ECLI:NL:RBBRE:2006:AV8333

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/2009 GEMWT
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.J. Bakx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en rechtszekerheid bij handhaving van een niet vergund kippenhok

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil over bestuursdwang met betrekking tot een niet vergund kippenhok. De eiser, wonende in de gemeente [plaatsnaam], had de gemeente verzocht om handhavend op te treden tegen de buurman die het kippenhok zonder bouwvergunning had opgericht. De gemeente had een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de begunstigingstermijn afhankelijk werd gesteld van de onherroepelijkheid van een herziening van het bestemmingsplan of de afbouw van bijgebouwen door de overtreder. De rechtbank oordeelde dat deze begunstigingstermijn in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank stelde vast dat de termijn onduidelijk was en afhankelijk van onzekere toekomstige gebeurtenissen, wat de rechtszekerheid voor de betrokkenen in gevaar bracht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de gemeente een nieuwe beslissing op de bezwaren van de eiser moest nemen. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 644,- werden begroot, en het griffierecht van € 138,- moest worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en voorspelbare handhaving in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

05 / 2009 GEMWT RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in de zaak van
[naam eiser], wonende te [woonplaats eiser], gemeente [plaatsnaam], eiser,
gemachtigde mr. [naam gemachtigde],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam van verweerder], verweerder.
1. Het procesverloop
Namens eiser is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 april 2005 (bestreden besluit), verzonden 27 april 2005, betreffende het handhavend optreden tegen een door de buurman van eiser zonder bouwvergunning en in strijd met het bestemmingsplan opgericht kippenhok. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 7 december 2005. Daarbij was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [naam gemachtigde van verweerder].
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn tweemaal verlengd.
2. De beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 7 september 2004 aan verweerder is namens eiser verzocht om handhavend op te treden tegen het door zijn buurman zonder bouwvergunning gebouwde kippenhok op het adres [adres en plaatsnaam].
Bij ongedateerd primair besluit, verzonden 5 januari 2005, heeft verweerder de eigenaar van het kippenhok aangeschreven dat het kippenhok moet zijn verwijderd op één week nadat het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden dan wel, indien zich dat eerder voordoet, binnen één week nadat de vrijstaande bijgebouwen op het perceel van overtreder ter uitvoering van de daarvoor vereiste bouwvergunning voor gebruik gereed zijn. Dit besluit is gebaseerd op de overwegingen dat het kippenhok is opgericht zonder bouwvergunning en in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Tegen voornoemd besluit is namens eiser bezwaar gemaakt, inhoudende dat de begunstigingstermijn niet zo lang mag zijn dat er in feite sprake is van een gedoogbesluit, en dat in het besluit niet wordt aangegeven wat de gevolgen zijn als niet aan de last tot verwijdering van het kippenhok wordt voldaan.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de lastgeving aangepast door bestuursdwang aan te zeggen indien niet aan de lastgeving wordt voldaan, de lastgeving voor het overige gehandhaafd en de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2.2 Namens eiser wordt aangevoerd dat de argumenten van verweerder om geen strikte begunstigingstermijn op te nemen in het kader van het handhavingsbesluit niet steekhoudend zijn, zodat het bestreden besluit niet wordt gedragen door een deugdelijke motivering. Ter toelichting wordt gesteld dat verweerder er ten onrechte van uit gaat dat het kippenhok kan worden vergund indien andere gewenste bijgebouwen op het perceel niet toegestaan kunnen worden. Volgens eiser is het kippenhok namelijk gesitueerd buiten de zones waar volgens de plankaart van het nieuwe bestemmingsplan bijgebouwen mogen worden geplaatst. Daarbij verwijst eiser naar het primaire besluit, waarin verweerder heeft gesteld dat het kippenhok volgens het nieuwe bestemmingsplan niet op de huidige plaats kan worden toegestaan. Ook merkt verweerder op dat de provincie commentaar heeft op het nieuwe bestemmingsplan wat betreft bijgebouwen en legalisering.
