ECLI:NL:RBBRE:2006:AV0115
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Vordering tot onttrekking aan het verkeer van een vals horloge
Op 19 januari 2006 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot onttrekking aan het verkeer van een horloge, ingediend door de officier van justitie. De vordering was ingekomen ter griffie op 18 augustus 2005. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 22 december 2005 en een tussenbeschikking van 25 november 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat het horloge in kwestie geen origineel Rolex horloge is, maar dit feit op zichzelf biedt geen grond voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 36c jo. 33a van het Wetboek van Strafrecht, en dat er geen sprake is van ongecontroleerd bezit. Dit betekent dat in beginsel teruggave aan de rechthebbende moet volgen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat, op basis van artikel 13 bis van de Eenvormige Beneluxwet op de merken, de merkhouder, in dit geval Rolex S.A., het recht heeft om roerende zaken waarmee inbreuk wordt gemaakt op diens merk, als zijn eigendom op te vorderen. Rolex S.A. heeft in het proces-verbaal verzocht om het horloge niet terug te geven aan de verzoeker, maar om dit te vernietigen. De rechtbank concludeert dat Rolex S.A. als rechthebbende kan worden beschouwd en dat er geen bezwaar is van de merkhouder tegen de onttrekking aan het verkeer. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen.