ECLI:NL:RBBRE:2006:AX0710

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/3415
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugverwijzing van de ontvanger na niet horen van belanghebbende in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 21 april 2006, is belanghebbende in zijn administratief beroep niet gehoord. De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroepsorgaan belanghebbende eerst in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord voordat er op het beroep wordt beslist. De zaak betreft een bezwaar tegen de bij beschikking van juni 2005 in rekening gebrachte kosten voor het betekenen van dwangbevelen, gerelateerd aan aanslagen vermogensbelasting en inkomstenbelasting over de jaren 1997 tot en met 2004. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 7 april 2006 te Heerlen, waar zowel belanghebbende als de ontvanger aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en verwijst de zaak terug naar de ontvanger om opnieuw te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 324,68, en moet de Staat der Nederlanden het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 37 vergoeden. De uitspraak biedt ook informatie over de mogelijkheden voor hoger beroep en cassatie, waarbij partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak actie kunnen ondernemen.

De rechtbank benadrukt dat de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar ligt die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep of cassatie dienen specifieke vereisten in acht te worden genomen, zoals het overleggen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het beroepschrift. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag door mr. C.A.F.M. Stassen, met mr. P.J.A.M. van Sleuwen als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/3415
Uitspraakdatum: 21 april 2006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de ontvanger van de Belastingdienst [P], verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna ook aangeduid als respectievelijk belanghebbende en ontvanger.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de ontvanger van juli 2005 op het bezwaar van belanghebbende tegen de bij de beschikking van juni 2005 in rekening gebrachte kosten voor het betekenen van dwangbevelen ter zake van de aan belanghebbende opgelegde aanslagen vermogensbelasting voor het jaar 1998, 1999 en 2000 en aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003 en 2004.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2006 te Heerlen. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de ontvanger, [A].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- verwijst de zaak terug naar de ontvanger om opnieuw te beslissen op het beroep met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 324,68, en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden; en
- gelast dat de Staat der Nederlanden het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 37 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Met dagtekening juni 2005 heeft de inspecteur aan belanghebbende de voornoemde aanslagen opgelegd. Op juni 2005 heeft de belastingdeurwaarder voornoemde aanslagen op het adres [a-straat 1] te [Q] uitgereikt. De aanslagen zijn terstond en tot het volle bedrag invorderbaar verklaard.
2.2. Met dagtekening juni 2005 heeft de belastingdeurwaarder de vervolgingskosten tot een totaalbedrag van € 7.147 vastgesteld bij voor administratief beroep vatbare beschikking en aan belanghebbende kenbaar gemaakt.
2.3. In geschil is de vraag of belanghebbende terecht niet is gehoord en of aan belanghebbende terecht vervolgingskosten in rekening zijn gebracht.
2.4. Op grond van artikel 7:16 van de Awb moet een beroepsorgaan belanghebbende eerst in de gelegenheid stellen te worden gehoord alvorens deze op het beroep beslist. Niet is in geschil dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Nu het bepaalde in artikel 25, vierde lid, van de AWR enkel ziet op het horen als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb is niet van belang of belanghebbende heeft verzocht te worden gehoord. Nu belanghebbende in beroep erover klaagt dat hij in administratief beroep niet is gehoord moet reeds op die grond de bestreden uitspraak worden vernietigd. De ontvanger dient belanghebbende dan alvorens wederom in administratief beroep te beslissen deze in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond en behoeft de tweede in geschil zijnde vraag geen behandeling.
3. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding de ontvanger te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1). Voor de overige door belanghebbende genoemde proceskosten, te weten belanghebbendes reiskosten wordt de ontvanger, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 2,68.
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2006 door mr. C.A.F.M. Stassen, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. van Sleuwen, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ‘s-Hertogenbosch; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,
2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.