Eiser verzoekt de rechtbank het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.3 Ingevolge artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder bestuursdwang verstaan: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Ingevolge artikel 5:24 van de Awb wordt een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld. De beschikking vermeldt welk voorschrift wordt overtreden. De bekendmaking geschiedt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast en aan de aanvrager. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Het bestuursorgaan omschrijft de te nemen maatregelen.
2.4 De rechtbank constateert dat het geschil zich beperkt tot de vraag naar de toelaatbaarheid van de door verweerder gehanteerde begunstigingstermijn. Deze houdt, kort gezegd, in dat aan de last tot verwijdering van het kippenhok moet zijn voldaan op het moment dat de in voorbereiding zijnde herziening van het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden of, indien die situatie zich eerder voordoet, de in aanbouw zijnde bijgebouwen op het betreffende perceel volledig zijn afgebouwd op basis van een verstrekte bouwvergunning.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorgaande begunstigingstermijn in strijd met het beginsel van rechtszekerheid, dat meebrengt dat een bestuursdwangbeschikking voor alle betrokkenen en in alle opzichten volstrekt helder dient te zijn. Uit de bestuursdwangbeschikking dient te blijken welk voorschrift is overtreden, welke maatregelen moeten worden genomen om de toepassing van bestuursdwang te voorkomen en binnen welke termijn deze maatregelen moeten zijn genomen. In dit geval wordt het verstrijken van de begunstigingstermijn afhankelijk gesteld van voorvallen, waarvan op voorhand niet vast staat dat deze zich zullen voordoen. Het onherroepelijk worden van het herziene bestemmingsplan is afhankelijk van het in procedure brengen van de herziening door verweerder, van de goedkeuring door gedeputeerde staten en van de uitkomst van de administratieve en gerechtelijke procedures die in de verschillende stadia kunnen worden gevoerd. Het gereedkomen van de bijgebouwen op basis van een verleende bouwvergunning is in belangrijke mate zelfs afhankelijk van de medewerking van de overtreder zelf, die allereerst een aanvraag om bouwvergunning zal moeten indienen en vervolgens de bijgebouwen na vergunning en overeenkomstig de verleende vergunning zal moeten afbouwen. De overtreder heeft derhalve zelf in de hand dat de begunstigingstermijn in zoverre niet zal verstrijken. Reeds hierom kan het bestreden besluit niet in stand blijven.
Verder acht de rechtbank het bezwaarlijk dat op voorhand zelfs bij benadering niet voorspelbaar is op welke termijn de begunstigingstermijn zal verstrijken. Alvorens de genoemde voorvallen zich zullen voordoen, dienen meerdere stadia te worden doorlopen (zoals het gereedkomen van het voorontwerp, het volgen van de inspraakprocedure, het vaststellen van het ontwerpplan, het vragen van goedkeuring aan gedeputeerde staten, het volgen van de goedkeuringsprocedure door gedeputeerde staten, enzovoorts) zonder dat duidelijk is welk tijdsbestek met elk van die stadia is gemoeid. Daar komt bij dat, omdat meerdere stadia moeten worden doorlopen, aannemelijk is dat de begunstigingstermijn beduidend langer zal zijn dan de termijn die de overtreder redelijkerwijs dient te worden gegund om aan de last te kunnen voldoen, hetgeen de rechtbank in ieder geval onredelijk voorkomt indien handhavend wordt opgetreden naar aanleiding van een verzoek van een derde-belanghebbende, zoals in dit geval.
2.5 Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het beroep van eiser zal gegrond worden verklaard.
2.6 Gezien de gegrondverklaring van het beroep bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten worden op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op hierna te noemen bedrag. Verweerder dient eiser tevens het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op de bezwaren van eiser te nemen;
veroordeelt de gemeente [plaatsnaam gemeente] in de proceskosten van eiser, tot op heden begroot op een bedrag van
€ 644,- aan salaris voor de gemachtigde;
verstaat dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 138,- vergoedt, te voldoen door de gemeente [plaatsnaam gemeente].
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.C.J. Bakx, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: