ECLI:NL:RBBRE:2006:AV0111

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rk-nummer: 05/934
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na beëindiging van de zaak zonder straf of maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 januari 2006 uitspraak gedaan op een verzoekschrift dat was ingediend op 12 oktober 2005. Het verzoek betrof de vergoeding van kosten die verbonden zijn aan het indienen van een klaagschrift tegen de invordering en inhouding van het rijbewijs, zoals geregeld in artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. De verzoeker was behoorlijk opgeroepen, maar verscheen niet ter zitting. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker geen recht heeft op schadevergoeding, omdat de procedure niet eindigde met een straf of maatregel. De rechtbank oordeelde dat de samenhang tussen de verschillende artikelen van de Wegenverkeerswet 1994, met name artikel 164 lid 9 en artikel 8, van belang is voor de beoordeling van het recht op vergoeding. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker, ondanks de teruggave van het rijbewijs, nog steeds als verdachte wordt aangemerkt en dat de kosten van rechtsbijstand niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
parketnr. 701282/05
rk-nummer: 05/934
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 591a wetboek van strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 591a van het wetboek van strafvordering ingekomen ter griffie op 12 oktober 2005, in de zaak:
[naam verdachte],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [woonplaats]
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
? het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat, terzake van:
? de kosten van rechtsbijstand
? de kosten raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van bovenvermeld verzoekschrift;
? het vonnis van de politierechter van 22 november 2005, waarbij verdachte is veroordeeld terzake onder meer artikel 163, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
? het proces-verbaal van onderzoek in raadkamer van 18 november 2005 en 22 december 2005, waaruit blijkt dat de officier van justitie alsmede de raadsman van verzoeker zijn gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
2. De beoordeling.
In deze zaak wordt vergoeding gevorderd van de kosten verbonden aan het indienen van het klaagschrift tegen de invordering en inhouding van het rijbewijs als bedoeld in art 164 lid 1 en 4 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij wordt gesteld dat nu beslist is tot teruggave van het rijbewijs, de zaak als genoemd in art 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet is geëindigd zonder straf of maatregel. Op grond daarvan wordt vergoeding gevorderd van de kosten verbonden aan de behandeling van het klaagschrift.
Art. 164 lid 9 WVW geeft in beginsel de mogelijkheid om aan de gewezen verdachte een schadevergoeding toe te kennen zoals in dat artikel geregeld. Echter het door verzoeker ingenomen standpunt miskent de samenhang die er blijkens de bewoordingen van art. 164 van de Wegenverkeerswet 1994 bestaat tussen de behandeling van het klaagschrift en de behandeling van art 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 geeft de mogelijkheid tot indiening van een klaagschrift zolang in “de zaak” nog geen vervolging is ingesteld, welke bewoordingen alleen kunnen zien op de behandeling gebaseerd op art. 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Waar in lid 9 van de Wegenverkeerswet 1994 ook wordt gesproken over “de zaak”, zou op basis daarvan geoordeeld kunnen worden dat die woorden ook slechts zien op de behandeling ex art. 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dat met de woorden “de zaak” ook slechts wordt gedoeld op de behandeling gebaseerd op art 8 van de Wegenverkeerswet 1994, blijkt ook daaruit dat de behandeling van een klaagschrift ex art. 164 van de Wegenverkeerswet 1994 nooit eindigt met oplegging van een straf of maatregel.
Verder spreekt art 164 lid 9 van de Wegenverkeerswet 1994 over toekenning van een vergoeding aan “de gewezen verdachte”. Daarvan is in het kader van art 164 van de Wegenverkeerswet 1994 slechts sprake nadat uitspraak is gedaan in de zaak gebaseerd op art 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Ook na een eventueel teruggave van het rijbewijs blijft de klager verdachte.
Verder is in het kader van de behandeling van het klaagschrift een andere beoordeling aan de orde dan in het kader van een behandeling gebaseerd op art. 8 van de Wegenverkeerswet 1994, namelijk een beoordeling van de vraag of voldaan is aan hetgeen is neergelegd in art. 164 lid 4 van de Wegenverkeerswet 1994, hetgeen los staat van een eventueel later uit te spreken veroordeling op grond van art. 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Op grond van vorenstaande moet geoordeeld worden dat geen recht op vergoeding bestaat wanneer op een klaagschrift ten gunste van klager wordt beslist. De beoordeling van het recht op vergoeding van de terzake van die procedure gemaakte kosten kan slechts aan de orde komen na afdoening van de zaak waarin klager als verdachte wordt aangemerkt.
In onderhavige zaak geldt dat verzoeker is veroordeeld in de strafzaak en dat op grond van bovenstaande derhalve geen recht op vergoeding bestaat.
Gelet op de afwijzende beslissing van de rechtbank, komt verzoeker niet in aanmerking voor een vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
3. De beslissing.
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 19 januari 2006 gegeven door mr. Kooijman, rechter, in tegenwoordigheid van, Hoppenbrouwers griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2006 door mr. Kooijman voornoemd.