s) bevat(ten) een afbeelding waarop -onder meer-:
* een jongen van veertien jaar, althans kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar, zijn penis heeft in de mond van een meisje van negen jaar,
althans kennelijk jonger dan zestien en/of achttien jaar (afbeelding uit serie
"[serie]": [..].JPG) en---
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar, nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (afbeelding uit de serie
"[serie]") en---
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar (ongeveer vijf of zes jaar) nadrukkelijk in beeld zijn gebracht
en/of dat meisje een thermometer in haar anus heeft (serie van 13
afbeeldingen) en----* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar, nadrukkelijk in beeld zijn gebracht (onder andere [..].jpg,
[..].jpg, [..].jpg, [..].jpg) en---
* een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of achttien jaar (ongeveer zes
of zeven jaar) haar handen en/of voeten heeft om/tegen de penis van een
volwassen man (onder andere [..].JPG) en---
* de geslachtsdelen van een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of
achttien jaar (namelijk ongeveer twaalf jaar) nadrukkelijk in beeld zijn
gebracht (serie van 64 afbeeldingen en de videoband met een weergave van het
maken van deze afbeeldingen) en---
* een volwassen man zijn penis heeft in de vagina van een meisje kennelijk
jonger dan zestien en/of achttien jaar ([..].jpg, [..].jpg) en----* een meisje, kennelijk jonger dan zestien en/of achttien jaar (ongeveer negen of tien jaar) een kunstpenis in haar anus en/of een vinger in haar vagina heeft ([..].jpg), van het plegen van welk-e- -feit-en- -hij, verdachte een ----------gewoonte heeft gemaakt;-----------------------------------------------------------------------------
2.
----op -----------------, tijdstippen --gelegen in -------------de periode van 2 juli 1998 tot en met 31 december 2002 ------------------------------------in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander ----------, althans alleen. ----------------------------------------------------------------------------------------met [sla[slachtoffer] (geboren op 7 maart 1992), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
------------handeling-en-- heeft gepleegd, die -------------------mede bestond-en --uit het seksueel binnendringen van het lichaam van dat---- meisje---, hebbende verdachte een thermometer in de vagina en ----anus van
dat---- meisje---- geduwd/gebracht en---- de schaamlippen van dat----- meisje--- betast/aangeraakt en----opengehouden
en---
met een tot dusver onbekend meisje (tussen elf en veertien jaar oud, "[slachtoffer]"),
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------buiten echt, ------------ontuchtige handeling-en- -heeft gepleegd, bestaande uit ------------------------------------------------------------------------------------------het betasten/aanraken en ----openhouden van de schaamlippen
van dat -----meisje------------------------------------
3.
----op -------------2 juli 1998 te Dongen -------------------------------------------------------------------opzettelijk [sla[slachtoffer] (geboren op 7 maart 1992) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd ------------------------immers heeft ---------hij verdachte ----------------------------------------met dat opzet die (5-jarige) [slachtoffer] -aan haar arm-- vastgepakt en---- opgetild en ----in zijn auto meegenomen en ----naar een onbekende plaats gebracht -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
4.
------------------------------------------------in -------------de periode van 29 juni 1998 tot en met 12 augustus 2003:
1. -op 29 juni 1998--te 's-Gravenmoer------------------- en---
------------------------------------------------------------3. -op 9 augustus 2001- te Hapert, gemeente Bladel en---
4. -op 5 april 2002- te Bladel en---
5. -op 25 april 2002- te Horst en---
6. -op 28 augustus 2002- te Roosendaal en---
7. -op 12 augustus 2003- te Wernhout, gemeente Zundert,
----------------------
ter uitvoering van de -----door hem voorgenomen misdrijven- ---------om opzettelijk:
1. [slachtoffer] (geboren op 24 maart 1986) en ----[slach[slachtoffer] (geboren
op 8 september 1989) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven -----------------------, met dat opzet -de arm van-die [slachtoffer] heeft vastgepakt en- ---die [slachtoffer] heeft meegetrokken en- ----de arm en---- de nek- -van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en ----die [slachtoffer] heeft
meegetrokken en---
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3. [slachtoffer] (geboren op 2 mei 1986) wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven -----------------------, met dat opzet -de arm van --die [slachtoffer] heeft vastgepakt en -----------------------die [slachtoffer] van haar fiets heeft getrokken en ----die [slachtoffer] heeft
meegetrokken en---
4. [slachtoffer] (geboren op 24 oktober 1983) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven -----------------------, met dat opzet een deken------------------------over die [slachtoffer] heeft gegooid en---
