Parketnummer: 02-004242-04
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende [.]
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadslieden mrs. K.[.] Welvaart en P.M.S. Dijks, advocaten te 's-Hertogenbosch.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
1.
hij op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een (aantal) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meerdere vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en) (mede) tengevolge waarvan die
perso(o)n(en) is/zijn overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een of meerdere vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en), (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en) is/zijn overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (met geweld) van drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum en/of een poging tot diefstal (met geweld) van drugs
(waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum, en welke doodslag (op voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer]) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leid[voorletters getuige]
[medeverdachte]dachte] e[medeverdachte]deverdachte] op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een (aantal) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meerdere
vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en) (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en) is/zijn overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte met dat opzet:
-zich (op een motor en/of met/in een (personen)auto en/of een ander vervoermiddel) begeven naar de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef); en/of
-als bodyguard en/of lijfwacht van voornoemde [medeverdachte] gefungeerd/opgetreden ten tijde van de ontmoeting tussen die [medeverdachte] en die [medeverdachte] en voornoemde [slachtoffer] en [slachtoffer] en/of ten tijde van het moment dat die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht; en/of
-op en/of in de directe nabijheid van de plaats alwaar die [slachtoffer] en [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef) staan wachten en/of aldaar op de uitkijk gestaan, teneinde bij onraad te kunnen waarschuwen; en/of
-die [slachtoffer] en/of [slachtoffer], onder bedreiging van een vuurwapen, in een (personen)auto (Mercedes, type 190E, kenteken [kenteken]) heeft gedwongen zich te begeven naar de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] (later) om het leven is/zijn gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef); en/of
-het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] uit een (personen)auto (Mercedes, type 190E, kenteken [kenteken]) gehaald en/of (vervolgens) elders (in een 2 meter diepe en/of dichtbegroeide greppel) geplaatst en/of neergelegd en/of gedumpt; en/of
-een (personen)auto (Mercedes, kenteken [kenteken]) (mede)verplaatst van Landgoed De Blauwe Hoef naar Eindhoven en/of naar een andere gemeente in Nederland;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leid[voorletters getuige]
[medeverdachte]dachte] e[medeverdachte]deverdachte] op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) met dat opzet met een of meerdere vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en), (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en)
is/zijn overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (met geweld) van drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum en/of een poging tot diefstal (met geweld) van drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum, en welke doodslag (op voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer]) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte met dat opzet:
-zich (op een motor en/of met/in een (personen)auto en/of een ander vervoermiddel) begeven naar de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef); en/of
-als bodyguard en/of lijfwacht van voornoemde [medeverdachte] gefungeerd/opgetreden ten tijde van de ontmoeting tussen die [medeverdachte] en die [medeverdachte] en voornoemde [slachtoffer] en [slachtoffer] en/of ten tijde van het moment dat die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht; en/of
-op en/of in de directe nabijheid van de plaats alwaar die [slachtoffer] en [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef) staan wachten en/of aldaar op de uitkijk gestaan, teneinde bij onraad te kunnen waarschuwen; en/of
-die [slachtoffer] en/of [slachtoffer], onder bedreiging van een vuurwapen, in een (personen)auto (Mercedes, type 190E, kenteken [kenteken]) heeft gedwongen zich te begeven naar de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] (later) om het leven is/zijn gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef); en/of
-het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] uit een (personen)auto (Mercedes, type 190E, kenteken [kenteken]) gehaald en/of (vervolgens) elders (in een 2 meter diepe en/of dichtbegroeide greppel) geplaatst en/of neergelegd en/of gedumpt; en/of
-een (personen)auto (Mercedes, kenteken [kenteken]) (mede)verplaatst van Landgoed De Blauwe Hoef naar Eindhoven en/of naar een andere gemeente in Nederland;
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een (aantal) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meerdere
vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en) (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en) is/zijn overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een of meerdere vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en), (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en) is/zijn overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld
en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten moord en/of (gekwalificeerde) doodslag op [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een diefstal (met geweld) van een hoeveelheid drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum en/of een poging tot diefstal (met geweld) van een hoeveelheid drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum, en welke doodslag (op voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer]) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leid[voorletters getuige]