5. [slachtoffer] (geboren op 4 december 1989) en----[slachtoffer] (geboren op 3 april 1995) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven -----------------------, met dat opzet -op dreigende en ----luide toon- -tegen die [slachtoffer] en---- die [slachtoffer] heeft gezegd: "Meekomen jullie", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en-----de arm van--die [slachtoffer] heeft vastgepakt en- ---die [slachtoffer] heeft meegetrokken en-------------- ---die [slachtoffer] heeft vastgepakt en----die [slachtoffer] heeft meegetrokken en---- in de kofferbak van--zijn auto heeft gezet---------en---
6. [slachtof[slachtoffer] (geboren op 9 februari 1991) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven -----------------------, met dat opzet op die [slachtoffer] is toegelopen en---- een zak over haar hoofd heeft gedaan en---
7. [slachtoffer] (geboren op 17 april 1993) wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven -----------------------, met dat opzet voor de fiets van die [slachtoffer] is gaan staan en ----die [slachtoffer] heeft vastgepakt en---- een zak over het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan,
terwijl de uitvoering van ----die voorgenomen misdrijven ----------niet is voltooid;-------------------------------------------------------------------------
Hetgeen onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Meer in het bijzonder ten aanzien van feit 4.2 overweegt de rechtbank dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet ondubbelzinnig is komen vast te staan dat verdachte heeft gepoogd opzettelijk [slacht[slachtoffer] van haar vrijheid te beroven. Verdachte heeft namelijk met betrekking tot alle aan hem tenlastegelegde feiten openheid van zaken gegeven, maar hij heeft met betrekking tot dit onderdeel aangegeven zich niets te kunnen herinneren. Gelet hierop heeft de rechtbank, ofschoon het bewijs in de richting van verdachte wijst, niet de overtuiging dat verdachte ook dit onderdeel van de tenlastelegging heeft begaan.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De rechtbank heeft de volgende bewijsmiddelen in beschouwing genomen:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 24 november 2005;
- De bekennende verklaringen afgelegd bij de politie (opgenomen vanaf pagina 43 van het eindproces-verbaal PL2060/04-009894, en vanaf de pagina’s 81, 85, 89, 124, 129, 132, 207, 213, 254, 258, 271, 287, 289, 317, 319, 336, 339, 367 van het eindproces-verbaal PL2060/04-009894A);
- De diverse aangiftes met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4;
- De verschillende studioverhoren met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4;
- Het rapport van het Team Kinderpornografie en Pedoseksuele Misdrijven van het KLPD met betrekking tot feit 1 en
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2005 dat is opgenomen vanaf pagina 69 van het eindproces-verbaal PL2060/04-009894A met betrekking tot de feiten 1 en 2.
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:
Feit 1.
Een gewoonte maken van een afbeelding - en een gegevensdrager bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben (tot 1 oktober 2002)
en
Een gewoonte maken van een afbeelding - en een gegevensdrager bevattende een afbeelding - van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben (vanaf 1 oktober 2002)
Feit 2.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
en
Medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Feit 3.
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Feit 4.
Poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 Het ad informandum gevoegde.
De rechtbank heeft in de beoordeling betrokken het door verdachte bekende, maar hem niet ten laste gelegde feit, dat is vermeld op de vanwege de officier van justitie aan verdachte betekende onderhavige dagvaarding, te weten: het heimelijk maken van video-opnamen in de periode van 1 januari 2001 tot en met 5 oktober 2004 te Oisterwijk.
11.2 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf en de maatregel behoren te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.3 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het onder de feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en het ad informandum gevoegde feit op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek en de maatregel van tbs met dwangverpleging.
Verdachte heeft een gewoonte gemaakt van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Dit feit is aan het licht gekomen naar aanleiding van een Amerikaans onderzoek naar kinderporno waarbij men verschillende gegevens van creditcards, welke zijn gebruikt teneinde zich de toegang tot de diverse betaalde kinderpornosites te verschaffen, heeft gecheckt en waarbij men op verdachte is gestuit. Bestudering van het bij hem in bezit zijnde materiaal leidde tot de conclusie dat verdachte naast de in de Landelijke Database kinderpornografie bekende afbeeldingen, ook over tot op dat moment onbekend kinderpornografisch materiaal beschikte, waarvan later bleek dat dit door verdachte zelf was vervaardigd. Verdachte heeft hiertoe gereageerd op een internetadvertentie en een afspraak gemaakt met een onbekend gebleven man en een meisje van ongeveer twaalf jaar oud, waarschijnlijk “[slachtoffer]” genaamd. Samen met deze man heeft verdachte ontuchtige handelingen bij het meisje verricht en haar voor hen laten poseren, waarvan video-opnamen en foto’s zijn gemaakt. Voorts heeft verdachte [medeverdachte], een meisje van 6 jaar oud, ontvoerd en misbruikt, welk misbruik onder meer heeft bestaan uit het seksueel binnendringen met een thermometer. Ook hiervan heeft verdachte kinderpornografische foto’s gemaakt.
Ten slotte heeft verdachte geprobeerd zes meisjes te ontvoeren en in zijn auto mee te nemen, wederom met de bedoeling van hen kinderpornografische foto’s te maken. Teneinde een en ander gemakkelijk te maken, heeft verdachte bij een aantal meisjes een zak of deken over het hoofd gedaan. Doordat de meisjes zich verzetten, is verdachte geschrokken en heeft hen laten gaan.
Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen vaak seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Algemeen bekend is, dat kinderen door deze handelingen in elk geval grote psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat, hetgeen in deze gelet op de vordering van [medeverdachte] eens te meer is gebleken. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, maar met name door dit te vervaardigen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de uitwisseling ervan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno afnemen, verzamelen en verspreiden. Deze handelingen dienen naar het oordeel van de rechtbank dan ook met kracht te worden bestreden.
Door het plegen van ontuchtige handelingen bij [medeverdachte] en “[slachtoffer]” heeft verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van deze jonge meisjes geschonden. De omstandigheid dat “[slachtoffer]” in zekere zin haar medewerking hieraan heeft verleend, doet daar niet aan af, nu meisjes als “[slachtoffer]” daartoe niet zelden komen uit een behoefte aan aandacht. Verdachte heeft daar misbruik van gemaakt. Het is verder een feit van algemene bekendheid dat het plegen van zedendelicten met een kind, ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn temeer omdat een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, door dit delict is doorkruist. Dit blijkt eens te meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [medeverdachte] waarin zij schrijft dat zij enige jaren na dato nog steeds met de gevolgen van het handelen van verdachte wordt geconfronteerd.
De rechtbank houdt het ervoor dat verdachte met de ontvoering en de zes pogingen daartoe bij alle slachtoffertjes hevige gevoelens van angst teweeg heeft gebracht, nu verdachte hen benaderde, onverhoeds een deken over hen heen gooide en hen vastpakte teneinde hen naar zijn auto te bewegen, dit terwijl de slachtoffertjes geen idee hadden wat hen verder te wachten stond.
Hetgeen verdachte aan delicten heeft gepleegd vormt voor ouders de verwezenlijking van hun ergste nachtmerries, zodat niet alleen zijn directe slachtoffers hiervan de ernstige gevolgen ondervinden, maar ook de ouders en de overige gezinsleden.
Het is naar het oordeel van de rechtbank moeilijk voorstelbaar dat verdachte bij het plegen van de onderhavige zeer ernstige feiten nimmer heeft gerealiseerd wat voor consequenties zijn gedragingen voor de slachtoffertjes met zich mee hebben gebracht. Verdachte heeft immers steeds enkel zijn eigen bevrediging vooropgesteld, ten koste van deze jonge meisjes.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het blanco strafblad van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de omtrent verdachte uitgebrachte rapportages zoals het voorlichtingsrapport van de Reclassering d.d. 20 juli 2005 en het milieurapport van 13 oktober 2005 dat is opgesteld door mevrouw Van As-Van der Zwan.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychiatrisch rapport van drs. Van Soest d.d. 12 mei 2005. In dit rapport wordt vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een pedofiele seksuele oriëntatie naast een andere parafilie NAO. Voorts acht Van Soest sprake van aanwijzingen voor de ziekte van Asperger, hetgeen een vorm van autisme betreft. Daarnaast heeft verdachte een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische trekken. Van Soest acht verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar met betrekking tot de door hem gepleegde feiten en adviseert de rechtbank een behandeling bij de Waag te Utrecht als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Voorts ligt er in het dossier een multidisciplinaire rapportage omtrent verdachte uitgebracht d.d. 31 oktober 2005 door psycholoog dr. drs. Ligthart en psychiater drs. Trompenaars. In deze rapportage wordt tot uitdrukking gebracht dat verdachte kampt met een ernstige persoonlijkheidsproblematiek met een duidelijk schizoïde karakter en antisociale trekken. Er kan evenwel niet overtuigend worden vastgesteld dat verdachte zou lijden aan een ASS, zoals bijvoorbeeld de stoornis van Asperger. Hij past weinig in zijn omgeving, heeft de neiging zich af te zonderen en heeft een uitgesproken passief-emotioneel vormgegeven copingstijl, hetgeen de kans verhoogt op doorbraken van agressiviteit. Tevens achten Ligthart en Trompenaars bij verdachte sprake van een uitgebreid scala aan parafilia.
In deze rapportage wordt de kans op herhaling van gewelddadig gekleurd seksueel gedrag ingeschat op matig tot hoog.
Door de aanwezigheid van meervoudige parafilia en ernstige vervreemdende persoonlijkheidsproblematiek is verdachte duidelijk minder dan de gemiddelde Nederlander in staat tot het vinden en gebruiken van gedragsalternatieven. De schizoïde persoonlijkheidsstoornis zorgt voor een zwakke innerlijke structuur en beperkte mogelijkheden om op adequate wijze de realiteit te toetsen. Daarbij vormen persoonlijkheidskenmerken als vervreemd gedrag van anderen, de neiging tot onvoorspelbaar en impulsief gedrag en de geneigdheid om anderen voor eigen voldoening te gebruiken zonder zich veel om hun behoefte te bekommeren, belangrijke elementen.
Door de parafilia, die omschreven kunnen worden als terugkerende, seksueel sterk opwindende fantasieën, impulsen of gedragingen, "drijft" betrokkene in feite op zijn directe behoeftebevrediging. De bij de antisociale trekken behorende lacunaire gewetensfunctie draagt bij aan een herhaling van dit gedrag en het zich weinig bekommeren over de effecten van zijn gedrag voor zijn slachtoffers (jonge kinderen).
Verdachte wordt sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Gezien de aard en de ernst van de beschreven psychiatrische problematiek, de aard en de ernst van het tenlastegelegde, de als reëel ingeschatte kans op recidive en het nagenoeg afwezig zijn van ziektebesef en ziekte-inzicht, wordt het advies gegeven deze behandeling te laten plaatsvinden binnen het juridische kader van de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De raadsman van verdachte heeft, gezien de verschillen tussen de multidisciplinaire rapportage en de psychiatrische rapportage van drs. Van Soest, en mede gelet op het deskundigenverhoor van dr. drs. Ligthart ter zitting van 24 november 2005, de rechtbank verzocht zijn cliënt te laten observeren in het Pieter Baan Centrum. Zijn cliënt heeft namelijk de verschillende gesprekken met dr. drs. Ligthart als angstig ervaren en bovendien waren de omstandigheden waaronder deze gesprekken plaatsvonden, waarbij observatie een belangrijk aspect vormde, niet optimaal. Zijn cliënt kon daardoor niet in zijn natuurlijke omgeving worden geobserveerd, hetgeen wellicht de verschillen in conclusies en adviezen in de desbetreffende rapportages kan verklaren.
De rechtbank acht hiervoor echter geen termen aanwezig, nu zij zich voldoende voorgelicht acht omtrent de persoon van verdachte. Bovendien heeft hetgeen door dr. drs. Ligthart ter zitting is verklaard met betrekking tot de verschillen tussen de rapportages en ten aanzien van de omstandigheden waaronder de diverse gesprekken met verdachte hebben plaatsgevonden, eventuele onduidelijkheden opgehelderd.
Een en ander laat geen ruimte voor twijfel ten aanzien van de door hem en drs. Trompenaars getrokken conclusies. De rechtbank wijst derhalve het verzoek van de raadsman van verdachte om verdachte te laten observeren in het Pieter Baan Centrum af.
Gezien de omstandigheid dat de deskundigen Ligthart en Trompenaars ten tijde van het opstellen van de multidisciplinaire rapportage betreffende verdachte op de hoogte waren van alle door hem gepleegde delicten, – in tegenstelling tot drs. Van Soest waarbij ten tijde van het maken van de rapportage slechts een deel van de feiten bekend was – gelet op de uitvoerigheid van deze rapportage en gezien hetgeen door dr. drs. Ligthart ter zitting is verduidelijkt met betrekking tot de wijze waarop hij en drs. Trompenaars tot hun conclusies en het strafadvies zijn gekomen, zal de rechtbank de multidisciplinaire rapportage bij haar beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte als uitgangspunt nemen. De rechtbank onderschrijft de conclusie met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte derhalve sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is op grond van de bevindingen die uit de rapporten blijken van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond. Gelet voorts op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een ambulante behandeling van verdachte en zal zij aan verdachte tbs met dwangverpleging opleggen.
Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. Immers op de door verdachte begane misdrijven is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Voorts eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die maatregel, nu uit de rapporten moet worden afgeleid dat de kans dat verdachte zich opnieuw aan soortgelijke feiten zal schuldig maken in sterke mate aanwezig is.
De rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling van de verdachte, zoals hiervoor overwogen, naar alle waarschijnlijkheid een langdurige vrijheidsbeneming en behandeling van de verdachte zal meebrengen. Een dergelijke te verwachten langdurige vrijheidsbeneming noopt tot terughoudendheid bij de oplegging van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank is dan ook alles afwegend van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [voornamen] [slachtoffer] ([medeverdachte]), domicilie kiezende aan het Chasséveld 3a, 4811 DH te Breda, heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 6660,66 terzake van hetgeen onder 7 bij de feiten 1, 2 en 3 is bewezen verklaard. Dit bedrag is gesplitst in € 660,60 ten aanzien van de materiële schade en € 6000,-- ten aanzien van de immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bij de feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde rechtstreekse materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 660,66. Dit gedeelte van de vordering wordt ook niet betwist zodat dit gedeelte van de vordering in ieder geval kan worden toegewezen. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, welke schade naar billijkheid wordt begroot op € 1500,--, dat bij wijze van voorschot wordt toegewezen. Daarom kan de vordering in totaal tot het bedrag van € 2160,66 worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feiten, genoemd onder 9 bij de feiten 1, 2 en 3, is toegebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan de [adres], heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van
€ 1500,--, bij wijze van voorschot, terzake van hetgeen onder 7 bij feit 4 is bewezen verklaard. Deze vordering ziet op de immateriële schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bij feit 4 bewezen verklaarde rechtstreekse immateriële schade heeft geleden welke schade naar billijkheid zal worden begroot op € 250,--. Daarom kan de vordering tot het bedrag van € 250,-- worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 9 bij feit 4 is toegebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende aan [adres], heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 250,-- terzake van hetgeen onder 7 bij feit 4 is bewezen verklaard. Deze vordering ziet enkel op de geleden immateriële schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 bij feit 4 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse immateriële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Tevens is echter gebleken dat deze benadeelde partij ook materiële schade heeft geleden ten gevolge van hetgeen hiervoor onder 7 bij feit 4 is bewezenverklaard ten bedrage van € 80,--. Ofschoon deze schadepost niet nader is onderbouwd, acht de rechtbank de toewijzing van dit bedrag redelijk. Daarom kan de vordering tot het bedrag van € 330,-- worden toegewezen.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 9 bij feit 4, is toegebracht.
Namens de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte onvoldoende draagkracht heeft om de door hem toegebrachte schade aan de slachtoffers te vergoeden en daarom is verzocht het bedrag van de op te leggen maatregel als bedoeld in art. 36f Sr. te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat noch uit art. 36f Sr. noch uit enige andere wettelijke bepaling voorvloeit dat de draagkracht van de verdachte een maatstaf vormt ter bepaling van de hoogte van het bedrag dat de verdachte ten behoeve van de slachtoffers aan de Staat dient te betalen. Ingevolge het tweede lid van art. 36f Sr. kan de rechter de maatregel opleggen indien en voorzover de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht. Het karakter van de maatregel brengt met zich mee dat deze niet gerelateerd behoeft te worden aan de ernst van het feit, de verwijtbaarheid van het gedrag en de draagkracht van verdachte. Voorwaarde voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel is dat de verdachte civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade. De omvang van de schade is voorts beslissend voor de hoogte van de maatregel.
Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 45, 47, 57, 240b (oud), 240b, 244, 247, 282 van het Wetboek van Strafrecht.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt daarbij dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij bij wijze van voorschot van een bedrag van € 2160,66 (zegge: eenentwintig honderd zestig euro en zesenzestig eurocent), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.10)
Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 2160,66 (zegge: eenentwintig honderd zestig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 43 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Zij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.10)
Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 330,-- (zegge: driehonderddertig euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering. (BP.06)
Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 330,-- (zegge: driehonderddertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Cohen-Koningsveld, voorzitter, mr. De Bruijn en mr. Zuidema, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Vliegenberg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 december 2005, zijnde mr. Zuidema buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.