[medeverdachte]dachte] e[medeverdachte]deverdachte] op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een (aantal) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een of
meerdere vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en) (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en) is/zijn overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte met dat opzet:
-zich (op een motor en/of met/in een (personen)auto en/of een ander vervoermiddel) begeven naar de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef); en/of
-als bodyguard en/of lijfwacht van voornoemde [medeverdachte] gefungeerd/opgetreden ten tijde van het moment dat die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] aan kwamen rijden en/of langsreden en/of ten tijde van het moment dat die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht; en/of
-op en/of in de directe nabijheid van de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef) staan wachten en/of aldaar op de uitkijk gestaan, teneinde bij onraad te kunnen waarschuwen; en/of
-het/de licha(a)m(en) van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] uit een (personen)auto (Citroen, type AX, kenteken [kenteken]) gehaald en/of (vervolgens) elders (in een 2 meter diepe en/of dichtbegroeide greppel) geplaatst en/of neergelegd en/of gedumpt; en/of
-een (personen)auto (Citroen, type AX, kenteken [kenteken]) op het Landgoed De Blauwe Hoef (mede)verplaatst;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leid[voorletters getuige]
[medeverdachte]dachte] e[medeverdachte]deverdachte] op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) met dat opzet met een of meerdere vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) afgevuurd op en/of in het hoofd, in elk geval op en/of in het lichaam van voornoemde perso(o)n(en), (mede) tengevolge waarvan die perso(o)n(en) is/zijn overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld
en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten moord en/of (gekwalificeerde) doodslag op [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een diefstal (met geweld) van een hoeveelheid drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum en/of een poging tot diefstal (met geweld) van een hoeveelheid drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum, en welke doodslag (op voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer]) werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft verdachte met dat opzet:
-zich (op een motor en/of met/in een (personen)auto en/of een ander vervoermiddel) begeven naar de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef); en/of
-als bodyguard en/of lijfwacht van voornoemde [medeverdachte] gefungeerd/opgetreden ten tijde van het moment dat die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] aan kwamen rijden en/of langsreden en/of ten tijde van het moment dat die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht; en/of
-op en/of in de directe nabijheid van de plaats alwaar die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] om het leven is/zijn/werden gebracht (Landgoed De Blauwe Hoef) staan wachten en/of aldaar op de uitkijk gestaan, teneinde bij onraad te kunnen waarschuwen; en/of
-het/de licha(a)m(en) van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] uit een (personen)auto (Citroen, type AX, kenteken [kenteken]) gehaald en/of (vervolgens) elders (in een 2 meter diepe en/of dichtbegroeide greppel) geplaatst en/of neergelegd en/of gedumpt; en/of
-een (personen)auto (Citroen, type AX, kenteken [kenteken]) op het Landgoed De
Blauwe Hoef (mede)verplaatst;
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of Tilburg, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, het lijk/de lijken van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] heeft verborgen en/of weggevoerd en/of
weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] te verhelen door met dat oogmerk het lijk/de lijken van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] in een (ongeveer 2 meter diepe en/of
dichtbegroeide) greppel te slepen en/of te plaatsen en/of te dumpen en/of (aldus) dat lijk/die lijken aan het (directe) oog te onttrekken;
art 151 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of te Tilburg en/of te Eindhoven, althans in het arrondissement Breda en/of het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, nadat er op of omstreeks 16 juli 1998 te Hilvarenbeek en/of te Tilburg (Landgoed De Blauwe Hoef), het misdrijf was gepleegd van moord en/of (gekwalificeerde) doodslag op [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een diefstal (met geweld) van een hoeveelheid drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum en/of een
poging tot diefstal (met geweld) van een hoeveelheid drugs (waaronder XTC-pillen) en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid boriet/boryd en/of een hoeveelheid black platinum, althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer
voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
-een (personen)auto (Citroen, type AX, kenteken [kenteken]) op het Landgoed De Blauwe Hoef verplaatst; en/of
-een (personen)auto (Mercedes, kenteken [kenteken]) verplaatst van Hilvarenbeek en/of Tilburg (Landgoed De Blauwe Hoef) naar Eindhoven en/of naar een andere gemeente in Nederland;
art 189 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Door de raadslieden van verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging dient te worden verklaard op een tweetal gronden, te weten
1. Schending van artikel 6 EVRM.
Door de officier van justitie is voor deze zaak relevante informatie welke is opgenomen in het dossier dat indertijd is opgemaakt in het oorspronkelijke onderzoek (196 ordners) niet in het thans (in de cold case-zaak) voorliggende strafdossier opgenomen.
2. Uitluisteren van onderschepte communicatie met geheimhouder, te weten
een aantal gesprekken tussen verdachte en diens raadsman zijn integraal uitgeluisterd.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard geen belang te hebben bij een niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie nu voor hem slechts een uitkomst in deze zaak dient te volgen en wel een volledige vrijspraak.
Wellicht dat op grond van deze verklaring geoordeeld zou kunnen worden dat het verweer door de verdediging gedaan gepasseerd moet worden als zijnde door verdachte zelf niet gewenst. De rechtbank is echter van oordeel dat, waar de raadsman dominus litis is, het in het belang van verdachte en een juiste procesvoering nodig geacht moet worden op het verweer te responderen.
Ten aanzien van de door de verdediging aangevoerde verweren overweegt de rechtbank het navolgende:
1. Niet is kunnen blijken dat in de door de verdediging veronderstelde relevante stukken uit het oorspronkelijke onderzoek enige concrete aanwijzing, belastend noch ontlastend, richting verdachte is te lezen. In dit licht bezien doen door de verdediging geopperde aanwijzingen die wellicht zouden kunnen duiden op een veronderstelde betrokkenheid dan wel verdenking van andere personen met betrekking tot de strafbare feiten niets af aan het al of niet op enige wijze betrokken zijn van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De eventuele bewijsvoering dat verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten kan slechts worden geput uit het thans voorliggende (cold-case) onderzoek. Overigens bevat ook het strafdossier in deze strafzaak meerdere bescheiden waaruit kan worden opgemaakt dat er aanwijzingen waren die wellicht zouden kunnen duiden op een veronderstelde betrokkenheid dan wel verdenking van andere personen met betrekking tot de strafbare feiten. Gesteld kan dan ook worden dat verdachte door het niet in het thans voorliggende strafdossier opnemen van bescheiden uit het oorspronkelijke onderzoek niet in zijn verdediging wordt geschaad.
2. Het verweer dat een aantal telefonische gesprekken tussen verdachte en zijn raadsman integraal is uitgeluisterd door het Openbaar Ministerie, zodat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard, is reeds eerder door de verdediging gevoerd. De rechtbank heeft om die reden de raadsman niet in de gelegenheid gesteld dit verweer verder toe te lichten. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit verweer ambtshalve nogmaals te toetsen op basis van hetgeen destijds door de raadsman daaraan ten grondslag is gelegd, opdat aan de rechten van verdachte ten volle recht wordt gedaan.
De rechtbank handhaaft ook in deze samenstelling als oordeel van deze rechtbank
hetgeen ter zitting van 18 maart 2005 is beslist. Voor alle duidelijkheid herhaalt de
rechtbank de belangrijkste overwegingen:
"Artikel 126 aa Wetboek van Strafvordering regelt de voeging van gegevens die zijn verkregen
via onder andere het opnemen van telecommunicatie (tappen). Dergelijke gegevens dienen op de
voet van artikel 152 Wetboek van Strafvordering in een proces-verbaal te worden vastgelegd, nu
in dat artikel geen enkele uitzondering is opgenomen. Het vastleggen van de inhoud van een
telefoongesprek is dan ook niet in strijd met deze artikelen.
Ten aanzien van gesprekken met geheimhouders voorziet lid 2 van art. 126 aa Wetboek van
Strafvordering in een bijzondere regeling, welke is uitgewerkt in een algemene maatregel van
bestuur. Die maatregel behelst niet alleen dat gesprekken inhoudelijk worden uitgewerkt, maar
ook dat vernietiging van gegevens daaruit pas plaatsvindt nadat die gegevens bekend zijn
geworden. De wet beperkt de toepasselijkheid van deze maatregel blijkens art. 126 aa lid 2
Wetboek van Strafvordering tot die mededelingen ten aanzien waarvan de geheimhouder zich
als getuige zou kunnen verschonen wanneer hij als getuige naar de inhoud van die mededelingen
zou worden gevraagd.
Er dient derhalve onderscheid te worden gemaakt tussen dat wat onder het verschoningsrecht valt en
dat wat er niet onder valt. Het vastleggen van de inhoud dient dan ook mede om controle op dat
aspect mogelijk te maken. Het vastleggen van de inhoud is echter ook noodzakelijk om te kunnen
controleren of er wel sprake is van een gesprek met een geheimhouder. De controle op die aspecten
is door de wetgever in eerste instantie bij de officier van justitie gelegd.
Het niet (verder) beluisteren van een gesprek zodra duidelijk zou zijn dat er wordt gebeld naar
een nummer dat aan een geheimhouder toebehoort of zodra, bijvoorbeeld door het noemen van
de naam van een advocatenkantoor duidelijk zou kunnen zijn dat er met een geheimhouder wordt
gebeld, zou aan de officier van justitie de mogelijkheid ontnemen om gebruik te maken van die
aan hem toekomende controlebevoegdheid.
Door het Europees Hof is op 25 november 2004 beslist dat de Nederlandse regelgeving inzake
het afluisteren en opnemen van telefoongesprekken in het kader van strafrechtelijk onderzoek, waaronder het tappen van gesprekken waaraan advocaten in hun hoedanigheid van rechtshulpverlener deelnemen, voldoende precies en begrijpelijk is en voldoende waarborgen biedt om te kunnen worden aangemerkt als “recht” in de zin van artikel 8 lid 2 van het EVRM. In zijn oordeel heeft het Hof voornoemde regelgeving uit maart 2002 betrokken.
Die beslissing houdt mitsdien in dat het tappen van gesprekken met advocaten en het verwerken
daarvan in een proces-verbaal niet ongeoorloofd is.
Gesteld noch gebleken of aannemelijk gemaakt, is dat tijdens de gesprekken gevoerd tussen
verdachte en zijn raadsman zaken naar voren zijn gekomen die direct of indirect zouden kunnen
wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij de onderhavige zaak en dat op basis daarvan
handelingen zijn verricht in het onderzoek die niet verricht hadden mogen worden omdat zij
gebaseerd zijn op een gesprek met een geheimhouder. Mocht daarvan sprake zijn dan zou de
rechtbank hebben te onderzoeken wat de ernst en de omvang van de inbreuk is geweest op de
rechten van verdachte en de gevolgen die dit op het strafrechtelijk onderzoek en de positie van
verdachte daarin heeft gehad en of die inbreuk zodanig is dat dit dient te leiden tot niet-
ontvankelijkheid van de officier van justitie. Die situatie doet zich thans niet voor.
Vorenstaande leidt tot het oordeel dat het verweer dat de Officier van justitie niet ontvankelijk
zou zijn in zijn vervolging wordt verworpen voor zover het gaat om het inhoudelijk beluisteren
van telefoongesprekken."
Voorzover door de verdediging, met de verwijten jegens het Openbaar Ministerie over het gestelde lichtvaardig vervolgen van verdachte, heeft willen betogen dat dit grond zou vormen voor een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, wijst de rechtbank dit verweer af.
Immers het feit dat getuigen jaren nadat de gebeurtenissen waarover zij een verklaring hebben afgelegd tijdens een indringende ondervraging door de verdediging niet meer precies kunnen verklaren wat zij weten of niet meer precies verklaren in overeenstemming met hetgeen zij eerder hebben verklaard, maakt de afgelegde verklaringen niet zodanig dat het Openbaar Ministerie, mede bezien in het licht van de overige tegen verdachte bestaande ernstige bezwaren, waaronder met name het aantreffen van een haar van verdachte in de bij de ernstige delicten betrokken auto, die verklaringen niet mocht betrekken in de beslissing om verdachte te vervolgen of de reeds aangevangen vervolging voort te zetten. Vastgesteld moet worden dat tegen verdachte ernstige bezwaren bestonden en een vervolging rechtvaardigden.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank behoeven de navolgende door de officier van justitie in zijn requisitoir naar voren gebrachte onderdelen ten aanzien van de bewijsvoering nadere bespreking:
1. de verklaringen van de getuigen [voorletters getuige] [getuige] en diens zonen [voornaam] [medeverdachte] en [voo[naam]] [medeverdachte], ondersteund door hetgeen door hen in diverse (afgeluisterde) telefoongesprekken wordt gezegd.
2. de aangetroffen haren die aan verdachte gerelateerd kunnen worden.
3. leugenachtige verklaringen van verdachte.
Ad 1.
De verklaring van [getuige] geeft op vele punten informatie over feiten en omstandigheden die alleen aan de dader bekend zouden kunnen zijn. Hetgeen hieromtrent wordt verklaard
acht de rechtbank dan ook betrouwbaar.
Hetgeen die verklaring van [getuige] echter behelst over de bij de moorden betrokken personen, met uitzondering van [voornaam] [medeverdachte] en [voornaam] [medeverdachte], is echter wisselend.
In zijn verhoor van 10 september 2003 verklaart [getuige] dat bij de liquidatie door [voornaam] [medeverdachte] en [voornaam] [medeverdachte] ook [medeverda[verdachte] en [medeverdachte] betrokken waren. De naam van verdachte wordt in dat stadium slechts genoemd als iemand die behoort tot de criminele kring waarvan [voornaam] [medeverdachte] deel uitmaakte, tot welke kring volgens [getuige] ook andere door hem met name genoemde personen behoorden. Tijdens het verhoor op 16 maart 2004 bij de rechter-commissaris, in het onderzoek tegen de verdachten [verdachte] en [verdachte], wordt verdachte zelfs uitdrukkelijk genoemd als een persoon die niet bij de moorden betrokken is, waar [getuige] aangeeft dat de 4e en 5e man bij deze moorden niet zijn zoon [naam] en verdachte zijn.
Op grond van deze gang van zaken in de verhoren, moet worden geconcludeerd dat hetgeen deze getuige vertelt over de betrokkenheid van verdachte bij de moorden, niet kan zijn gebaseerd op hetgeen hij uit de schriftelijke informatie waarover hij volgens zijn verklaring had beschikt, heeft geput en evenmin op mededelingen van [voornaam] [medeverdachte] over deze gebeurtenissen. Immers als dat het geval zou zijn geweest, dan valt niet in te zien waarom deze getuige niet direct bij aanvang van zijn verklaringen de naam van verdachte als betrokken bij de moorden heeft genoemd. Nu dat niet is gebeurd, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de naam van verdachte naar voren is gekomen op basis van andere informatie dan die welke hij via de notities van [voornaam] [medeverdachte] had verkregen. Dat deze gang van zaken mogelijk is kan worden aangenomen op basis van de eigen verklaring van deze getuige, die in zijn verklaring van 16 maart 2004 ten overstaan van de rechter-commissaris in het onderzoek tegen [verdachte] en [verdachte], aangeeft dat zijn informatie afkomstig is uit 4 bronnen, namelijk de blocnote van [voornaam], losse opmerkingen van [voornaam], specifieke dingen die hij van een derde hoorde en overige verhalen.
De verklaringen van de zoons van deze getuige zijn te weinig gedetailleerd om als bewijs te dienen voor de directe betrokkenheid van verdachte bij de moorden. [naam] [medeverdachte] verklaart tijdens zijn verhoor op 15 maart 2005 bij de rechter-commissaris op de vraag wie de bodyguard van [voornaam] was, dat dit volgens zijn broer verdachte was. [voornaam] [medeverdachte] verklaart op 13 januari 2004, na verteld te hebben over [voornaam] [medeverdachte] en [voornaam] [medeverdachte], dat hem eind jaren negentig niet bekend was of er nog andere betrokkenen waren bij de liquidaties.
Hetgeen vorenvermelde getuigen verklaren over het feit dat verdachte bodyguard zou zijn geweest van [voornaam] [medeverdachte] in de tijd dat de moorden werden gepleegd, is te weinig toegespitst op een concreet tijdstip om op basis daarvan als vaststaand aan te nemen dat verdachte toen de bodyguard van [voornaam] [medeverdachte] is geweest. Niet uit te sluiten valt dat getuigen informatie uit verschillende hoek hebben gecombineerd of spreken over een periode gelegen na de moorden, die zij in hun herinnering plaatsen rond het tijdstip van de moorden. Immers indien verdachte bodyguard zou zijn geweest van [voornaam] [medeverdachte] dan is moeilijk verklaarbaar waarom [voornaam] [medeverdachte] op de dag van de moorden nog aan zijn broer [naam] vraagt of die als bodyguard wil meegaan.
Een dergelijk verzoek van [voornaam] [medeverdachte] aan zijn broer, terwijl verdachte toen de vaste bodyguard van [voornaam] [medeverdachte] zou zijn, is alleen begrijpelijk indien er van wordt uitgegaan dat verdachte die avond verhinderd was, hetgeen past bij hetgeen getuigen verklaren over zijn overwerk. Dit uitgangspunt maakt het dan echter nagenoeg onmogelijk dat verdachte die avond na zijn overwerk aanwezig is geweest bij de moorden te Hilvarenbeek. Indien ervan wordt uitgegaan dat verdachte niet heeft gewerkt, dan kan het verzoek van [voornaam] [medeverdachte] aan zijn broer om als bodyguard te fungeren, alleen worden verklaard vanuit de visie dat verdachte geen bodyguard was.
De officier van justitie heeft nog gesteld dat de verklaringen van de getuigen [naam] en [voornaam] [medeverdachte] betrouwbaar zijn, nu dit door tapgesprekken wordt ondersteund. Bij de stelling van de officier van justitie dat sprake zou zijn geweest van onbevangen gesprekken over de telefoon plaatst de rechtbank vraagtekens nu in enkele gesprekken de betrokkene zich onomwonden wendt tot degene die verondersteld wordt mee te luisteren.
Op grond van vorenstaande kan op basis van deze verklaringen geen betrokkenheid worden aangenomen van verdachte bij de -in ieder geval- onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde feiten.
Ad 2.
Kern voor de gevolgtrekkingen die kunnen worden geplaatst bij de in de Citroën aangetroffen haar van verdachte is of een zogenaamde 'secondary transfer' uitgesloten dan wel volstrekt onaannemelijk kan worden geacht.
De rechtbank stelt vast primair vast dat reeds op grond van de verklaring van de getuige-deskundige prof.dr. Knijff een 'secondary transfer' niet uit te sluiten is. Ten aanzien van de mate van aannemelijkheid dat mogelijk sprake zou kunnen zijn van een zodanige overdracht merkt de rechtbank op dat de betreffende auto bij het aantreffen op 17 juli 1998 door de technische recherche slechts aan de buitenzijde is onderzocht. Vervolgens zijn -blijkens een door de raadsman bij zijn pleitnota gevoegd krantenartikel- op diezelfde dag op de plaats waar de Citroën was aangetroffen een (groot) aantal personen toegelaten en hebben deze personen -in ieder geval- rondom deze auto gestaan. Van belang daarbij is dat de auto niet was afgesloten en een van de ramen kapot was.
Daarna is de auto onafgedekt vervoerd naar de garage bij het politiebureau te Tilburg waar hij enkele dagen heeft gestaan en vervolgens is op 20 juli 1998 door het NFI een onderzoek aan de binnenzijde verricht waarbij de betreffende haar is aangetroffen.
Of zich bij vorenstaande gebeurtenissen een omstandigheid heeft voorgedaan die een verklaring zou kunnen geven voor de aanwezigheid van de haar van verdachte is indertijd niet onderzocht en valt thans niet meer na te gaan.
Gelet op vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat een 'secondary transfer' niet valt uit te sluiten waardoor de veronderstelde bewijskracht van deze haar komt te vervallen.
Ten overvloede wijst de rechtbank er op dat de enkele aanwezigheid van deze haar ook geen enkele indicatie geeft welke handelingen dan ook door verdachte ter plaatse in het kader van de levensberovingen zouden kunnen zijn gepleegd. Minimaal zou hierin een aanwijzing kunnen worden gezien dat verdachte zich op enig moment in de Citroën heeft bevonden hetgeen zou kunnen wijzen op mogelijke handelingen met betrekking tot de Citroën zoals opgenomen in het onder 4. ten laste gelegde feit. Echter bij gebreke van enig aanvullend bewijs is dit mogelijk handelen niet zodanig te concretiseren dat dit tot een bewezen-verklaring zou kunnen leiden.
Ten aanzien van de in de Mercedes aangetroffen haar stelt de rechtbank vast dat deze slechts een zogenaamd mitochondriaal DNA-profiel ten aanzien van verdachte vertoont en dat dit onvoldoende is om aan rechtstreekse bewijsvoering te kunnen bijdragen. De rechtbank verwijst naar hetgeen in de toelichting van het NFI bij de DNA-bepaling van mitochondriaal DNA is opgenomen.
Ad 3.
Verdachte wordt verweten op en tweetal punten leugenachtig te hebben verklaard.
1. Ten aanzien van het tijdstip dat hij [voornaam] [medeverdachte] zou hebben leren kennen.
Hieromtrent is een groot aantal getuigen gehoord. Van de getuigen die wijzen in de richting van een periode van vóór juli 1998 geven slechts [getuige] en [verdachte] concreet in de tijd bepaalde verklaringen. Hetgeen de getuige [naam getuige] hieromtrent verklaard kan, gelet op de link die zij legt met het toenmalige woonadres van verdachte, mede duiden op een tijdstip kort na juli 1998; de getuige [naam] [medeverdachte] verklaart slechts omtrent hij heeft gehoord van de getuige [voornaam] [medeverdachte] die echter geen duidelijke tijdsbepaling geeft.
Daar tegenover staan de getuigenverklaringen van [namen van 5 getuigen] die ieder voor zich met een tijdsbepaling duiden dat verdachte [voornaam] [medeverdachte] heeft leren kennen ná juli 1998.
Gelet op vorenstaande kan niet worden gesteld dat deze verklaring van verdachte als leugenachtig kan bijdragen aan de bewijsvoering.
2. Ten aanzien van zijn aanwezigheid op enig moment in de Citroën.
Reeds uit hetgeen hiervoor door de rechtbank is overwogen omtrent de 'secondary transfer' kan ook de verklaring van verdachte dat hij nimmer in de Citroën heeft gezeten niet als leugenachtig voor de bewijsvoering worden gebezigd.
Tot zover de overwegingen aangaande de directe bewijsvoering.
Voorts overweegt de rechtbank het navolgende:
? Verdachte heeft geweigerd om een toelichting te geven omtrent de omstandigheden
rondom de gebeurtenis waarbij hij door zijn been is geschoten. Wat er verder zij van deze opstelling van verdachte; niets wijst er op dat zijn weigering hieromtrent te verklaren ter zake iets kan bijdragen aan de bewijsvoering voor hetgeen hem aan feitelijk gedrag in de ten laste gelegde feiten wordt verweten. De stelling van de officier van justitie dat verdachte deze schotwond mogelijk heeft opgelopen bij het van hem afhandig maken van de veronderstelde buit die door [voornaam] [medeverdachte] en [voornaam] [medeverdachte] bij de liquidatie van [slachtoffer] en [slachtoffer] zou zijn verkregen en bij verdachte in bewaring zou zijn gegeven, is onvoldoende aannemelijk gemaakt, temeer nu de vermeende schutter hieromtrent nimmer door de politie is gehoord.
? Op enig moment zouden door verdachte diverse personen direct dan wel indirect zijn
bedreigd. Hieromtrent heeft de rechtbank in het strafdossier -naast de veelal de auditu verklaringen ter zake- geen rechtstreeks bewijs kunnen vinden.
? Door het Openbaar Ministerie zijn kanttekeningen geplaatst rond de gang van zaken
voorafgaand aan het verhoor van de getuigen die zouden kunnen verklaren over het werk dat verdachte op de avond van de moorden zou hebben verricht en mitsdien bij de waarde die aan deze verklaringen kunnen worden gehecht. De rechtbank is met het OM van oordeel dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij die gang van zaken.
Immers er heeft een bijeenkomst plaats gevonden tussen de raadsman van verdachte en een groot aantal van de te horen getuigen, terwijl het beter ware geweest dat de raadsman met elk van de getuigen afzonderlijk een gesprek zou hebben gehad. De rechtbank laat dat echter buiten beschouwing, aangezien hetgeen die getuigen verklaren in het licht van vorenstaande niet beslissend is, noch voor de vraag of verdachte betrokken is geweest bij de liquidatie, noch voor de vraag of hij daar niet bij betrokken is geweest, nu uit de andere bewijsmiddelen niet reeds het bewijs voor zijn betrokkenheid volgt.
8 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Peters en mr. Zuidema, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Joosen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 mei 2006.